Proza, Recensies

Het bordeel, de priester, de weduwe en de jongen

Lijkendrijver

Juan Carlos Onetti

Van alle grote Zuid-Amerikaanse auteurs van de vorige eeuw is Juan Carlos Onetti zonder twijfel de meest hermetische, degene die het minst concessies doet aan zijn lezers. Bij Lijkendrijver wekt alleen al de titel verwarring. ‘Drijven’ kan een heleboel zaken betekenen. Het Verschueren-woordenboek vermeldt drie betekenissen die relevant zijn voor deze roman: voor zich uit of in een bepaalde richting doen gaan (de ossen naar de markt drijven); tot een bepaalde handeling bewegen (zich door de loop der omstandigheden laten drijven); en (als bedrijf) uitoefenen (zaken drijven).

Het titelpersonage, officieel Larsen genaamd, wordt door iedereen Drijver genoemd, kort voor Lijkendrijver. Al snel blijkt hij een souteneur of pooier te zijn; de ‘lijken’ in kwestie zijn dus de door hem ‘gedreven’ prostituees. In het Spaans is de titel van de roman Juntacadáveres (1964); ‘juntar’ betekent ‘samenvoegen’, ‘verenigen’, ‘verzamelen’, ‘vergezellen’. Het Spaanse woord kan ook de bijbetekenis hebben van ‘copuleren’, wat gezien de context misschien geen toeval is. Geen letterlijke, maar wel een geslaagde vertaling; het is vaak riskant eigennamen te willen vertalen, ook al hebben ze een betekenis (de Engelse vertaler behoudt bijvoorbeeld Junta als naam), maar Frans Oosterholts keuze past wel degelijk binnen het straatje van Onetti en bij de sfeer van de roman. Zijn vertaalkeuzes zijn over de hele lijn te prijzen; net als bij Arie van der Wal (Het afscheid), Maarten Steenmeijer (De dood en het meisje), Barber van de Pol (De werf) en Mariolein Sabarte Belacortu (Het korte leven) horen we duidelijk Onetti’s hoogst eigenzinnige stem in elke zin doorklinken.

 

Onetti de waarheidsdrijver

Lijkendrijver is het derde deel van de door uitgeverij Kievenaar opgezette reeks die alle korte romans van Onetti omvat; Voor een graf zonder naam zal het volgende deel zijn. Lange tijd was De werf (in 1978 vertaald door Barber van de Pol en uitgebracht door Meulenhoff) het enige in het Nederlands beschikbare werk van Onetti; in 2006 volgde, opnieuw bij Meulenhoff, de vertaling van Het korte leven, wat over het algemeen als zijn hoofdwerk wordt gezien, maar daarna werd het weer stil rond Onetti. Hij is minder een publiekstrekker dan bijvoorbeeld Jorge Luis Borges, Gabriel García Márquez, Julio Cortázar, Carlos Fuentes en Mario Vargas Llosa. Nochtans prijken van die laatste drie geregeld grote éloges op achterflappen van Onetti-uitgaves; Vargas Llosa wijdde zelfs een heel boek aan de solitaire Uruguayaan. Het staat buiten kijf dat Onetti een groot schrijver is, maar zijn boeken zijn zo weerbarstig dat ze moeilijk te slijten zijn. Des te meer lof verdient Kievenaar, want het siert een taalgebied om zijn eigen versie van Onetti te hebben. In Duitsland zijn al een aantal jaar zijn verzamelde werken integraal beschikbaar; dankzij Kievenaar doet het Nederlandse taalgebied een grote stap in die richting.

Het moet overigens gezegd: de weerbarstigheid van Onetti kan soms tot wanhoop leiden. Het lezen van zijn werken is een ambivalent proces: de ene pagina zou je een staande ovatie willen geven, de volgende voel je je hersenen knarsen omdat je niet goed begrijpt wat er exact aan het gebeuren is. De triomf van Onetti is dat hij er vaak in slaagt een waarheid in woorden te vatten waarvan je nog nooit bevroed had dat die in taal gevangen kon worden, maar die gedurfde aanpak heeft een keerzijde, als hij zich verliest in abstracte bespiegelingen en metaforiek die in rook opgaan. Toch moeten we hem vooral koesteren, omdat hij volledig zichzelf is, herkenbaar vanaf de eerste zin, en omdat hij altijd opnieuw de koe bij de hoorns probeert te vatten: eigenlijk doet Onetti weinig meer dan graven, de hele roman lang, graven naar de waarheid die verborgen ligt onder de gemeenplaatsen, onder de woorden en handelingen van alledag, tot hij op goud stoot. Hij is een ontsluiter. Hij drijft poëtische waarheid.

 

De tristesse van Santa María

Ook zijn sfeerschepping is ongeëvenaard. In Lijkendrijver bevinden we ons opnieuw in Santa María, het in Het korte leven uitgevonden fictieve stadje waar de meeste Onetti-romans zich afspelen. Het is een triestige plek, vol uitgebluste mensen; niets lijkt er zin te hebben. Onetti heeft maar een paar woorden nodig om het stadje, dat aan de oever van een rivier ligt in het platteland, memorabel te schetsen, zoals bij het beschrijven van de wandeling van de prostituees:

En tussen de harde en donkere silhouetten van de kolonistenfamilies, schaars op maandag; tussen het geduld van de vissers, dat zich onbeweeglijk uitstrekte over de kadewal; tussen de net afgebakende ruitvormige perken, waarin schriele en tere boompjes streden om te overleven; tussen de ondergang van de middag en de provinciale treurigheid die dan neerdaalde over Santa María, legden hun bonte jurken de wandelweg af als een lang geleden uitgestippelde ongerijmdheid, als een argeloze provocatie.

Op merkwaardige wijze lijkt de gemoedsgesteldheid van de inwoners van Santa María de meteorologische toestand te beïnvloeden (of dat is althans de indruk die we krijgen. Omgekeerd werpt het droevige aanschijn van de stad een schaduw over de inwoners: ‘[D]e eenzaamheid van de straten blijft de Ford binnendringen als stofwolken van de hete aarde en niets kan de herhaalde afwijzingen dempen van Santa María, dat ontvolkt slaapt midden op de middag.’ Inwoner en stad versterken de tristesse in elkaar. Merk bij het bovenstaande citaat op hoe Santa María gepersonifieerd wordt: de ‘herhaalde afwijzingen’ van Santa María, een typische bizarre Onetti-karakterisering.

Het hoofdintrige handelt over de komst van een bordeel, op initiatief van de apotheker Barthé, die na jaren toestemming krijgt van het stadsbestuur en Drijver aanwerft als souteneur. Drijver arriveert met drie vrouwen en installeert zich in een huisje aan de waterkant met hemelsblauwe rolluiken (een detail dat telkens herhaald wordt). Onmiddellijk staat Santa María in rep en roer: pastoor Bergner haalt in zijn zondagspreken uit naar de corrumperende invloed van het bordeel en in zijn kielzog schrijven de meisjes van de katholieke school klachtbrieven. Als het protest momentum krijgt, besluit de gouverneur de concessie weer in te trekken en moet het bordeel sluiten. Na drie maanden vertrekken Drijver en zijn drie vrouwen weer met de trein waarmee ze aangekomen waren.

Op het tweede plan zitten we in het hoofd van Jorge Malabia, een jongeman van zeventien die aan een gevaarlijk ballet begint met Julita, de weduwe van zijn overleden broer. De meeste personages noemen Julita krankzinnig; uit alles blijkt inderdaad dat ze de dood van haar man niet goed verwerkt heeft en een vreemde obsessie met zijn jongere broertje heeft ontwikkeld. Jorge wordt door iedereen nog als een groene knaap gezien en probeert zichzelf maturiteit aan te meten door het dragen van een alpino en grote regenjas, en het roken van een pijp. Hij loopt rond met het verlangen zich te ontvoogden van zijn ouders, naar het bordeel te gaan, op eigen benen te staan; tegelijkertijd slaagt hij er niet in Julita van zich af te zetten.

Op het derde plan is er Marcos, neef van pastoor Bergner en broer van Julita, een ploert die zijn dienster slaat, met haar naar bed gaat en tegelijk fulmineert tegen het bordeel zodra hij een slokje opheeft, onder meer omdat Drijver volgens de antisemitische Marcos een geldbeluste Jood is. Hij broedt op moord, naar eigen zeggen omdat de wereld (te) lelijk is. En dan zijn er nog een aantal andere personages die hun opwachting maken, van wie de meest notabele dokter Díaz Grey is, de cynische observator die in elke roman uit de Santa María-reeks vanaf de zijlijn commentaar op het gebeuren levert, en af en toe een bemiddelende rol speelt, zonder dat er veel geestdrift of hartstocht bij komt kijken, alsof hij zich anders toch maar zou vervelen. Hij is nihilistisch tot op het bot.

 

De verbrijzeling van de vierde wand

Maar wie staat er in het centrum van deze roman? Is er een samenhang in de mozaïek? Zou er samenhang moeten zijn? Het is moeilijk te zeggen. Het bordeel staat ontegensprekelijk centraal in de roman (Drijver bestiert het, Jorge wil ernaartoe, Marcos en pastoor Bergner willen het weg), maar het is niet zo dat alle verhaallijnen feilloos aan elkaar gebreid worden. Het tragische verhaal van de weduwe Julita staat bijvoorbeeld redelijk op zichzelf. Vargas Llosa noemt Lijkendrijver in zijn beschouwing daarom weliswaar een van Onetti’s beste werken, maar ook van ongelijke kwaliteit, want hier en daar vertoont het mankementen. Dat lijkt een juist oordeel.

Maar ik schaar me niet volledig achter Vargas Llosa. Een van de ‘fouten’ van Onetti is volgens hem het plotse gebruik van een vertellersstem die terloops vermeldt alles aan het verzinnen te zijn, als we al driekwart van de roman achter ons hebben. Dit voegt niets toe en verbrijzelt het geloof van de lezer in het verhaal en de personages, aldus Vargas Llosa. Hier slaat hij de plank mis; in feite is het vreemd dat zo’n grote Onetti-adept zich zou storen aan een procedé dat nochtans standaard is voor de in Santa María spelende romans. Onetti wil met die onorthodoxe ingreep net aantonen dat onze willing suspension of disbelief niet klein te krijgen is, zeker niet als de fictieve wereld en de daarin figurerende personages op overtuigende wijze gepresenteerd worden.

Eerder dan een zwakte is die vreemde monoloog van de ‘auteur’ dus een bewijs van Onetti’s sterkte. Net het feit dat je eraan herinnerd wordt dat je een verzinsel aan het lezen bent en toch blijft geloven in de lotgevallen van de personages, hun gedachten en gevoelens, bewijst het mirakel van literatuur. Onetti drijft dat gegeven op de spits. Bovendien maakt het deel uit van zijn nihilisme en van het karakter van zijn verhaalwereld: het is alsof alle personages van Santa María ergens wel beseffen dat het op de keper beschouwd weinig uitmaakt wat ze al dan niet doen, omdat ze toch maar fictief zijn. Een thema dat bij generatiegenoot Borges ook speelt, zoals in het schitterende verhaal ‘De ronde ruïne’ (1944).

Continu lopen Onetti’s personages te peinzen over wie ze zijn en wat ze voorstellen in het universum. Meestal zijn die overpeinzingen pessimistisch. Onetti werd door sommigen als een existentialistische auteur beschreven, een zeldzaamheid binnen de Zuid-Amerikaanse letteren (misschien dat alleen Ernesto Sábato ook zo genoemd kan worden); zelf gaf hij toe beïnvloed te zijn door Sartre en Camus. Vaak terugkerend is het gevoel gedetermineerd te zijn, zoals wanneer Drijver vaststelt ‘dat hij nooit zou weten wat hij zat te denken, […] dat een ander hem gebruikte om dingen uit te proberen’. Ook tekenend is de wijze waarop Díaz Grey de inwoners van Santa María karakteriseert, denkend over Drijver: ‘Hij is geen persoon; hij is, zoals alle bewoners van deze rivierstrook, een bepaalde bestaansintensiteit die zich hult in de vorm van zijn eigen bezetenheid, zijn eigen idiotie.’

 

Sukkelaars en mislukkingen

Drijver is een klassieke mislukkeling binnen het universum van Onetti. Hij koestert zijn hele leven het grote verlangen een groots bordeel te bestieren met mooie jonge vrouwen, en hoopt daarnaast op een duurzame relatie met een zielsverwant, maar moet het telkens stellen met armoedige bordelen met vrouwen die hun beste jaren achter zich hebben liggen, zonder de liefde van zijn leven gevonden te hebben. Weliswaar heeft hij een zwak voor María Bonita, een van de drie prostituees, maar die liefde lijkt niet helemaal réciproque. De sekswerkers worden ‘drie mismoedige, lelijke vrouwen’ genoemd; het is Drijvers vloek elke keer opnieuw met vrouwen van boven de veertig opgescheept te zitten, die zich in zijn armen storten vanwege ‘de mislukking en het gevoel te mislukken die alle vrouwen ouder dan veertig aankleefden en die hen vanaf het eerste moment, vanaf de geboorte of adolescentie, leken op te wachten als een struikrover langs de weg’. Vandaar ook de naam ‘lijkendrijver’; de lichamen die hij drijft, zijn hun jeugdige frisheid kwijt. Drijver is een triest figuur die tegenstribbelt als zijn bordeel de deuren moet sluiten, maar al tijdens het tegenstribbelen tegelijk berust in zijn nederlaag.

Ook de jonge Jorge wekt vooral medelijden op. Zijn personage is moeilijk te lezen; hij wil onafhankelijkheid, maar hoe hij die wil bereiken en wat hij met die onafhankelijkheid wenst te doen, is dan weer niet duidelijk. Zowel zijn ouders als Julita hebben de dood van zijn grote broer, Federico, nog niet verteerd. Ook hij lijkt nog in diens schaduw te vertoeven. Nacht na nacht trekt hij op pad met zijn alpino, zijn regenjas en zijn pijp; hij begluurt Marcos terwijl die seks heeft, valt binnen bij Julita voor lange en vage gesprekken, droomt van het bordeel. Een dolende ziel die over zichzelf zegt: ‘Ik zie mezelf en ik accepteer: zwak, puur, niet in staat tot eenzaamheid, zonder mogelijke bestemming behalve een element te zijn in het bestaan van een ander, van anderen.’ We zitten continu in Jorges hoofd vanuit een ik-perspectief, maar toch blijft hij een groot vraagteken. Misschien omdat hij niet gelooft in het vermogen van woorden of gedachten om waarheden uit te drukken: ‘Niets belangrijks kan gedacht worden, alles wat belangrijk is moet men onbewust met zich meeslepen, als een schaduw.’

Dat is een gedachte die Díaz Grey echoot als hij stelt: ‘Al sta je erbuiten, erboven, afgescheiden van dit alles, je kunt alleen handelen en spreken alsof je er middenin zit en erbij hoort. De waarheid zou stilte zijn, louter zwijgen.’ De werken van Onetti zijn op een vreemde manier ambivalent: de hele tijd op zoek naar waarheid, maar tegelijk aangevend dat die onmogelijk gevonden kan worden. Onetti geeft de zielenroerselen van zijn personages op zeldzame wijze bloot, daartoe een beroep doend op overrompelende metaforiek, en toch heb je nooit het gevoel dat je zijn personages helemaal begrijpt of kent.

Soms valt aan een gedraging, een verlangen of een obsessie ook niets te begrijpen: ze zijn, en de mens hangt eraan vast. Wat drijft Julita? Ze initieert zelf de paringsdans met Jorge, die ze misschien onwillekeurig met de overleden Federico vereenzelvigt; als ze op het einde voor suïcide kiest, ligt het voor de hand haar schuldgevoel vanwege dit verraad aan haar gestorven man als de oorzaak te zien. Misschien dacht ze alleen bij Jorge nog een glimp van Federico te kunnen opvangen. Of ze werkelijk krankzinnig is of zich alleen zo voordoet, is onmogelijk te zeggen, een typisch raadsel voor de Santa María-boeken. Of denk aan hoe Marcos Bergner, de agressieve dronkaard, wordt verteerd door de drang om een moord te plegen. Zelf legt hij de oorzaak voor die drang bij de smerigheid van de wereld: ‘We zijn allemaal smerig en de smerigheid die we vanaf de geboorte meedragen, mannen en vrouwen, vermenigvuldigt zich door de smerigheid van de ander en de walging wordt ondraaglijk.’ Uit deze woorden blijkt dat de smerigheid vooral in zijn eigen ziel zit, dat zijn verlangen naar moord diep in zijn binnenste zit en hem beetje bij beetje opvreet.

Als Marcos na maanden van bedreigingen de daad bij het woord voegt en met een geweer het bordeel binnendringt, is het plotseling of we in een oude film noir zitten. Noch Drijver, noch de vrouwen zijn op welke manier dan ook bang of verrast, alsof ze niet geloven dat Marcos hen echt zou kunnen neerknallen. Er hangt een spanning in de lucht, al wordt die door alle aanwezigen ontveinsd. Uiteindelijk slagen de vrouwen erin Marcos van zijn moordlustige plan te doen afzien en blijft hij overnachten: de hypocrisie is compleet. De prekerige Marcos wou eigenlijk niets liever dan het bordeel bezoeken, al zal hij dat nooit toegeven.

Toch moet het bordeel uiteindelijk het onderspit delven. De macht en invloed van de Kerk reiken ver: als pastoor Bergner in zijn preek verwijst naar het bordeel, ontstaat er ophef en beginnen meisjes van een katholieke school anonieme schotschriften rond te sturen. De meisjes ‘konden het niet verdragen dat er vrij seksueel verkeer zou zijn’, aldus de verteller. Zo legt de komst van het bordeel een geborneerde preutse moraal bloot. Een geestige exponent daarvan is de Bond van Ridders, een groep moraalridders met een radicaal kuisheidsideaal die waken over de zeden in Santa María, maar eigenlijk al jarenlang nauwelijks een doelwit hadden en dus een beetje waren ingeslapen; zodra het bordeel de deuren opent, schieten ze wakker en doen ze er, aangevoerd door pastoor Bergner, alles aan om het volk tegen Drijver en zijn vrouwen op te zetten, een doel waar ze na drie maanden al in slagen. Als satire op de enggeestigheid en macht van de Kerk en de hiermee gepaard gaande hypocriete preutsheid onder het volk is Lijkendrijver zeer geslaagd.

Voor de meeste personages is er op het einde van Lijkendrijver weinig meer dan een nieuwe teleurstelling bijgekomen. Tweemaal wordt er gedreigd met een geweer, tweemaal wordt uiteindelijk de trekker niet overgehaald. De personages drijven door het leven als wolken zonder bestemming. Eventjes wordt het stadje opgeschrikt door de komst van een bordeel, maar dat verdwijnt even snel als het gekomen is. En dus zinken de inwoners verder weg in de lethargie van de warme, verlaten straten, worden ze in slaap gewiegd door de allesoverheersende geur van jasmijn, worden ze gedreven door angsten en verlangens en neergedrukt door het besef dat het toch allemaal zinloos is. Misschien is het enige echte wel hun gevoelens, maar ook daar zijn ze niet zeker van. Zo hoopt Jorge, emotioneel het hart van de roman, dat woorden ‘het gewaad van feiten konden opleggen aan dat wat hij gevoeld had’.

Tellen onze gevoelens? Zijn de feiten echt? Onetti laat ons in het ongewisse. In elk geval is Lijkendrijver voorlopig het beste deel van de reeks korte romans die uitgeverij Kievenaar tot bij het Nederlandstalige publiek brengt. Niemand anders schreef zinnen zoals Onetti ze schreef; ook als hij soms moeilijk te volgen is, blijft zijn vertellersstem hypnotiserend.

 

Recensie: Lijkendrijver van Juan Carlos Onetti door Arthur Hendrikx

Uitgeverij Kievenaar, 2023

Geplaatst op 05/07/2024

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.