Poëzie, Recensies

Dichter bij het volk

Het epos van sjeik Bedreddin

Nâzim Hikmet

De Turkse dichter Nazim Hikmet (1902-1963) schreef Het epos van sjeik Bedreddin toen hij in 1936 in de gevangenis van Bursa verbleef wegens het verspreiden van communistische propaganda. Het was niet de eerste keer dat Hikmet gearresteerd werd en het zou ook niet de laatste keer zijn. In januari 1938 werd hij opnieuw opgepakt en wegens politieke agitatie veroordeeld tot 28 jaar cel, waarvan hij er uiteindelijk 12 zou uitzitten. Kort na zijn vrijlating in 1950 werd hij opgeroepen voor militaire dienst. Hikmet vluchtte naar Moskou, waarop het Turkse staatsburgerschap hem ontnomen werd. Hij kreeg dat pas terug in 2009, meer dan vier decennia na zijn dood in 1963. De jaren in de gevangenis zijn cruciaal geweest voor Hikmet als mens én als schrijver. Hij is er in contact gekomen met het menselijke bestaan in zijn meest elementaire vorm en schreef er een aantal van zijn belangrijkste werken.

 

Geen strijd uit het verleden

De held van het epos, sjeik Bedreddin (1359-1420), was een mysticus met een syncretistisch religieus wereldbeeld in het teken van de ‘eenheid van het zijn’. Hij vertaalde zijn religieuze ideeën in een egalitaire politieke en sociale utopie die talloze ‘verworpenen’ in het Ottomaanse rijk van die tijd aansprak. Met zijn pantheïstische en tolerante religieuze denkbeelden ging hij regelrecht in tegen de sultan die van de soennitische variant van de islam de staatsgodsdienst wilde maken. Het zal geen verbazing wekken dat het verhaal van sjeik Bedreddin, die aan het begin van de vijftiende eeuw een gewapende opstand leidde tegen de Ottomaanse sultan, voor Hikmet geen strijd uit het verleden is.

Al op de eerste pagina van zijn epos gaat Hikmet in debat met een islamtheoloog die in 1925 een verhandeling over sjeik Bedreddin geschreven heeft. Punt van discussie is een passage uit de preken van de sjeik waarin deze pleitte om zaken als voedsel, vee en land, met uitzondering van vrouwen, als gemeenschappelijk en publiek eigendom te beschouwen. De theoloog betwijfelt of de sjeik met zijn ideeën over de ‘eenheid van het zijn’ die uitzondering voor vrouwen wel heeft gemaakt. Hikmet schiet onmiddellijk met scherp en maakt zijn persoonlijke politieke standpunt glashelder:

 

(…) er schoten mij twee zinnen van Marx en Engels te binnen: ‘Voor de bourgeois geldt zijn echtgenote gewoonlijk als een productiemiddel. Toen de bourgeoisie vernam dat de productiemiddelen gesocialiseerd zouden worden, trok zij vanzelfsprekend de conclusie dat deze socialisering ook op de vrouwen van toepassing was’. / Waarom zou de professor van de faculteit Theologie over Bedreddins middeleeuwse boerensocialisme niet net zo denken als de bourgeoisie over modern industrieel socialisme. Zijn vrouwen vanuit theologisch gezichtspunt dan geen eigendom?

 

Hikmet schakelt de opinies van de theoloog en van de bourgeoisie over het socialisme gelijk en verwijt beide de vrouw als ‘eigendom’ te beschouwen. Waar het om gaat in het socialisme is daarentegen bevrijding, gelijkheid en emancipatie. Met andere woorden: de strijd van toen is de strijd van nu. En precies dat wil Hikmet met zijn epos aantonen: ‘Ik bedenk dat die Bedreddin van mij moet worden bevrijd van het Arabisch schrift, de antieke pennendoos, de rietpen en het vloeipapier van deze professor van de faculteit Theologie.’  Bedreddin moet omgevormd worden tot een eigentijdse held.

In de eerste tien pagina’s van het epos – een soort proloog – vertelt Hikmet de geschiedenis van de sjeik: van zijn revolutionaire preken die vele volgelingen aantrekken (ook uit andere religies), over de opstand en de overwinningen, tot de uiteindelijke nederlaag en de wrede executies. Hikmet doet dat met een bloemlezing van uitspraken van auteurs die in het verleden over Bedreddin en zijn volgelingen hebben geschreven, veelal negatief en in termen van ‘samenzwering’, ‘ketterij’, ‘verdorven volgelingen’, et cetera. Hikmet wil een ander verhaal over Bedreddin vertellen door hem te ‘bevrijden’ uit de gevangenis van een conservatieve en reactionaire interpretatie. Dat Hikmet de sjeik ‘bevrijdt’ terwijl hij zelf in de gevangenis zit, maakt deel uit van een ironische dialectiek, die Hikmet zelf natuurlijk niet is ontgaan. In de proloog en de epiloog van het epos komt zijn gevangenschap expliciet ter sprake. Zijn volle literaire vrijheid als schrijver bereikte Hikmet immers pas achter de tralies, waar hij niet alleen Het epos van sjeik Bedreddin maar ook zijn magnum opus Mensenlandschappen zou schrijven.

 

Verhalen van gevangenen

Hikmet introduceerde eind jaren twintig het vrije vers in de Turkse poëzie en werd meteen de eerste moderne Turkse dichter. Zijn originaliteit, die al snel internationaal werd erkend, ligt in de vermenging van avant-gardistische en populaire elementen. In de jaren twintig vluchtte hij, na een engagement met de onafhankelijkheidsbeweging van Mustafa Kemal Atatürk, illegaal naar Moskou, waar hij sociologie studeerde. Hij kwam er niet alleen in contact met het marxisme, maar ook met de ideeën van de futuristen, de poëzie van Majakovski en het theater van Meyerhold. Van Majakovski leerde hij het schrijven in trapsgewijze verzen, waardoor de dichtregels zich over de hele bladspiegel verspreiden en een ruimtelijke dynamiek creëren. Hikmet exploreert vooral de epische en panoramische dimensies van deze techniek. De titel Mensenlandschappen vat dat allemaal samen.

Zowel in het Turkije als in de nog jonge Sovjet-Unie van de jaren twintig was Hikmet getuige van de armoede en de ellende van boeren en arbeiders. Die gevoeligheid voor het bestaan van de gewone mensen vertaalde zich in zijn poëzie in een grote aandacht voor hun levensverhalen, hun lijden en hun moed, én in een interesse voor de ritmes en de eenvoud van volkspoëzie en populaire liedjes. De eerste toehoorders van Hikmets werk waren vaak ongeschoolde en analfabete gevangenen, kleine en grote misdadigers, soms ook onschuldigen of politieke gevangenen. Veel van de verhalen en anekdotes die hij heeft opgetekend, heeft hij in de gevangenis gehoord. Zelf beweerde Hikmet dat hij zijn verzen zo lang herschreef tot zijn toehoorders ze begrepen. Komt daar nog bij dat het grootste deel van zijn poëzie niet tijdens zijn leven werd gepubliceerd, maar van hand tot hand en van mond tot mond werd doorgegeven. Het volk is Hikmets diepste inspiratie. ‘De bewegingen die revoluties op de wereld bewerkstelligen worden geboren uit de dromen en visioenen in het hart van een landman op de helling van een heuvel’, schreef James Joyce indrukwekkend in Ulysses, maar het beeld had zo uit de pen van Hikmet kunnen vloeien. Als weinig andere schrijvers uit de twintigste eeuw heeft hij naar de dromen en visioenen van de landman en de arbeider geluisterd en ze in zijn werken opgetekend.

In Het epos van Sjeik Bedreddin vertaalt de volkse inspiratie zich onder andere in het magische gegeven dat de dichter door een verschijning in het wit vanuit de gevangenis wordt meegevoerd naar de tijd en de wereld van Bedreddin. De schrijver wordt een directe getuige en evoceert in 14 zangen de sjeik en zijn leer, het enthousiasme bij zijn volgelingen, hun verzet en de uiteindelijke bloedige ondergang van de revolutionaire beweging.

 

Gebalde en intense eenvoud

Hikmets schriftuur ontwikkelt zich los tussen poëtisch proza en epische poëzie. Ondanks de ogenschijnlijke eenvoud van de verzen, maakt Hikmet gebruik van de meest uiteenlopende literaire technieken: van een ritmische afwisseling van lange en korte regels over suggestieve ellipsen tot de bezwerende herhaling van versregels. In volgende zinnen uit de proloog beschrijft hij de terdoodveroordeelden die in een cel boven de zijne opgesloten zitten:

 

Hoe vaak heb ik niet naar hun raam gekeken als wij overdag op de binnenplaats werden uitgelaten. Ze zijn met z’n drieën. Steeds zitten er twee rechts in het raam en eentje links. Men zegt dat degene die alleen zit het eerst werd gevangen genomen en zijn vrienden heeft verraden. Hij rookt ook het meest.

 

Een volledige roman over de schuld en de eenzaamheid van het verraad in slechts enkele zinnen!

Over de loop van de geschiedenis maakt Hikmet zich weinig illusies. Is het daarom dat hij de trieste afloop van de rebellie al meteen vertelt? Het universum dat hij oproept, is er een van strijd en bloedvergieten, tot in de metaforen toe: ‘Het was heet. / Bloedheet. / Als een bot mes met bebloed heft / zo heet. / Het was heet.’ Als Bedreddin gevangengenomen wordt, staat hij tegenover de sultan ‘kaarsrecht / als een in de grond gestoken zwaard’. Hikmets lyriek is gebald en intens. De eenvoud die hij bereikt is de eenvoud waar Picasso het over had toen deze zei dat hij een leven lang bezig was geweest met het proberen te tekenen als een kind: krachtige duidelijke lijnen en sprekende, aangrijpende details:

 

Aan de oever zit een vrouw blootvoets te huilen.

En op het meer drijft

   een losgeraakt leeg vissersscheepje

   als een dood vogeltje

                            op het water.

Het drijft naar waar het water het voert,

drijft af naar de bergen aan de overkant om te vergaan.

 

De ‘vlottende’ versregels zijn een perfecte visuele vertaling van het drijvende lege bootje. Uit het vervolg van het gedicht wordt duidelijk dat het bootje toebehoort aan de echtgenoot van de huilende vrouw en dat hij onthoofd werd omdat hij een karper had gevist. In dit soort beelden is de morele verontwaardiging van Hikmet sterk voelbaar, zonder gearticuleerd te worden. Over het epos hangt een ingehouden woede, waardoor Hikmet ook de stille wanhoop en het diepe verdriet weet te vatten, zoals in de laatste ‘zang’, die de executie van de sjeik – ‘mijn Bedreddin’ – beschrijft:

 

Gestaag daalt de regen,

angstig

zachtjes

als een gesprek tussen verraders.

 

Gestaag daalt de regen,

als het gedraaf van witte en blote voeten

van afvalligen over de natte en donkere aarde.

 

Gestaag daalt de regen

op de warenmarkt van Serez,

tegenover de winkel van een kopersmid,

hangt mijn Bedreddin aan een boom.

 

Gestaag daalt de regen.

Het is een laat en sterreloos uur van de nacht.

En het spiernaakte vlees van mijn sjeik

dat schommelt aan een kale tak

                           is nat van de regen.

 

Gestaag daalt de regen.

De markt van Serez is stom,

de markt van Serez is blind.

In de lucht het vervloekte verdriet van niet-spreken, van niet-zien.                                                                     

En de markt van Serez heeft de handen voor het gezicht geslagen.

                                                      

Gestaag daalt de regen.

 

De rouw is collectief. Zelfs de natuur lijkt te treuren. En toch heeft de dood niet het laatste woord. Wanneer de dichter ontwaakt, vertelt hij zijn vreemde visioen aan zijn medegevangen en krijgt hij prompt van hen de opdracht om het ook daadwerkelijk neer te schrijven in een epos. De schrijver heeft zijn visioenen, maar de uiteindelijke legitimatie van het schrijven komt uit en van het volk.

Recensie: Het epos van sjeik Bedreddin van Nâzim Hikmet door Erwin Jans.

Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam, 2018
ISBN 978 94 91921 50 6
121p.

Geplaatst op 18/02/2019

Tags: communisme, Erwin Jans, Het epos van sjeik Bedreddin, Nâzim Hikmet, Turkije, Vladimir Majakovski

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.