69 nachten

Habibi

Craig Thompson (vert. Waldemar Noë)

Craig Thompson brak in 2003 wereldwijd door met zijn autobiografische werk Een deken van sneeuw, een dik boek over een strenge christelijke opvoeding, een puber die zich een buitenstaander voelt, een korte maar heftige vakantieliefde en de kiem van Thompsons kunstenaarschap. Bij vlagen was dit een geserreerd verteld en begeesterd getekend boek, bij andere vlagen een te lang uitgesponnen, vervelend simpel en larmoyant drama.

Aan ambitie heeft Thompson geen gebrek. In 2011 verscheen Habibi, nog dikker, beter getekend en zich ver van zijn bed afspelend. Hij vermengt de verhalen uit de Koran, de Bijbel en de Verhalen van duizend-en-een-nacht met elkaar, vertelt de geschiedenis van twee kinderen die op elkaar zijn aangewezen, het geheel overgoten met symboliek en geplaatst tegen een achtergrond van soms tijdloze, soms zeer hedendaagse kritiek op hoe de mens omspringt met de medemens en de aarde. Dan zijn er nog belangrijke subplots over voortplanting en het moederschap, de kracht van het vertellen van verhalen, de positie van vrouwen en slaven in de Arabische wereld en het verbod op figuratieve kunst in de Koran. Letterlijk en figuurlijk een zwaar boek: het weegt meer dan anderhalve kilo.

De spookcourtisane van de woestijn

Het meisje Dodola en de negen jaar jongere Zem leven op een schip dat in de woestijn gestrand is. Ze worden gescheiden als Dodola wordt opgenomen in de harem van de sultan en Zem door de stad zwerft en aansluiting vindt bij een groep eunuchen.

Waar in Duizend-en-een-nacht Sheherazade haar leven rekt door de sultan avond aan avond een verhaal zonder afloop te vertellen, werkt Dodola op een andere manier met climaxen. Als ze wordt gevangen door de mannen van de sultan, is die benieuwd naar haar vanwege haar bijnaam ‘de spookcourtisane van de woestijn’. Hoewel ze een ontsnapte slaaf is, en geen maagd meer, mag ze toetreden tot zijn harem. In zijn woorden: ‘Ik voel me aangetrokken tot de fantasie. Morele codes en restricties vervelen me.’ In eerste instantie krijgt ze de opdracht de sultan zeventig nachten achter elkaar te bevredigen. Als de daarin slaagt, wint ze haar vrijheid terug. Anders wordt ze onthoofd. In de laatste nacht blijkt de sultan toch verveeld. Ze krijgt een herkansing: als ze een kruik met water kan veranderen in goud, dan spaart hij haar leven. Ze wendt zich niet tot de alchemie, maar verzint een list, waardoor haar oplossing niet wordt geaccepteerd. Ze wordt ter dood veroordeeld en in een zak met stenen het stuwmeer in gegooid. Ternauwernood weet Zem haar van de verdrinkingsdood te redden.

Laat ik voorop stellen dat Thompson schitterend kan tekenen. Zijn actiescènes zijn spannend, hij tekent zijn personages afwisselend karikaturaal (zoals de voltijds flatulerende hofdwerg) en sensueel (zoals de vele naakten, in het bijzonder Dodola). In zowel realistische tekeningen als verwrongen nachtmerries overdondert hij de lezer. Hij varieert met licht en donker, met achtergronden en met versieringen.

Ook figuratief gezien haalt Thompson veel uit de kast. De kaders dansen met het verhaal mee. Soms zijn ze statisch, soms met zwoele lijnen getekend, soms ontbreken ze en soms volgen ze de oriëntaalse versierkunst. Zijn verluchtigingen getuigen van respect voor die traditie en van vakmanschap.

Met de vele sprongen in de tijd, tempowisselingen en verschillende perspectieven weet hij het verhaal meeslepend te vertellen en blijft de complexe plot prima te volgen.

Water, water en nog eens water

Thompson neemt dus een ontzagwekkende hoeveelheid hooi op zijn vork. Hij jongleert met verhaallijnen en symboliek, goochelt met culturele en religieuze allusies, pimpt het boek met veel seks en naakt en hij tekent het geheel werkelijk virtuoos. Maar met zijn neiging de symboliek met dikke lagen uit te smeren en alles voor te kauwen, worden de veelomvattendheid van de thematiek en de beeldvullende illustraties soms ronduit verstikkend.

Als het verhaal vordert, blijkt het zich niet in een duistere middeleeuw af te spelen, noch ergens in de jaren zeventig, maar in een hypermodern heden. Tot op honderd pagina’s van het eind wanen we ons in een achterlijk feodaal rijk, met slavernij, eunuchen en vrijblijvende moordpartijen. De sultan van Wanatolië blijkt echter een volstrekt decoratieve rol in dit verder hypermoderne woestijnstaatje te spelen. Buiten het paleis strekt zich een uitgebreide, moderne stad uit, met zijn eigen problemen en wreedheden.

Let wel: Wanatolië is dus niet een door olie stinkend rijk geworden sultanaat. Het echte vloeibare goud is water. Er blijkt nog een tweede buiten te zijn, dat tot grote rijkdom is gekomen door de stuwdam die de hele regio van water kan voorzien. De macht ligt uiteindelijk bij degene die die dam beheert. Daarom moet Dodola ook een kan water in goud veranderen. Daarom betekent Zems naam watervinder. Daarom komt hij in een waterbottelarij te werken (‘Ik heb water meegebracht.’ ‘Je maakt je naam weer eens volledig waar.’). Daarom wonen Zem en Dodola in een schip in de woestijn. Daarom redt Zem Dodola nog net van de verdrinkingsdood. En daarom wordt een druppel inkt een rivier.

Dat is allemaal te veel.

Ware castratie komt voort uit de ziel

Nog een voorbeeld van die overkill. Zem heeft grote moeite met zijn eigen seksuele ontwikkeling. Als hij pubert op de woestijnboot, merkt hij dat hij gevoelens begint te ontwikkelen voor Dodola, pleegmoeder, adoptiezus en lerares tegelijk. Niet zo vreemd: Dodola is de enige vrouw in de wijde omtrek. Hij is er ook nog eens getuige van geweest hoe Dodola aan haar bloemrijke bijnaam is gekomen, maar durfde niet in te grijpen, kon haar niet redden. Als Zem masturbeert, haalt Thompson een Bijbelcitaat over Mozes aan: ‘Steek uw hand in uw boezem, zij zal er wit uitkomen, zonder kwaad.’ Misschien niet al te smakelijk gekozen, maar Zem neemt deze raad niet ter harte. Hij houdt er een levenslange fobie voor seks aan over, zo erg dat hij zich later laat castreren, ‘een operatie om mijn lichaam simpel en puur te maken. Het overbodige – het vleselijke – werd eraf gesneden. Het was zo bevrijdend verlost te zijn van die zondige tumor die tussen mijn benen bungelde.’ En voor wie het nog niet begrepen heeft, volgt er nog ‘de operatie is een symbool, een fysiek verbond. Ware castratie komt voort uit de ziel.’ En ook: ‘de gave om te reproduceren, om deel te nemen aan de schepping, hakte ik af.’ En tenslotte opgeladen met een heuse poëtische metafoor: ‘Nu heb ik geen pen meer om mee te schrijven.’

Al die symboliek die zichzelf en het leesgenot wurgt, maakt dit boek tot een pil die zwaar op de maag ligt. Maar soms is het wel degelijk raak. Als in een prachtige paginalange sequentie in drie verhaallijnen onder elkaar de kracht van het vertellen van verhalen, het dagelijkse overleven op het woestijnschip en de ontluikende seksuele ontwikkeling van Zem aan de hand van het badritueel worden getoond, blijkt Thompsons aanpak wel te kunnen werken.

Oriëntalisme, of exotisme, of hoe heet het

Ik kan mijn vinger er niet helemaal achter krijgen, maar er klopt nog iets niet aan dit boek. Een voorbeeld: Dodola vertelt Zem al jaren verhalen van al dan niet religieuze aard. Ze heeft nooit enige blijk gegeven van een mening over deze verhalen, of er een morele uitspraak over gedaan: het was allemaal onderdeel van Zems opvoeding en vorming. Na haar avonturen in het paleis van de sultan en na lange tijd op het randje van de dood te hebben gebalanceerd, pakt ze de traditie weer op. Ze vertelt Zem in een koortsige toestand een verhaal, maar dit keer spuwt ze haar gal: ze vindt het ‘vrouwonvriendelijk, racistisch… het belastert de nakomelingen van Cham’ (de zwarte zoon van Noach). Noem het een catharsis, of voor mijn part een geloofscrisis, maar ik vind het onwaarschijnlijk. Toch opent dit moment van inzicht voor Zem en Dodola de weg naar een andere manier van leven: ze vormen nu een koppel, Zem krijgt een baan en zijn onvruchtbaarheid wordt op een materialistische manier opgelost. Tenslotte keren ze zich van die ziekmakende samenleving af. Happy end.

Thompson grijpt de crisis van zijn hoofdpersonages aan om precies op dat moment een religieus bezwaar tegen het boek, gebaseerd op het beeldverbod, tegen te spreken. Ergens in Zems litanie verweeft hij belangrijke religieuze teksten als ‘het scheppen van beelden schendt het heiligste gebod. Alleen God is de aanbidding waardig.’ En ‘[h]ij die beelden maakt zal het zwaarst gestraft worden op de dag der opstanding. Elke schilder zal naar de Hel gaan, en voor elk portret dat hij heeft gemaakt zal een ziel worden aangewezen om hem in de Hel te straffen.’

Over zijn eigen geloofscrisis en breuk met het protestantisme heeft Thompson in Een deken van sneeuw al uitgebreid verteld, maar om hier de verantwoording voor zijn ‘godslasterlijke’ daad te verstoppen achter de opstandige woorden van zijn personages, is ronduit sluw, eigenlijk zelfs laf. Met zijn poëticale keuze om ongeveer alle figuren uit de Koran (alleen Mohammed draagt een sluier) en heel veel blote vrouwen te tekenen, had Thompson vóór zijn personages moeten gaan staan.

Dàt hij dit allemaal tekent, zal voor de meeste lezers geen probleem zijn, gesteld dat orthodoxen er niet over piekeren dit boek te gaan lezen. Hoewel dat geen belemmering hoeft te zijn om erg boos op een boek te worden. Maar het is een voorbeeld van de teneur van het boek: het durft niet tot een kern te komen. Op enkele plekken stipt hij het eco-thema aan: groeiende afvalbergen, slinkende voorraden grondstoffen en dan vlug verder. Je kunt Thompson niet verwijten dat hij dit thema aansnijdt en ik zou ook niet weten hoe zijn personages dit probleem zouden moeten oplossen. Het is een realiteit, maar zoals Thompson dit thema in het boek neerzet, is het gratuit. Het voegt aan het verhaal niets toe, maar het is toch even vermeld dat er een zooitje van wordt gemaakt.

Polygamie, moord, verraad en andere Middeleeuwse toestanden

Een ander bezwaar is dat het boek een soort lightversie van het Oriëntalisme uitdraagt. Er is een dramatisch liefdesverhaal dat zich afspeelt in een fictief sultanaat, doorsneden met een op het eerste gezicht integere manier van vertellen of uitbeelden van religieuze verhalen. De wreedheid van de verhalen en van de samenleving in het sultanaat worden door diepe liefde van de twee integere personages overwonnen, maar daarachter wordt het sultanaat neergezet als een achterlijke samenleving, met polygamie, moord, verraad en andere Middeleeuwse toestanden. Later in het verhaal blijkt het paleis van de sultan gelegen in een moderne samenleving, waar het liberalisme hoogtij viert: de macht over het water en de grenzeloze rijkdom leiden tot uitbuiting van de arbeiders, moord, verraad en andere kapitalistische toestanden.

Ter nuancering: ik ben een voorstander van een goede aanval op kapitalistische of Middeleeuwse toestanden, maar Thompson heeft zijn liefdesverhaal ingebed in een groot verhaal over de Arabieren, die ondanks hun kunstzinnige geschiedenis en rijke verhalende traditie vooral brute barbaren zijn. Je kunt dit verhaal inclusief de topografische setting al dan niet zien als spiegel of metafoor voor onze Westerse maatschappij, maar dat is hieraan ondergeschikt. Zeker niet irrelevant, maar wel ondergeschikt. Virtuoos getekend, spannend verteld en symbolisch overladen Oriëntalisme, dus.

Links

Oog & Blik / De Bezige Bij, Amsterdam, 2011
ISBN 9789054923299
672p.

Geplaatst op 01/03/2012

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.