Signalement: Nu is al te laat – Erik Spinoy

Nu is al te laat

Erik Spinoy

Erik Spinoy (1960) kennen we als een dichter die zijn bundels zorgvuldig construeert, minutieus opdeelt in afdelingen en cycli die de themabehandeling versterken. Als een dichter ook die zich telkens heruitvindt als een slang die vervelt. Dat is in zijn jongste boek Nu is al te laat niet anders, en toch ook weer wel.

Sinds de taal van de grootmoeder haar intrede deed in de gedichten in Boze wolven (2002) is Spinoy zich steeds meer gaan richten op de werking van vertogen en de manier waarop ze door identificatie en distantie de identiteit construeren. La langue me parle is daarbij steeds in de buurt. In Ik, en andere gedichten (2007) en in Dode kamer (2011) werd dat procedé telkens verkend aan de hand van figuren, uitspraken en praktijken uit onder meer de wereld van een forensisch patholoog en een kunstenares als Ann Veronica Janssen. In Nu is al te laat wordt die werkwijze op een schitterende manier ten top gedreven.

Nu is al te laat is een patchwork van aangehaalde en bewerkte discoursen, verzameld uit de geschiedenis van de beeldende kunst (Henri Matisse, Gerhard Richter, Sandro Botticelli), de muziek, de internationale poëzie (Guillaume Apollinaire, Paul Celan, Friedrich Hölderlin, Emily Dickinson) en de Nederlandstalige poëzie (Gerrit Achterberg, J.H. Leopold, Paul van Ostaijen, Anne Vegter), de film (Alfred Hitchcock, Isabella Rossellini, Ryan Gosling, Kate Blanchett, Werner Herzog), de filosofie (Michel de Montaigne, Blaise Pascal), maar ook uit de vertogen over de twee wereldoorlogen en de daarin begane misdaden tegen de menselijkheid, de reclame en marketing, de psychologie zoals je die tegenkomt in de weekendbijlagen van de kranten en stukjes tekst uit het parochiale katholieke Vlaamse volksleven met zijn bedevaarten en IJzertoren.

Nu is al te laat kent geen afdelingen of kleinere structurele gehelen, maar vormt een lange taalroes die pas op de laatste bladzijde ophoudt en die enkel onderbroken wordt door de titels van de gedichten. Er is zelfs geen inhoudsopgave. Alleen het motto, ontleend aan de muziek van Kavinsky, fungeert als een richtingaanwijzer voor de lezer:

I’m giving you a nightcall to tell you how I feel
I want to drive you through the night, down the hills
I’m gonna tell you something you don’t want to hear
I’m gonna show you where it’s dark, but have no fear

De lezer is gewaarschuwd. Nu is al te laat is een gesprek waaruit blijkt hoe de dichter zich voelt. De gedichten nemen de lezer mee door de nacht om hem of haar te vertellen wat hij of zij niet eens wil horen. Daarnaast hoeft diezelfde lezer niet bang te zijn wanneer hem of haar getoond wordt waar het donker is.

Na dit motto gaat de bundel als een rollercoaster van start: een emotionele roetsjbaan die zich door de lucht kronkelt en de lezer verweesd, verbijsterd, maar ook glim- en grimlachend achterlaat. Het caleidoscopische beeld dat wordt opgetrokken van een wereld waarin oude stemmen in een hedendaagse context blijven rondspoken en waarin hedendaagse stemmen historische contexten oprakelen, is tegelijkertijd heel herkenbaar en angstaanjagend. Nu is al te laat is een donkere bundel die verbluft door zijn eruditie en het bijeenbrengen van zeer uiteenlopende discoursen die toch een samenhangend verhaal lijken te vertellen.

De gedichten bestaan meestal uit een triadische structuur waarbij Spinoy het eerste en het derde gedeelte onderbreekt met een inspringend ‘citatengedeelte’ (dat niet altijd citaten bevat, maar ook verwijst naar iconische beelden zoals het planten van de Russische vlag op de Reichstag in Berlijn). Opvallend is dat deze structuur naar het einde toe niet kan worden volgehouden. De drieledige opbouw ontspoort geregeld in de laatste gedichten, maar wordt in het allerlaatste, poëticaal te lezen gedicht, ironisch getiteld ‘Schitteren op de catwalk’, herwonnen:

Drie manieren om nu hedendaags te zijn:

maak een haarscherp kleurecht fotobeeld kapot

maak het haast compleet van elke inhoud leeg

breng een weerzinwekkend slijmerig ding erin
dat nergens op zijn plaats zal zijn.

Dat lijkt een goede samenvatting van deze gedichten: hoe vol ze op het eerste gezicht ook lijken, ze verbeelden iets wat zich buiten beeld ophoudt en wat niet meteen kenbaar is, iets waar we blind voor (willen) blijven: de dood.

Opvallend is immers dat de kunstzinnige figuranten in deze gedichten vaak in verband zijn te brengen met activiteiten van ordeverstoring: ze glijden af naar waanzin, plegen (passionele) moorden of gaan over tot zelfmoord. Vandaar dat een verregaande identificatie moet worden afgestopt door het vernietigen van het beeld dat men ervan heeft. Er zijn geen helden meer met wie je je kunt identificeren, terwijl we ze toch nodig hebben.

Hetzelfde euvel kenmerkt de religie en de seculiere religies die de utopische discoursen zijn en waren: hun ideologische verhalen leiden tot moord en doodslag op grote schaal.

Deze bundel is ook een reflectie op de positie en de rol van de kunst in onze maatschappij. Neem een gedicht als ‘Voor je eigen bestwil’. Daarin speelt Dirk van Bastelaere een rol als woordvoerder, en dus drager, van een discours dat in Vlaanderen bekendstaat als de ‘grondstroom’ en dat in het gedicht ‘Loodgrijze tijd’ wordt gethematiseerd door citaten van Cyriel Verschaeve en Anton Van Wilderode, om te besluiten: ‘Vlaamse poëzie: beenderwitte zwammen op een dode stam / van giftig eikenhout.’ In ‘Voor je eigen bestwil’ problematiseert Spinoy de duidelijke scheiding die Van Bastelaere claimt aan te brengen tussen werk en kunst:

‘In mijn kristallen hoofd loopt steeds een klare lijn:
mijn vrije kunst – het werk daarnaast.

Mijn dichten span ik voor geen enkele kar.

Verzen: boenwasgladde boeienkoningen van betekenis.’

Lange ranke handen om een porseleinen kopje van ons
Vlaamse parlement.

Met Nu is al te laat bouwt Spinoy gestaag verder aan zijn imposante oeuvre, dat steeds meer aan importantie wint. Het is hedendaagse poëzie met impact op het dagelijkse leven. Hoewel de dichter in de lappendeken van citaten, referenties en verwijzingen niet eens zelf aan het woord lijkt te komen, is Nu is al te laat duidelijk herkenbaar als een Spinoy – in de keuzes, uitwerkingen en stellingnames. Het is zijn handelsmerk geworden: hetzelfde, maar steeds anders.

Piet Gerbrandy stelde in De Groene Amsterdammer dat Spinoy ook voor deze bundel bekroond zou worden. Voor mij mag die bekroning een belangrijke oeuvreprijs zijn.

De Bezige Bij, Amsterdam, 2015
ISBN 9789085426233
64p.

Geplaatst op 11/07/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.