Stilisme leidt tot Potemkindorp

Dit zijn de namen

Tommy Wieringa

De notendop: zinloze gebeurtenissen kunnen leiden tot een religieuze ervaring, en zelfs tot de stichting van een religie. Het is mogelijk om ook een hoogstaand literair werk tot een notendop te herleiden. Dit zijn de namen is echter geen hoogstaande literatuur. Ik zou het met de beste wil van de wereld zelfs geen literatuur kunnen noemen. Het is een boek dat naar literatuur neigt.

De eerste 180 pagina’s van Dit zijn de namen vond ik oersaai. Dit is geen journalistiek argument. Groot euvel is dat de twee verhaallijnen elkaar zonder variatie beurtelings afwisselen, waardoor de boel maar niet op gang komt. Eerst hoofdpersonage Pontus Beg, een sentimentele, agressieve en op een nauwelijks geloofwaardige manier nogal ontwikkelde politiecommissaris die zijn joodse wortels ontdekt. Daarna een groep verwilderde migranten die het enige zwarte lid van de groep onthoofden om uit hun lijden verlost te worden. Wieringa legt uit: ‘Als de Joden hadden ze door de woestijn gereisd, en als de Joden hadden ook zij het gebeente van een van hen meegedragen op hun reis – Begs verstand stond stil bij de schitterende analogie.’ Die analogie is trouwens zo schitterend niet. In de Exodus gaat het om de beenderen van Jozef (de Nieuwe Bijbelvertaling spreekt over ‘lichaam’), maar in Dit zijn de namen wordt er een hoofd versleept. Toch iets anders.

Ten tweede wordt het fictieve grensgebied dat Wieringa als setting heeft gekozen nooit meer dan decor. Een potemkin-dorp (spreek uit: patjomkindorp). Met armoede, racisme, seksisme, nepotisme en corruptie wordt een ‘Slavische’ werkelijkheid opgetrokken. Vermoedelijk de Oekraïne (volgens Van Dale betekent dit letterlijk ‘grensland’). Op mij komt dit karikaturaal over. In politiek opzicht zit het op het randje van de xenofobie.

Wieringa formuleert bovendien vaak zeer zwak. Dat verbaasde me, ik was in de veronderstelling dat hij goed kon schrijven. Maar Dit zijn de namen wemelt van de gekunstelde zinnen, zinnen die stuk voor stuk smeuïg afgepunt moesten worden. Nu houd ik eigenlijk best van stilisme, zolang de zinnen niet onder hun eigen gewicht bezwijken. Maar het lijkt erop dat Wieringa er zo lang aan heeft zitten prutsen en draaien dat er van die krullen alleen maar braampjes zijn overgebleven.

Enkele voorbeelden om deze harde kritiek te onderbouwen.
Een sfeerbeeld aan het begin van de roman: ‘Het weerlicht in de verte, een web van gloeiende barsten in het hemelgewelf’. Een web van barsten? En dan ook nog in dat ouwelijke ‘hemelgewelf’. Als beelden op deze manier door elkaar lopen, voelt het alsof iemand met zijn nagels over een schoolbord krast.

Wanneer Pontus Beg ’s nachts met de auto naar de stad rijdt, keert hij terug door ‘de tunnel van de nacht’. Die ‘tunnel’ is echt weer een krul te veel. Je zou dan willen dat Wieringa gewoon schrijft: ‘Het was nacht. Beg sjeesde in zijn Lada naar huis.’ Of dat hij een beter, minder sleets beeld voor de nacht verzint.

Een van de migranten, de zogenoemde ‘lange man’, moet op een gegeven moment hijgen. Er staat dan: ‘Hijgend ging de adem van de lange man in en uit.’ Adem die hijgt. Hijgend gaat. Kijk hem gaan, die adem. Moet je zien hoe die hijgt. In en uit. Ging.

Tot slot: ‘Het daglicht had de misdaad aan het licht gebracht.’ Dit is op zichzelf al heel sneu geformuleerd. Maar dan staat er 2,5 pagina later, de dag is nog niet voorbij: ‘Ze [de migranten dus – JWA] trokken verder in de dag die nooit licht werd.’ Fraai staaltje politiewerk van het daglicht ook nog eens.
Enzovoort.

Nadat de verhaallijnen eindelijk bij elkaar gekomen zijn wordt Dit zijn de namen iets beter, maar ik moest me er nog steeds zin voor zin doorheen ploeteren. Misschien moet ik maar gewoon zeggen: Dit zijn de namen is een cynisch boek. De hele vraag naar het ontstaan van religie interesseert Wieringa niet of nauwelijks. Het is jammer dat de auteur niet wat meer betrokkenheid heeft getoond, bij de wereld waarover hij zich wenst uit te spreken en bij de literatuur die hij geprobeerd heeft te maken.

De Bezige Bij, Amsterdam, 2012
ISBN 978 90 234 7571 2
304p.

Geplaatst op 27/02/2013

Naar boven

Reacties

  1. benhermans

    Eindelijk een recensie die mijn eigen leeservaring weergeeft (ik zou je wel willen complimenteren, maar dan zou ik vooral mezelf complimenteren.)

    DZDN had m.i. best een goede novelle kunnen zijn, zonder al die valse lucht, en die overloze gesneden scènes die moeten verhullen dat er niets gebeurt, of in elk geval te weinig voor een roman. En dan die zalvende toon… Alhoewel: een Chinese wijsheden debiterende corrupte politiechef humorloos neerzetten is nog best knap.

    De ‘joodse’ plot moet de roman de schijn van diepgang geven, en het werkt nog ook: men stinkt erin. Over het concept uitverkorenen moeten we maar niet te lang nadenken. Maar het meest ergerde ik me aan hoe die vluchtelingen worden geportretteerd: als zombies, zonder persoonlijkheid (net als het fictieve land). Hun voettocht is daardoor vooral saai. Sympathie 0. Dat ze elkaar opvreten doet je niets. Zombies doen dat.

    Het viel me al eerder op dat TW wel erg veel ‘inspiratie’ haalt uit kranten en films. Ik noem hier: “The way back” (film, 2010), “Laatste twee joden in Kabul hebben ruzie” (krantenbericht 28 maart 2012), “Vluchteling stuit op valse grens” (krantenbericht 13 augustus 2012). DZDN verscheen in oktober 2012. Tommy leest dus veel kranten als hij een deadline heeft voor een roman.

    Ondanks alles heb ik DZDN niet met tegenzin gelezen; de laatste hoofdstukken maakten inderdaad veel goed.

    Beantwoorden

  2. Jan-Willem Anker

    Geachte Ben Hermans, vriendelijk dank nog voor uw reactie, waar ik weinig aan kan toevoegen. Ik ontvang overigens graag bijna complimenten voor het formuleren van andermans ervaringen (hier kunt u dan zo’n hysterisch lachikoontje lezen).

    Met groeten,
    Jan-Willem Anker

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.