Recensies, Samenleving

Het woord ‘communisme’

Verzet! Pleidooi voor communisme

Gustaaf Peek

Om maar met de deur in huis te vallen: het schrijven van deze recensie heeft me maanden gekost. Grotendeels komt dit doordat het me als literair auteur zwaar valt om politieke begrippen te hanteren. Bij tegenstellingen als links versus rechts, progressief versus conservatief, liberaal versus sociaal, sla ik vrij snel op tilt, uit angst dat mijn beschrijving van de politieke realiteit te grof is, te veel retoriek bevat, kortom tekortschiet.

In een literaire tekst mag je zelftwijfel (uiteraard) ruim baan geven, maar in een recensie is het eigenlijk altijd een zwaktebod. En wie zich politiek uitspreekt (wat ik zeker zal doen), moet beducht zijn voor valse kritiek, kritiek die er niet op gericht is een interessant en voor alle deelnemers leerzaam debat te entameren, maar om je te kleineren, voor schut te zetten en onschadelijk te maken. Is het dan wel zo slim om mezelf al in de inleiding min of meer onbekwaam te noemen? Misschien niet, maar eigenlijk kan het me allemaal niets schelen, al was het maar omdat Gustaaf Peek (1975), de auteur van het boek dat ik hier bespreek, precies dát heeft gedaan: als amateur, met zijn eigen specialisme, heeft hij zich uitgesproken, niet over de neuropsychologie of de sterrenkunde, maar over hoe de gemeenschap van mensen moet worden georganiseerd.

Onheuse kritiek bleef niet uit: voor NRC Handelsblad schreef popjournalist Bernard Hulsman een miezerig artikeltje en in Vrij Nederland maakt Carel Peeters vooral duidelijk hoe geborneerd en lui hij eigenlijk is.

Mooie woorden

In het najaar van 2017 verscheen dus Peeks boek Verzet! Pleidooi voor communisme, een pamflet dat zomaar het woord communisme deel liet uitmaken van de titel. Dat getuigt van behoorlijk wat moed, wat me al voor dit pleidooi innam voordat ik een letter had gelezen. Want in Nederland kun je rekenen op een spontane volkswoede zodra je het woord ‘communisme’ zonder ironie in de mond neemt. Wat was communisme ook alweer en hoe zou het ons in de eenentwintigste eeuw van dienst kunnen zijn om ons te verzetten tegen economische ongelijkheid? In het beste geval worden de wenkbrauwen gefronst, in het slechtste begint na verloop van tijd iemand te meieren over Jozef Stalin. Communisme is dan niets meer dan ‘the monstrous caricature of socialism known as stalinism’, zoals Terry Eagleton schreef.

Op een gegeven moment verbaast Peek zich over het tegenwoordig vaak geopperde idee dat elke ideologie ‘in de martelkamer [eindigt]: wonderlijk hoe de vermeend natuurlijke theorie van de degeneratie van ideologieën zo zelden op het kapitalisme wordt toegepast.’ Dat zijn mooie woorden, die je in Nederland nog te weinig hoort, en waar helaas geen enkele liberale politicus in Nederland over wenst na te denken, hoewel de ontkenning van het bestaan van ideologie er in Nederland toe heeft bijgedragen dat allerlei vrijemarktliberalen op grote schaal aan het radicaliseren zijn geslagen. Het bestaan van de PVV (Geert Wilders) en 50PLUS (Henk Krol) kun je de VVD verwijten. Het neofascistische FvD (Thierry Baudet) zet zich af tegen een kleurloos ‘partijkartel’ en geeft een stem aan de vreemdelingenhaat en het voorheen sluimerende racisme van de Gooise en Kennemerlandse upperclass, zoals de schrijver Philip Huff in een uitstekend artikel heeft laten zien.

Linkse reboot?

Aan linkse, antikapitalistische denkers is momenteel geen gebrek, maar een linkse politiek lijkt me behoorlijk ver weg: ik heb het eerste seizoen van de Deense serie Borgen, waarin een linkse coalitie wordt gesmeed, lang als een soort utopische komedie beschouwd. Voor wie me nu cynisch vindt: ik schrijf dit nadat in Rotterdam, aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen, een links samenwerkingsverband is mislukt, nadat een De Telegraaf-journalist een niet zo heel erg problematische tweet uit 2014 had opgeduikeld van de (in mijn ogen) progressieve islamitische partij Nida.

Maar in hoeverre is Peeks linkse ‘reboot’ nodig? Moeten lezers er nog steeds aan worden herinnerd dat het kapitalisme allerlei bedreigingen met zich meebrengt (economische, ecologische, sociale, enzovoorts) en dat, zolang dat kapitalisme vigeert, een rechtvaardige verdeling van de poet de hele samenleving ten goede komt? Het kan zeker geen kwaad, maar dan verlang ik wel van de auteur dat hij zijn alternatief zo concreet mogelijk maakt (Noam Chomsky schreef ooit iets soortgelijks over Occupy). Op dit punt blijft Peek helaas erg vaag. Wat hij verlangt is een:

werkelijk egalitair samenleven dat om passende politieke organisatievormen vraagt, het inzicht dat solidariteit politieke vrijheid zeker stelt, zodat in onvoorwaardelijke vrijheid de democratie haar belofte van vertegenwoordiging en verantwoording kan inlossen.

Hier is het om te doen! Maar aan welke organisatievormen hij denkt om zo’n egalitaire samenleving te creëren, laat hij in het midden. Evenmin onderzoekt hij wie zich hier momenteel al mee bezighouden. Welke organisaties en initiatieven laten zien hóe het anders kan? Frank Keizer formuleerde het in zijn bespreking van Peeks boek krachtig:

Nu dreigt Peeks pleidooi te eindigen in voluntarisme, in een roep om in verzet te komen en de socialistische strijd weer op te nemen, zonder te zijn geworteld in praktijken die zo’n verandering – waarbij Peek in de taal vaak schippert tussen omwenteling en transitie, tussen het opzwepende van het revolutionaire socialisme en het matigende democratisch socialisme – kunnen bewerkstelligen.

Peek lijkt dit wel te beseffen. Vanaf het derde hoofdstuk brengt hij het communisme als ideeënstelsel in stelling. Hij geeft een korte historische schets van het communisme en zoomt in op Rosa Luxemburg, onder meer om duidelijk te maken dat hij zelf niet anders dan abstract kan zijn over wat het communisme zal kunnen inhouden in de eenentwintigste eeuw. Met instemming citeert hij de Poolse marxiste:

Ons program biedt ons slechts enkele grote wegwijzers, die de richting aangeven waar men de maatregelen moet zoeken…

Maar ik denk dat Peeks wegwijzer wel iets behulpzamer had mogen zijn. Wat hij nu heeft gedaan doet me toch het meeste denken aan die wegwijzers in cafés: Moskou 2.437 km.

Wij

Peeks pamflet is erg kort (nauwelijks zeventig pagina’s), te kort. Bijna alles moet in vogelvlucht. In de inleiding herinnert Peek zijn lezer aan de financiële crisis van 2008. Daarna biedt hij een korte ontstaansgeschiedenis van het kapitalisme en ontmaskert het als een ‘onuitputtend economisch systeem’ met zijn eigen dogma’s. De Occupy-beweging wordt niet genoemd, maar haar geest is niet afwezig: ‘… de ongebreidelde ongelijkheid tussen de 1 procent en onze overstelpende meerderheid: we zijn niet veilig. Zovelen van ons zijn zo dicht bij een fatale val.’ Dit laatste klinkt me ook te apocalyptisch in de oren: wanneer wordt een val fataal?

En wie zijn eigenlijk die ‘wij’? Toch vooral Nederlandse staatsburgers, vermoed ik. Voor een marxist is Peek (ondanks de Amerikaanse retoriek) behoorlijk eurocentrisch. Over de mate van ‘Verelendung’ onder wie onze kleding fabriceren, schrijft hij niet. In Nederland krijgt deze onder meer gestalte door de manier waarop we allemaal conformistische en gehoorzame internetverslaafden zijn geworden die hun privacy te grabbel gooien en sociale media toestaan om alle menselijke verhoudingen te vermarkten. De marxistische schrijver en politicus Dyab Abou Jahjah zou het niet met hem eens zijn. Het hangt er maar vanaf hoe je met sociale media omgaat. Abou Jahjah herinnert eraan dat de revolutie in Egypte nauwelijks denkbaar is geweest zonder Facebook. Voor hem is het mogelijk om je sociale media toe te eigenen (profaneren, zou Giorgio Agamben zeggen).

Misschien dient Verzet! (‘indignez-vous!’) vooral te worden gelezen als een begin (ook voor de auteur zelf dus), een eerste verkenning, een uitnodiging om iets meer te weten te komen over Karl Marx en Friedrich Engels en over marxistische denkers zoals Rosa Luxemburg (te denken valt ook aan György Lukács en natuurlijk Alain Badiou, om er slechts twee te noemen). Maar Peek richt zich expliciet tot de ‘kinderen van de Koude Oorlog’. Zijn die kinderen de ‘wij’ naar wie ik op zoek was? Ik voelde me aangesproken, al bewaar ik slechts vage herinneringen aan de onrust van mijn ouders over kruisraketten. En de val van de Muur werd voor mij gemarkeerd doordat mijn vader een jaar later een grote Duitse jubileumpostzegel voor me meebracht.

Toch, waarom slechts die koudeoorlogskinderen aanspreken? Ik denk dat dit pamflet bij uitstek geschikt is voor jonge lezers, die in 2008 nog adolescent waren, of nog jonger, en voor wie de kapitalistische crisis bijzonder raadselachtig moest zijn, voor twintigers die bij het horen van ‘marxisme’ en ‘communisme’ naar Wikipedia moeten surfen. Dan had Peek iets minder retorisch kunnen vlammen en wat meer moeten uitleggen, zijn tekst meer moeten inbedden in de politieke geschiedenis van de laatste dertig jaar. Het is daarom ook jammer dat hij geen literatuurlijst heeft opgenomen; zelfs de citaten van Luxemburg zijn zonder bronvermelding opgenomen.

Liefde en revolutie

In het laatste deel lijkt Peek heel even concreet te worden: hij pleit ervoor het recht op voedsel, huisvesting en gezondheidszorg volledig te beschermen tegen de vrije markt, om ze te beschouwen als iets wat de hele gemeenschap toebehoort: ‘gemeengoed’. Hier komt nog het basisinkomen om de hoek kijken. Interessant, zeker gezien de discussies die er in Nederland over het basisinkomen zijn gevoerd na de publicaties van Rutger Bregman in 2013. Maar Peek laat na in te gaan op linkse bezwaren tegen het basisinkomen (klik hier om te zien hoe er in 2017 in de Tweede Kamer over werd gedacht). Zo deed voormalig SP-kamerlid Paul Ulenbelt het hele basisinkomen ooit af als een (neo)liberale wensdroom: een systeem dat onbetaalbaar is als je iedereen minstens achttienhonderd euro per maand wil toekennen, en dat ervoor zal zorgen dat niemand nog zal willen werken (voor geld waarschijnlijk). Aan wat het basisinkomen is, wijdt Peek zelf geen woord.

In de epiloog krijgt de liefde haar plaats, als voorwaarde om de nieuwe wereld te realiseren. Daarin wordt voor het eerst over de mogelijkheid van een revolutie gesproken, maar zodra Peek een stap zet, doet hij er twee terug:

Laten we afspreken het een revolutie te noemen nadat we ons van het kapitalisme hebben bevrijd en we ons eindelijk met de juiste vraag kunnen bezighouden: hoe als vrij mens te leven?

Een pagina eerder citeert hij Luxemburg: ‘Het negatieve, de afbraak, kan men decreteren, de opbouw, het positieve daarentegen niet.’ Maar dit vraagt toch om iets minder schroom, want die afbraak kan mogelijk niet heel liefdevol plaatsvinden. Die moet op sommige punten misschien wel streng, onverbiddelijk zijn, en zelfs in strijd met wetten die de vermaledijde kapitalistische status-quo dienen. Hoe ziet liefde eruit als je een helm of bivakmuts op hebt?

En is het echt niet mogelijk om politieke verandering te bewerkstelligen door een taal te creëren die heel veel verschillende mensen willen overnemen? Van Barack Obama’s ‘Change’ en ‘ Yes We Can’ gingen een enorme energie uit. En ook Occupy heeft recent nog laten zien wat er allemaal mogelijk is. Die taal zal ervoor moeten zorgen dat de verschillen (en verschillende belangen) tussen al die verschillende mensen ondergeschikt raken aan een doel dat ieders welzijn dient. Alain Badiou schreef (in mijn Engelse vertaling van L’hypothèse communiste, dat oorspronkelijk verscheen in 2009):

The word ‘communism’, together with the general hypothesis that it can imply effective political procedures, is now back in circulation.

Peek draagt wat dit betreft zijn steentje bij. Hij heeft een woord gevonden om in te geloven. Dat hij niet weet wat zijn woord in een eenentwintigste-eeuwse praktijk betekent, vergeef ik hem graag. Maar zijn pamflet heet toch niet voor niets Verzet!? Ik hoop dat hij nog eens duidelijk zal maken hoe dat er bij hem uit kan zien. Hij zou zich kunnen laten inspireren door dit uitstekende artikel van Willem Schinkel en Rogier van Reekum.

Recensie: Verzet! Pleidooi voor communisme van Gustaaf Peek door Jan-Willem Anker

Querido, Amsterdam, 2017
ISBN 9789021408187
72p.

Geplaatst op 24/03/2018

Tags: Abou Jahjah, Alain Badiou, Bernard Hulsman, Carel Peeters, communisme, Dyab Abou, Frank Keizer, Friedrich Engels, Gustaaf Peek, György Lukács, indignez-vous, Jan-Willem Anker, Karl Marx, Noam Chomsky, pamflet, Paul Ulenbelt, Philip Huff, Pleidooi voor communisme, Rogier van Reekum, Rutger Bregman, Terry Eagleton, Verzet!, Willem Schinkel

Categorie: Recensies, Samenleving

Naar boven

Reacties

  1. Benedict Broere

    Hierboven valt het woord ‘wikipedia’. Als jongens en meisjes daarin gaan zoeken wat betreft ‘communisme’, dan vinden zij dit:
    Citaat open:
    Zwartboek van het communisme: misdaden, terreur, onderdrukking (originele titel Le Livre noir du communisme: Crimes, terreur, répression) is een boek uit 1997, waarin onderdrukking, zowel politiek als bij burgers, door communistische staten wordt behandeld. Het boek stelt enkele negatieve praktijken van dergelijke staten aan de kaak, waaronder genocide, deportaties, corrupte regeringen en het feit dat mensen zonder proces worden gestraft.
    Het boek werd samengesteld door meerdere auteurs, onder wie Stéphane Courtois en Robert Laffont. Sinds de eerste publicatie is het boek onderwerp van hevige discussies, daar sommigen het prijzen terwijl anderen het zwaar bekritiseren.
    In de introductie stelt auteur Stéphane Courtois dat “Communistische regimes massamisdaad veranderen in een overheidssysteem”. Hij schat hierin tevens het totale aantal doden dat is gevallen door communisme op 94 miljoen,[2] en wel in de volgende verhoudingen:
    65 miljoen in de Volksrepubliek China
    20 miljoen in de voormalige Sovjet-Unie
    2 miljoen in Cambodja
    2 miljoen in Noord-Korea
    1,7 miljoen in Afrika
    1,5 miljoen in Afghanistan
    1 miljoen in communistische staten in het Oostblok
    1 miljoen in Vietnam
    150.000 in Latijns-Amerika
    10.000 door daden van internationale communistische bewegingen en partijen.
    Citaat dicht.
    Bron: Wikipedia, Zwartboek communisme.

    Beantwoorden

  2. Jan-Willem Ankwer

    Geachte heer Broere,

    Ergens schrijf ik: “In het beste geval worden de wenkbrauwen gefronst, in het slechtste begint na verloop van tijd iemand te meieren over Jozef Stalin. Communisme is dan niets meer dan ‘the monstrous caricature of socialism known as stalinism’, zoals Terry Eagleton schreef.”

    Dank voor dit voorbeeld van het slechtste geval.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.