Biografie van een overlever

Hans Fallada. Alles in mijn leven komt terecht in een boek

Anne Folkertsma

Anne Folkertsma (1964) schreef een biografie over de Duitse auteur Hans Fallada (1893-1947). Eerder herzag ze de vertalingen van zijn boeken Wat nu, kleine man?, De drinker en Alleen in Berlijn. Daarnaast vertaalde zij In mijn vreemde land en nog niet zo lang geleden Een waanzinnig begin. Stuk voor stuk uitstekende vertalingen. En dat herzien heeft Folkertsma volgens mij zo grondig gedaan dat het alleen uit respect voor haar voorgangers is dat zij zich niet als vertaalster laat vermelden.

Het leven van Hans Fallada is in alle opzichten opmerkelijk te noemen. In 1893 wordt hij als Rudolf Ditzen in Greifswald aan de Oostzee geboren. Zijn vader is een hoge rechter en ook hij lijkt voorbestemd voor een carrière binnen de rechterlijke macht. Het loopt anders. In een op verzoek van zijn uitgever geschreven zelfportret uit 1932 lezen we:

Een matige tot slechte leerling die nooit eindexamen heeft gedaan, een schuchter, tot bangelijk man, die nooit ‘het nodige zelfvertrouwen’ heeft gekregen. Boer, boekhouder, administrateur, wetenschappelijk medewerker (op het gebied van de aardappelteelt), nachtwaker, rentmeester, advertentiecolporteur, journalist en momenteel boekenschrijver. Maar van plan dat niet voor altijd te doen, maar zich terug te trekken op het platteland en daar zijn eigen boontjes te doppen.

Inderdaad, dat is in een notendop een beschrijving van het leven dat Fallada tot dan toe heeft geleid. Maar hij heeft wel het een en ander weggelaten. Op zijn zeventiende besluit hij samen met een vriend zelfmoord te plegen. Om hun ouders niet in diskrediet te brengen doen ze alsof het een duel betreft. Fallada’s schot is raak en zijn vriend sterft. Hijzelf is niet geraakt en probeert zichzelf alsnog te doden door zich in de borst te schieten. Levensgevaarlijk gewond wordt hij gevonden. Hij wordt van moord beschuldigd, maar door tussenkomst van zijn vader belandt hij in een psychiatrische inrichting in plaats van in de gevangenis. Kortere en langere verblijven in psychiatrische inrichtingen zullen een constante in zijn verdere leven vormen.

Wanneer in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, meldt hij zich aan voor militaire dienst. Hij wordt afgekeurd en zal de oorlog grotendeels in psychiatrische klinieken doorbrengen, waar hij probeert te genezen van een morfine- en alcoholverslaving. In de jaren twintig maakt hij zich schuldig aan vermogensdelicten om zijn verslavingen te financieren. Tot twee keer toe wordt hij veroordeeld tot een gevangenisstraf.

De ontmoeting met Anna Issel eind jaren twintig vormt een keerpunt in zijn leven. In 1929 trouwen ze en komt er eindelijk wat rust in zijn leven. Niet dat het nu voorgoed gedaan is met zijn verslavingen, maar het is wel het begin van een uiterst vruchtbare periode die tot aan zijn voortijdige dood in 1947 zal duren.

In 1931 publiceert hij Bauern, Bonzen und Bomben. Deze roman betekent zijn doorbraak. Een jaar later volgt Kleiner Mann – was nun? Dat wordt zelfs een wereldwijd succes.

Allesbehalve een held

Inmiddels zijn de nazi’s aan de macht gekomen. De roman Wer einmal aus dem Blechnapf frißt, waarin Fallada zijn ervaringen in de gevangenis beschrijft, komt nog wel door de censuur aangezien het kritiek op het gevangeniswezen in de Republiek van Weimar betreft. Vanaf dat moment oefent hij zich in onzichtbaar zijn. Hij trekt zich terug op het platteland en in de boeken die hij vanaf dan publiceert probeert hij vooral geen aanstoot te geven. In de herdrukken van Kleiner Mann – was nun? is bijvoorbeeld het nodige geschrapt en aangepast. Een SA-man die met zijn kompanen regelmatig slaags raakt met politieke tegenstanders is in de genazificeerde versie plotseling een voetbalhooligan geworden.

Dat hij allesbehalve een held was heeft Fallada nooit ontkend. De ‘schuchtere’ en ‘bangelijke’ auteur omschreef zichzelf in de eerste plaats als een overlever. Die karaktertrek zien we bij veel van zijn romanpersonages terug. Het kost weinig moeite om in Enno Kluge uit Alleen in Berlijn of in Jachmann uit Wat nu, kleine man? verkapte zelfportretten van de auteur te zien. In 1944 loopt zijn huwelijk met Anna Issel ten einde. Tijdens een echtelijke ruzie gaat zijn pistool af en hij wordt beschuldigd van poging tot moord. Fallada wordt niet toerekeningsvatbaar verklaard en verdwijnt voor enkele maanden in een psychiatrische inrichting.

Tijdens zijn verblijf aldaar ontstaat zijn roman De drinker. Kort na zijn ontslag trouwt hij met de dertig jaar jongere oorlogsweduwe Ursula Losch, die eveneens met drugsproblemen kampt. Hoewel het vanaf dat moment snel bergafwaarts gaat met Fallada, slaagt hij er toch nog in twee van zijn beste boeken te schrijven: Uit mijn vreemde land en Alleen in Berlijn. De laatste roman schrijft hij, terwijl zijn lichamelijke toestand door overmatig alcohol- en morfinegebruik zorgwekkend is, in nauwelijks een maand tijd. In december 1946 wordt hij ernstig verzwakt door een ambulance afgeleverd bij het Charité-ziekenhuis in Berlijn. Daar schrijft hij nog een laatste brief aan zijn moeder. Met daarin de verzuchting:

Wat mankeert mij toch, moeder? Het ontbreekt me niet aan vlijt, noch aan volharding, noch aan ordelijkheid en zeker niet aan liefde maar vaak maak ik binnen een paar uur kapot waaraan ik maanden en jaren heb gebouwd.

Op 5 februari 1947 sterft hij, drieënveertig jaar oud, aan een slaapmiddelenvergiftiging.

Gewone Duitsers

Folkertsma is niet de eerste die zich aan een levensbeschrijving van Fallada heeft gewaagd. Vooral het zeer gedegen en alom geprezen More Lives than One. A Biography of Hans Fallada (1998) van de Ierse germaniste Jenny Williams mag niet onvermeld blijven. Je kan je dan ook afvragen wat Folkertsma hieraan denkt toe te voegen. In haar inleiding zegt ze hierover:

Veel literatuur over Fallada uit het verleden sprak een oordeel uit over de auteur op politieke gronden, andere titels oordeelden op psychologische gronden. Een groeiende categorie werken is wetenschappelijk van aard en richt zich op analyse van leven en werk. […] Hans Fallada. Alles in mijn leven komt terecht in een boek is een boek voor alle lezers, dat Fallada’s leven en werk zoveel mogelijk wil laten zien via zijn eigen getuigenissen en die van tijdgenoten.

Dat heeft onder andere tot gevolg dat Folkertsma haar eigen tekst laat voorafgaan door drie autobiografische teksten van Fallada die tezamen ongeveer een kwart van deze uitgave uitmaken. Voor de echte bewonderaars is dit een aardige bijkomstigheid, maar of dit ook voor de gewone lezer geldt? Het heeft er alle schijn van dat de biografe met deze ingreep een indruk van heuse authenticiteit heeft willen wekken. Alsof ze Fallada de toonzetting heeft laten bepalen van de gehele biografie. Dat werkt helaas niet zo, maar zorgt er hoogstens voor dat je het idee krijgt dat ze Fallada’s eigen teksten iets te snel voor waar heeft aangenomen. Dat dit vaak niet zo is, blijkt al snel als we de biografie zelf lezen. Toch blijft het gevoel nog even nazingen en dat is jammer.

Folkertsma schrijft in haar inleiding ook dat ze vooral wil duidelijk maken aan ‘welke druk schrijvers en andere kunstenaars blootstonden in het woelige Duitsland van het Derde Rijk en na de oorlog, en tot welke keuzes die druk bij Fallada heeft geleid’.

Tijdens de boekpresentatie sprak uitgever Christoph Buchwald op licht verwijtende toon over biografen uit de Angelsaksische wereld die zich met Fallada hadden beziggehouden. Dat zij steeds weer op politieke gronden een oordeel over de auteur probeerden te formuleren, had volgens hem te maken met een gebrek aan voeling met de Duitse leefwereld ten tijde van het Derde Rijk en daarna.

Deze opmerking klonk mij in de oren als een late echo van de zogenaamde Historikerstreit. Deze woedde in de tweede helft van de jaren tachtig in Duitsland naar aanleiding van een artikel van historicus Ernst Nolte in de Frankfurter Allgemeine Zeitung, ‘Die Vergangenheit, die nicht vergehen will’. Daarin stelt hij dat het blijkbaar onmogelijk was de Duitse misdaden in de Tweede Wereldoorlog voorgoed tot het verleden te laten behoren. Tegenstanders, onder wie filosoof en socioloog Jürgen Habermas, verweten Nolte en zijn medestanders dat zij de gruwelijke waarheid van het nationaalsocialisme en de Holocaust wilden bagatelliseren.

We zijn nu meer dan twintig jaar verder en men is veel genuanceerder gaan denken over de tegenstelling tussen dader en slachtoffer. Dat er een groot grijs gebied bestond tussen goed en kwaad, lijkt inmiddels gemeengoed. De gewone Duitser die in Duitsland bleef zonder verzet te plegen, wordt weer meer als mens gezien, niet alleen als meeloper of dader. En als er iemand aan deze grote groep Duitsers een stem heeft gegeven, is het wel Fallada. Misschien kon hij zo inlevend over deze kleine mensen schrijven omdat hij er zelf een was.

Fatsoenlijk?

Ja, Fallada mag weer. Of moet ik zeggen: kan weer? Sinds een paar jaar staan zijn boeken weer op de bestsellerlijsten, worden ze verfilmd en voor theater bewerkt. Waren het eerst zijn meeslepende kronieken over het leven van gewone mensen tijdens de republiek van Weimar, zoals Kleiner Mann – was nun?, de laatste tijd krijgen vooral zijn romans en dagboeken over het dagelijks leven tijdens het Derde Rijk de aandacht die ze verdienen. Met als onbetwist hoogtepunt In mijn vreemde land. Berichten uit de gevangenis, 1944. Hierin schetst hij een genadeloos eerlijk portret van een auteur die verkoos in nazi-Duitsland te blijven in plaats van het land te ontvluchten zoals veel van zijn collega-auteurs.

Fallada beschreef in zijn laatste boeken de Duitsers die waren gebleven niet als daders, misschien zelfs niet als medeplichtigen maar als mensen, als slachtoffers van een ‘verschrikkelijke oorlog’. In het voorwoord van Een waanzinnig begin, dat de eerste maanden na de bevrijding door de Russen van het oosten van Duistland tot onderwerp heeft, lezen we:

Dit boek is in wezen een ziektegeschiedenis gebleven, een bericht over de apathie die zich in april 1945 meester maakte van het grootste en vooral het fatsoenlijkste deel van het Duitse volk en waarvan veel mensen zich tot op de dag van vandaag (1946!) niet hebben kunnen bevrijden.

Jenny Williams begint haar biografie met een opsomming van wat Fallada wel niet allemaal was: alcoholist, morfinist, rokkenjager, delinquent en bajesklant… Ach, Fallada was zoveel. Maar is het eigenlijk wel van belang te weten wie hij was, vraag ik me na het lezen van deze biografie af? Is het niet veel belangrijker dat veel van zijn karakters één ding gemeen hebben: het verlangen anständig te zijn, fatsoenlijk. Al is het maar om uiteindelijk met een gerust hart te kunnen sterven, zoals het echtpaar Quangel uit Alleen in Berlijn.

De grote verdienste van Anne Folkertsma is dat zij Fallada in deze biografie heel dichtbij brengt. Hij begon me op den duur zelfs een beetje tegen te staan. Natuurlijk zit de echte Fallada vooral in zijn beste romans en daar kan helaas geen enkele biograaf tegenop.

Cossee, Amsterdam, 2015
ISBN 9789059366299
336p.

Geplaatst op 17/01/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.