Het knagen van het konijn in mijn hoofd

Het konijn op de maan

Paul Mennes

‘Sluit af met hekje’, zo heette het laatste hoofdstuk in Paul Mennes’ roman Kamermuziek uit 2007. In dat bedrieglijk eenvoudige verhaal werd hoofdpersoon Sam Penn steeds verder buiten de maatschappij gedrukt. Niet dat hij écht anders was dan de anderen. Iedereen ontvluchtte de werkelijkheid, maar Sam zocht een uitweg in comics en andere superheldenverhalen, en als volwassen man doe je dat nu eenmaal niet. Uiteindelijk werd Sam zo ver buiten de maatschappij geplaatst dat alleen ‘afsluiten met een hekje’ nog soelaas leek te bieden. Een drastische en kille breuk met de maatschappij die hem zo naar het leven had gestaan, was de enige remedie. Op die manier leek ook niet alle hoop verloren. Sam vond steun bij het Japanse meisje Midori, dat alleen al door haar afkomst veel vertrouwder was met zijn fantasiewereld. In Het konijn op de maan wordt dit verhaal weer opgepikt. Sam trekt samen met Midori naar Japan, op zoek naar… ja naar wat?

Het einde van Kamermuziek suggereerde dat er wellicht een uitweg is uit het conformisme en de structuurdwang. Er gloorde een nieuw en knotsgek universum aan de horizon: Japan, de wereld waarin de fantasie niet wordt beknot, maar aangemoedigd; het land ook waarvan de economie lijkt te draaien op verbeeldingskracht. Voor Sam leek Japan het beloofde land. Een land in ieder geval, waar men hem niet zou veroordelen om zijn liefde voor stripverhalen en fantasiefiguren. Maar dat betekent natuurlijk nog niet dat het geluk er voor Sam voor het oprapen ligt.

Hoofdkussenboek

Het is in Het konijn op de maan helemaal niet zeker of het leven überhaupt wel een zoektocht is. De structuur waarnaar Sam – onder invloed van zijn omgeving en van zijn psycholoog – op zoek was, lijkt in deze nieuwe roman aanvankelijk redelijk futiel. Sam weet zich voor zoveel keuzes geplaatst – de term multiple choice valt nogal vaak – dat het ondoenlijk lijkt om het juiste antwoord te willen geven. Laat staan dat het wenselijk is om een klassiek verhaal te willen vertellen. Wie een structuur wil verlaten, doet er goed aan om geen nieuwe structuur te bedenken.

Het konijn op de maan is geen bijzonder fragmentarische roman, maar Mennes speelt wel een interessant intertekstueel spel met het Middeleeuwse Hoofdkussenboek van Sei Shonagon. De structuur van dat boek is uiterst los. In wezen is het slechts een verzameling indrukken, anekdotes, lijstjes en opsommingen. Maar uit die zeer disparate hoeveelheid informatie komt een fascinerend en poëtisch beeld van het Japan van rond het jaar 1000 naar voren. Halverwege de roman leert Sam Het hoofdkussenboek kennen omdat Midori betrokken raakt bij een theaterbewerking ervan. Hij koopt een Engelse vertaling en raakt gefascineerd door de losse manier waarop Shonagon haar indrukken vormgeeft. Hij antwoordt haar door treffende lijstjes aan te leggen van dingen die hem opvallen in de Japanse samenleving: ‘Oké, Sei Shonagon, grote schrijfster van Het hoofdkussenboek. Ik aanroep u van de elfde naar de eenentwintigste eeuw. In naam van hardcore cultuur en multiple choice, dit zijn mijn lijstjes…’

Het is niet toevallig dat ook hier de multiple choice weer om de hoek komt kijken. Voor Sam zijn de dingen die hij opsomt niet zomaar voorvallen, maar keuzes die mensen hebben gemaakt en waarin hij al dan niet (maar eigenlijk liever wel) mee zou moeten gaan. De onderwerpen die hij bespreekt zijn dan ook nogal divers. Van ‘Kleine dingen die ik geweldig vind aan Japan’ (‘Roomijs met de smaak van groene thee, sla of witte peper’), via ‘Japanse namen voor weekdagen die zo new age zijn dat ik er ongemakkelijk van word’ (‘Waterdag / Houtdag / Aardedag’) en ‘Weerzinwekkende dingen’ (‘Rauw ei als dipsaus of bovenop een kom noedels’) tot ‘Verhalen waarvan Japanners denken dat ze wel eens waar konden zijn’ (‘In Tokio woont iemand die ooit de Microsoft Helpdesk opbelde en onmiddellijk geholpen werd’).

Het zijn overigens niet alleen de lijstjes die hem hoe langer hoe meer duidelijk maken dat hij in een haast ongrijpbare wereld is beland. Het land spreekt ook tot hem in de vorm van de vaak absurde Engelstalige teksten die Japanners op hun T-shirts dragen. Maffe kreten als: ‘We Are All Fuzzy Robots’ en ‘I Do A Lot Of Things’. En ook hier valt op dat Sams verwondering over de maatschappij die hij observeert, geen einde kent. Het besef groeit dat hoe beter hij Japan leert kennen, hoe minder hij van het land begrijpt. En langzaam construeert hij zijn eigen Hoofdkussenboek, zonder daarmee overigens grote ambities te koesteren.

Het konijn op de maan wordt op die manier een moderne poging om met Japanse ogen naar de wereld te kijken en daarover in korte hoofdstukken te berichten. Ergens merkt Sam op dat wat Shonagon in de middeleeuwen deed eigenlijk een soort blog avant la lettre was. Ze schreef wat er in haar opkwam, zonder veel coherentie na te streven. Die opmerking hangt vervolgens als een veelbelovende belofte over het boek, maar echt nagekomen wordt die belofte nooit.

Het is jammer dat Het konijn op de maan wel zinspeelt op het idee van een structuurloze geschiedenis, maar dat de uiteindelijke fabel van het verhaal, de ‘werkelijke’ loop der gebeurtenissen, zonder enig probleem te volgen valt. Niet alle hoofdstukjes zijn noodzakelijk in het verloop van het verhaal en hier en daar is er een impressie die wat buiten de historie staat, maar nergens worden de chronologie en de logica echt doorbroken. De roman blijft daardoor op twee gedachten hinken. Aan de ene kant is er de notie dat het leven haast niet te structureren valt en dat er dus alleen fragmentarisch over bericht kan worden. Aan de andere kant is het boek netjes in vier delen verdeeld en heeft het een haast klassieke opbouw. Daarmee schiet het zijn kennelijke doel om ‘een reeks indrukken zonder plot of moraal’ te worden voorbij.

Terugval

Die moraal is zelfs zeer nadrukkelijk aanwezig, al mogen we van Mennes uiteraard geen zedenpreken verwachten. Ondanks het feit dat hij liever multiplechoicevragen opstelt dan dat hij antwoorden geeft, lijkt de les te zijn dat je geen zekerheid mag proberen te ontlenen aan een vrijblijvende inventarisatie van de wereld. Aan het begin van de roman vraagt Sam Midori bijvoorbeeld ten huwelijk met behulp van een lijstje willekeurige woorden. Hij spreekt de traditionele formule niet uit, maar streeft op dat moment wel naar een zekerheid die in het universum van Mennes niet te koop is. Zekerheid schuilt, in tegenstelling tot Kamermuziek, zelfs niet altijd meer in de verbeeldingskracht. Als Sam hoort dat Japanners hun kinderen vertellen dat er een konijn op de maan woont dat rijstkoekjes bakt en zelfs in de schaduwen op het oppervlak van het hemellichaam te zien is, kan Sam het niet uitstaan dat het figuurtje voor hem verborgen blijft. Als hij het konijn uiteindelijk alsnog ontdekt, heeft dit nauwelijks effect. Ook Sams droombaan – verkoper in een winkel met comic- en tekenfilmmerchandise – biedt geen houvast. Na de dood van de baas wordt de winkel omgeturnd in een Hello Kitty-handel. Verbeelding hoeft in deze roman dus niet noodzakelijk een bevrijdende uitweg te zijn. Veel vaker is het een afleidingsmanoeuvre van de burgerij of een instrument van de commercie.

Daarmee voegt Mennes een weinig optimistisch boek toe aan zijn toch al niet erg opgewekte oeuvre. Maar tegelijkertijd maakt hij ook een van zijn meest aandoenlijke en effectieve outcasts onschadelijk. Ging er in Kamermuziek nog een aangenaam soort subversie uit van Sam Penn, dan is hij aan het eind van Het konijn op de maan een man zoals er wel meer zijn. Hij vindt zijn draai niet in Japan – onder andere omdat hij nooit van zijn Belgische identiteit afkomt – en hij kan ondanks wat er in Kamermuziek allemaal is gebeurd niet weerstaan aan de lokroep van zijn familie. Oude structuren lijken in Het konijn op de maan te overwinnen, terwijl op de achtergrond Het hoofdkussenboek nog steeds een woordje meespreekt en een prettige anarchie of in ieder geval een aangename ongehoorzaamheid predikt. Op het niveau van het verhaal blijft daar aan het eind nog weinig van over. Afsluiten gebeurt deze keer niet met een hekje, maar met de belofte om contact te houden. Het is een merkwaardige terugval.

Toch mislukt Het konijn op de maan niet helemaal. Sterker nog: tijdens het lezen – dat naïeve moment waarop de analyse zich nog moet vormen en men zich naar hartenlust kan laten verleiden door de tekst – overtuigt de roman bij momenten zeer. Ik heb in ieder geval meermaals hardop moeten lachen, en niet alleen om de soms hilarische situaties. Er schuilt iets in de schriftuur van Mennes wat het lezen van een boek van zijn hand altijd tot een uitdagende bezigheid maakt. Ondanks het feit dat er deze keer wellicht wat minder verraderlijk pijnlijke analyses van ons eigen bestaan te rapen vallen, spreekt er wel een harde aforistische vrolijkheid uit dit boek, waaraan iedereen met een beetje gevoel voor cynisme zijn hart kan ophalen.

Dat pure leesplezier maakt veel goed, maar er blijft iets knagen (vermoedelijk het konijn in mijn hoofd), iets dat zegt dat dit boek een meesterwerk had kunnen zijn als Mennes resoluut voor de vorm van een modern Hoofdkussenboek had gekozen, of – waarom niet – voor een weblog.

Links

Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 2010
ISBN 9789038893518
189p.

Geplaatst op 17/09/2010

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.