Veel woede, weinig helderheid

Vertel me het einde. Een essay in veertig vragen

Valeria Luiselli (vert. Fiep van Bodegom & Merijn Verhulst)

In haar essaybundel Valse papieren (2012) laat de Mexicaanse, maar in New York wonende schrijfster Valeria Luiselli (1983) een portier aan het woord die haar vertelt dat we met zijn allen:

aan een zekere solitaire kamerpolygamie moeten doen en zo vaak mogelijk in vreemde bedden moeten slapen, als we echt trouw willen zijn aan het eeuwenoude credo: ken jezelf.

In Luiselli’s werk gaat het vaak om verhuizen en bewonen, en om de verhalen die we daarbij vertellen om onszelf een identiteit te geven. Zo poogt de vertelster in de roman De gewichtlozen (2014) meerdere identiteiten en huizen te bewonen: zoals de spoken uit de titel wil ze tussen verschillende levens kunnen bewegen.

In haar nieuwste essay Vertel me het einde. Een essay in veertig vragen – uitgegeven door haar vaste uitgever Karaat in samenwerking met Das Mag, volgens de sticker op mijn postpakket een uitgever van ‘koketterie en kleuterverhalen’ – krijgt dit motief een meer uitgesproken politieke en actuele lading. Luiselli focust op de vluchtelingencrisis waarbij tussen april 2014 en augustus 2015 meer dan 102.000 minderjarigen aan de Amerikaans-Mexicaanse grens zijn opgepakt. Deze kinderen komen voornamelijk vanuit de ‘zogenoemde Northern Triangle’: Guatemala, El Salvador en Honduras. Om aan de gewelddadige situatie in hun thuislanden te ontsnappen, trekken ze via de Mexicaanse grens Amerika binnen om zich te herenigen met eerder vertrokken familieleden.

Het gaat deze kinderen niet om de American Dream, maar om ‘simpelweg te ontwaken uit de nachtmerrie waarin ze geboren zijn’. Reizen is voor hen een noodzakelijke voorwaarde om überhaupt kans te maken op een waardig bestaan. Waar het Luiselli in dit essay vooral om gaat, is het Amerikaanse bureaucratische systeem dat hen die kansen liever ontneemt dan schenkt.

In het proces om een verblijfsvergunning te verkrijgen zijn verhalen cruciaal: de kinderen hebben ‘een kloppend en overtuigend verhaal’ nodig ‘dat sterk genoeg is om een verdediging mee op te bouwen’. Luiselli helpt mee die verhalen te bouwen doordat ze zichzelf als vrijwilligster heeft aangemeld om de kinderen te ondervragen en hun antwoorden uit het Spaans naar het Engels te vertalen. Ze moet ‘de hoofdlijnen’ noteren en ‘letten op details’ (vaak van gewelddadige aard), die mogelijkheden bieden om een zaak te onderbouwen.

Enerzijds volgen deze verhalen een vast stramien. Vergezeld van een ‘coyote’ (mensensmokkelaar) reizen deze kinderen met ‘La Bestia’ (het beest): de overbevolkte gammele goederentrein die migranten van de Mexicaans-Guatemalteekse tot aan de Mexicaans-Amerikaanse grens brengt. Daar geven ze zich over aan Border Patrol-beambten en worden ze in een ‘icebox’, ‘een soort enorme personenkoelkast’, geplaatst. Vervolgens worden ze naar hun voogd gestuurd (als ze die terugvinden), en in de staat waar ze terechtkomen moeten ze uiteindelijk voor de rechtbank verschijnen om zichzelf te ‘verdedigen tegen een uitzettingsbevel’. De kinderen moet daarvoor zelf een advocaat zoeken.

Anderzijds zijn de verhalen van deze kinderen op allerhande manieren verscheurd:

Het zijn verhalen van zulke verwoeste levens dat het bijna onmogelijk is er nog een lopend verhaal van te maken. Ze hebben namelijk geen begin, geen midden en geen einde.

De antwoorden op de veertig vragen die Luiselli moet stellen – de veertig vragen die ten dele dit essay structureren – zijn verschillend en vaak moeizaam en hakkelend uitgesproken. Het zijn bovendien precaire verhalen waarvan het einde – datgene waarnaar Luiselli’s dochter telkens vraagt – veelal onbeslist is. Zelfs al krijgen de kinderen een vergunning, dan nog bestaat de kans dat ze net met die drugsbendes in contact komen waarvoor ze in hun thuisland gevlucht zijn: ‘Hempstead High School […] is een hub voor MS-13 en Barrio 18’.

Het mag duidelijk zijn dat de problematiek waarover Luiselli zich in Vertel me het einde buigt crimineel en mensonwaardig is: gedwongen verplaatsingen, problematische en onzekere woonomstandigheden, verscheurde levensverhalen en gebroken families. In de mooiste passage van het essay wijst ze erop hoe belangrijk het vertellen van dit verhaal is om het te kunnen begrijpen:

zolang het verhaal nog verdergaat, is het enige wat je kunt doen het steeds opnieuw vertellen terwijl het zich opsplitst, met zichzelf in de knoop raakt.

Luiselli schrijft om haar verontwaardiging te delen en om meer van de zaak te begrijpen. Ze voelde zich aangespoord dit verhaal te vertellen ‘door een combinatie van woede en helderheid’. Het essay lijdt echter onder een teveel aan woede en een gebrek aan helderheid.

Emotionele vertroebeling

Dat gebrek zit ten eerste op het niveau van de taal. De beelden die Luiselli gebruikt zijn vaak te braaf of te ongeïnspireerd om iets van het gewicht van de beschreven realiteit te vatten. Zo is het immigratieproces in de Verenigde Staten als een labyrint waarin er ‘mensen [zijn] die uiteindelijk een uitgang zullen vinden en anderen die daar niet in slagen’, of is de dreiging van de criminele bendes ‘als een monster onder het bed of op de hoek van de straat’. Daarbij komt dat Luiselli’s taalgebruik nogal vaak op het emotionele effect speelt, waardoor de argumentatie er al eens bij inschiet. Zoals Cyrille Offermans het perfect verwoordt, is het vaak alsof Luiselli zich niet kan ‘voorstellen dat iemand hen [de vluchtelingen] niet als slachtoffer […] zou zien’.

Bovendien kan het emotionele register de concrete werkelijkheid verduisteren. Luiselli besluit een opsomming van weinig opbeurende antwoorden – ‘MS-13 heeft mijn zus neergeschoten. Ze is dood. / Ja, mijn oom sloeg me vaak. […]’ – met:

Hoe voorspelbaar sommige antwoorden na maanden van ondervraging ook worden, niemand is er ooit echt op voorbereid om ze aan te horen.

Door die antwoorden echter van hun concrete verhalen te ontdoen worden ze als het ware emotionele interteksten: frasen waaraan een typerende emotionele waarde van verontwaardiging kleeft. Dat ontneemt het zicht op de realiteit van de kinderen, waardoor deze ontkoppeling van subject en expressie eerder bijdraagt tot de uitholling dan tot een heropleving van een collectief gevoel.

Luiselli schrijft dat we allemaal ‘ter verantwoording’ kunnen worden geroepen als we van deze kwestie wegkijken, maar zorgt de overmatig aanwezige sensationele representatie van leed (die Luiselli hier herhaalt) niet voor een disconnectie tussen ervaring, identiteit en actie? Ervaren we oprecht iets, of ervaren we zoals de representatie ons vertelt hoe we moeten ervaren en leidt dat niet net tot een onthechting van onze eigen ervaring? Dat is een historisch en algemeen probleem, maar de vraag kan worden gesteld of een intelligent schrijfster als Luiselli zich daar niet beter toe moet verhouden.

Politieke vertroebeling

Luiselli probeert in dit essay uiteraard de concrete realiteit van de crisis te beschrijven, maar daarbij geeft ze blijk van een gebrek aan politieke helderheid. Te weinig slaagt ze erin, zoals een in haar lessen uitgenodigde spreker aanspoort te doen, haar emotionele kapitaal om te zetten in politiek kapitaal. Luiselli gaat heftig tekeer tegen de media die de ‘aankomst van de ongeregistreerde kinderen als een Bijbelse plaag’ beschrijven, tegen tendentieuze artikelen in The New York Times of tegen ‘Thelma en Don Christie uit Tuscon’ die in hun strandstoel demonstreren tegen de immigranten. Verontwaardigd valt Luiselli het buitensporige karakter hiervan aan, maar daarmee heb je de redenen voor die buitensporigheid nog niet verklaard, laat staan uitgelegd waarom sommige instituten ze liever in stand houden.

Ook tegen murenbouwer Donald Trump gaat Luiselli in de coda tekeer, maar is haar vijand in dit essay niet veeleer de in gematigd progressieve kringen geliefde Barack Obama? Het is immers onder zijn beleid dat werd beslist om als antwoord op de crisis een priority juvenile docket in te stellen waarbij jeugdzaken prioriteit zouden krijgen bij de immigratierechtbank. Daardoor werd de tijd waarin minderjarige asielaanvragers een advocaat kunnen zoeken voor hun eerste hoorzitting verkort van twaalf maanden tot eenentwintig dagen. Het gevolg is dat ‘kinderen in veel grotere aantallen en veel sneller uitgezet’ worden. Nogal tendentieus vermeldt de cover van het boek dat Vertel me het einde ‘de eerste must-read van het Trump-tijdperk’ wordt genoemd. De vraag is of het boek niet een van de vele is die zal moeten aantonen hoe onder ‘the first celebrity President’ voornamelijk de typische politiek werd gevoerd van wat nu hopelijk een ‘moribund centrism’ is.

Dit geeft al aan dat de bredere politieke context waarin deze vluchtelingencrisis plaatsvindt, weinig aandacht krijgt van Luiselli. Zo schrijft ze amper over de functie van grenzen en de belangen die staten erin hebben om ze – al dan niet met gebruik van geweld – in stand te houden. Het is in dat verband tekenend dat Luiselli op enkele uitzonderingen na niet praat over racisme. Grenzen consolideren machtsverschillen en economische ongelijkheid, wat verschillen in levenskansen voor verschillende bevolkingsgroepen impliceert. De vraag is dan op basis van welke mechanismen en van welke argumenten de dominante macht dit verschil legitimeert; een verschil dat grote delen van de wereldbevolking vandaag overbodig maakt en tot een illegale (non-)status veroordeelt. Luiselli’s attitude is op dat vlak soms te braaf:

De houding ten opzichte van minderjarige migranten is in de Verenigde Staten niet altijd schaamteloos negatief, maar over het algemeen is zij gebaseerd op een soort onbegrip of zelfgekozen onwetendheid.

Enige naïviteit loert dan ook om de hoek. Wanneer Luiselli spreekt over het wijdverbreide netwerk van de criminele bendes over het Amerikaanse continent en de rol van de verschillende staten in de totstandkoming daarvan, besluit ze:

één ding is overduidelijk: zolang alle betrokken regeringen – de Amerikaanse, de Mexicaanse, de Salvadoraanse, de Hondurese en de Guatemalteekse – hun verantwoordelijkheid in de oorzaken van de kinderexodus niet erkennen, zal de crisis niet kunnen worden opgelost.

Zo’n frase kan worden herhaald voor elk type crisis met de daarbij betrokken landen en verraadt dan ook vooral een politieke radeloosheid of onwetendheid. Dat maakt Luiselli’s betrokkenheid en woede niet minder legitiem, maar een essayiste die over een dergelijke crisis schrijft, zou beter geïnformeerd moeten zijn.

Individuele troebelheid

Luiselli is eveneens troebel in haar engagement en haar positie tegenover de Verenigde Staten. Daarmee bedoel ik niet dat ik een welomschreven en afgebakende positiebeschrijving wil – troebelheid is geen synoniem van ambiguïteit – maar dat haar woorden meer lijken te maskeren dan te verhelderen. Luiselli is op het spoor gekomen van de vluchtelingencrisis toen zij met haar partner (de eveneens Mexicaanse schrijver Álvaro Enrigue) en kinderen een reis maakte naar het zuidwesten van Amerika terwijl ze het verdict afwachtten van hun aanvraag voor een green card. Terug in New York vertelt de advocate die Luiselli met haar green card helpt dat ze zich zal bezighouden met de vluchtelingencrisis, waarop niet veel later Luiselli zich aanmeldt als vertaalster.

Haar beslissing komt dus voort uit de ‘macht van kleine toevalligheden’, waarmee ‘het lot [werkt] voor wie geen zekerheden heeft in een groot vooropgezet plan’. Dat kan waar zijn, maar het is tevens een aangename en speelse waarheid die wederom het zicht ontneemt op de grote politieke krachten die ervoor zorgen dat het contact met deze crisis voor sommigen in deze wereld via toeval moet verlopen en voor anderen een onontkoombare realiteit is.

Ook op de verschillende keren herhaalde vraag ‘Waarom ben je naar de Verenigde Staten gekomen?’, antwoordt Luiselli op een literair ontwijkende manier:

zodra je hier bent, ben je bereid om alles te geven, of bijna alles, om te blijven en deel uit te maken van het grote theater van het ergens thuishoren.

Een mooie frase die mij aanspreekt, maar ik begrijp niet waarom Luiselli terugschrikt om concreter te worden over de aantrekkingskracht die de politieke en culturele grootmacht Amerika op iemand kan uitoefenen. Elders schrijft ze dat ‘niemand’ een ‘duidelijk antwoord’ op die vraag heeft, wat mij onwaar lijkt.

Al deze troebelheden zorgen ervoor dat het onduidelijk is welke strijd er moet worden geleverd. Luiselli lijkt die vraag van zich af te schuiven wanneer ze schrijft dat ze uitkijkt naar de generatie die nu student is: ‘Als we de komende jaren zien door te komen, zal dat zijn door deze jongeren die bereid zijn met hart en ziel te ijveren voor veranderingen’. Dat de jeugd van tegenwoordig van belang is om de muren af te breken zal wel zo zijn, maar juist deze tijd toont met figuren als Jeremy Corbyn en Bernie Sanders tevens het belang van oudere en integere figuren. Vertel me het einde wijst op de behoefte aan overkoepelende verhalen waarin we kunnen wonen en zijn, maar is tegelijk een symptoom van het gebrek van een politiek overkoepelend verhaal.

Karaat, Amsterdam, 2017
ISBN 9789492478436
136p.

Geplaatst op 29/10/2017

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.