Recensies, Samenleving

De witheidsproblematiek

Witte orde

Over ras, klasse en witheid

Sibo Rugwiza Kanobana

Een video van VRT NWS, ‘Criminaliteit en overlast rond Brussel-Zuid nemen toe’, geeft aan hoe genormaliseerd racisme is in Vlaanderen. Een man met een keurig jasje aan geeft op een rustige maar toch betrokken toon zijn mening over het station aan de journalist van de Vlaamse openbare omroep:

‘Brussel-Zuid heeft niks hé […] Allé, ge hebt hier al dat ja, ik mag niet racistisch klinken eh, maar al dat buitenlands gespuis hier. Valt een beetje op eh, valt een beetje op eh.’

‘Als toegangspoort tot België stemt dit niet onmiddellijk vrolijk?’

‘Ik vind dat afschuwelijk, ja, ik vind dat afschuwelijk.’

Dat is lang niet alles. Het racisme bestaat er niet enkel in dat deze uitspraak zonder tegenspraak wordt uitgezonden, maar ook in het gehele frame van de verslaggeving. Alleen maar toeristen en witte mensen komen aan het woord om over hun gevoel van onveiligheid en de vervelende plasgeur rond het station te spreken. Mensen van kleur komen enkel in beeld, en dan voornamelijk als ‘daklozen’, ‘asielzoekers’, ‘kwetsbare personen’ en gebruikers van alcohol, dus impliciet als de bron van overlast en criminaliteit. Het antwoord hierop, daarover is iedereen van de lokale verkoper tot de lokale burgemeester het eens, is meer beveiliging en repressie. Armoede en exclusie worden zo gecriminaliseerd. Ze zijn in de eerste plaats een veiligheidsprobleem; pas daarna een sociaal probleem.

Deze reportage is een uitdrukking van wat sociolinguïst en historicus Sibo Rugwiza Kanobana de ‘witte orde’ noemt in zijn gelijknamige boek. Daarmee doelt hij op een machtsrelatie die zijn wortels heeft in het Europese verleden van imperialisme en kolonialisme, en die tot vandaag doorwerkt in het alledaagse leven als een gewelddadige, verticaal hiërarchisch en dus ongelijk gestructureerde orde die bepaalt welke levens bevoorrecht worden en welke meer kans hebben armoede, precarisering en een vroegtijdige dood te ervaren. Wit heeft in deze orde connotaties van bourgeois, westers en Europees, maar ook van ‘veilig, normaal, rationeel, hygiënisch, neutraal, gedisciplineerd’. Tegelijk bepaalt de witte orde wie ‘de ander’ is en wie of wat te beschouwen valt als ‘ongedisciplineerd, onzeker, irrationeel, lui, abnormaal, vies, gevaarlijk, duister en dus ongewenst’. Het racialiseringsproces is dus dubbel in deze video. Enerzijds brengt hij mensen van kleur in verband met armoede, criminaliteit en overlast. Anderzijds drukt hij uit dat een situatie van veiligheid, netheid, rust en normaliteit te begrijpen valt als wit en nodigt hij ons uit daarnaar te verlangen: witheid als streefdoel.

Het is door die witte orde dat de geïnterviewde man überhaupt een dergelijke racistische uitspraak kan doen: zijn individuele racisme is het gevolg van de witte orde, die de video verder reproduceert. Het is ook door de witte orde dat de man noch de journalist hoeft te verduidelijken wie dat zogenaamde ‘buitenlands gespuis’ is: ieder weet dat hij niet verwijst naar die mensen die net afstappen van treinen uit Londen, Parijs, Amsterdam of Berlijn. Witheid beïnvloedt immers hoe we allen de wereld waarnemen. Het belang en de noodzaak van Kanobana’s boek bestaan erin dat het witheid en racisme als vormgevende krachten van het alledaagse leven zichtbaar maakt.

 

Blank en wit

Na eerder Zwarte bladzijden: Afro-Belgische reflecties op Vlaamse (post)koloniale literatuur te hebben samengesteld, is Witte orde het tweede boek waarmee Kanobana een broodnodige interventie maakt in het debat over racisme en kolonialisme in de Lage Landen. Witte orde bestaat uit drie delen. In het eerste beschrijft Kanobana hoe zijn eigen levenservaringen zijn blik op ‘taal, ras en klasse’ hebben beïnvloed, en hoe hij zich telkens in een ‘liminale ruimte’ bevond: naargelang de context wist hij zich anders geracialiseerd. Een meer historische en theoretische duiding van begrippen als ras, racisme en witheid volgt in het tweede deel, terwijl het laatste ingaat op hedendaagse politieke manifestaties van ras. Het boek plaatst zich expliciet in huidige discussies over structureel racisme: niet het racisme als uiting van een individuele intentie, maar als ingebed in maatschappelijke structuren en instellingen. Tevens wil het boek een correctie zijn op de debatten over ‘racisme zonder ras’: een racisme waarin biologie vervangen is door cultuur en religie als teken van verschil. Niettemin speelt hoe iemand eruitziet of iemands ‘fenotype’ nog steeds een rol. Via een analyse van witheid wil Kanobana inzicht brengen in die relatie tussen uiterlijk, cultuur en sociale processen van raciale in- of exclusie.

Dat doet hij door te vertrekken vanuit de Nederlandstalige bijzonderheid dat er twee woorden zijn om naar mensen met een lichte huidskleur te verwijzen: wit en blank. De laatste jaren wordt ‘blank’ steeds meer vervangen door ‘wit’. Het eerste roept connotaties van onschuld en zuiverheid op, terwijl het tweede nadrukkelijker aangeeft dat wit ook een kleur is en niet een onbeschreven of neutrale positie inhoudt. Ietwat verrassend pleit Kanobana ervoor om beide termen te behouden en als analytisch instrument in te zetten om racisme te begrijpen. Blank verwijst dan naar het uiterlijk van mensen, terwijl wit verwijst naar

een ideologie die waarde toekent aan mensenlevens, waarbij aan de hand van een hele batterij aan symbolen, onder andere en in belangrijke mate huidskleur, maar zeker ook taal, religie, cultuur, vermogen, identiteitspapieren et cetera, mensen al dan niet als waardevol bestempeld worden. Hoe witter je bent, hoe meer je leven waard is.

Wit is dus geen essentie of vaststaande identiteit, maar een machtsrelatie die ons allen socialiseert. Om het analytische voordeel van de tweedeling tussen ‘blank’ en ‘wit’ aan te geven, maak ik er in het vervolg van deze recensie gebruik van. Aan het einde uit ik hierover enige reserves.

Blank zijn is dan voldoende noch noodzakelijk om als wit te worden beschouwd. Zo waren de Ieren tijdens de Britse kolonisatie niet wit. Dichter bij huis valt zelfs te denken aan de racialisering van de Vlamingen door de Walen, zoals Kanobana elders beschrijft. De betekenis van wit is dan ook historisch variabel en contextgebonden. In tijden van woedende islamofobie, is bijvoorbeeld een bekering tot de islam waarschijnlijk de meest effectieve manier om vandaag als blanke Vlaming je witheid te verliezen in de ogen van andere witte Vlamingen.

Tegelijk kunnen niet-blanke mensen wel ‘wit’ zijn wanneer zij het ideologische waardepatroon omarmen dat ‘witheid’ uitdrukt. Ook hier haalt Kanobana zijn inspiratie uit ons taalgebruik. Hij verwijst naar ‘muzungu’ en ‘mondele’, de woorden in respectievelijk Swahili en Lingala om naar blanke mensen te verwijzen. Ze zijn in sterke mate gegrond in de koloniale ervaring en verwijzen daarom in het huidige Congo ook naar niet-blanke mensen die macht en rijkdom hebben verworven en andere symbolen die aansluiten bij een verbeelding van het Westen of Europa.

Kanobana breidt dit gebruik uit naar zijn begrip van ‘witheid’ om onder meer in te gaan tegen de idee dat ras geen rol van belang meer speelt nu allerlei mensen van kleur machtsposities kunnen verwerven. Om met de titel van Kanobana’s proefschrift te spreken, dienen zowel die indruk van diversiteit als vaak ook die mensen zelf de witte orde. Structureel verandert er immers weinig. Witheid is hier dan ‘een cluster van tekens binnen die witte orde die macht aanduiden en die kunnen worden toegeëigend door alle mensen, ook mensen van kleur’. Denk aan voormalig Amerikaans president Barack Obama onder wiens beleid aanvallen en moorden met drones enorm werden uitgebreid en het makkelijker werd om minderjarige asielaanvragers het land uit te zetten. Of aan de Britse premier Rishi Sunak die onlangs een wet door het parlement kreeg die deportatie van asielzoekers naar Rwanda mogelijk maakt.

Het is van belang bij deze voorbeelden van ‘wit’ te blijven spreken, en niet louter westers, omdat binnen dergelijk beleid de levens van mensen van kleur nog steeds als minder waardevol gelden. ‘Wit’ maakt ook duidelijk dat de toegang van mensen van kleur tot die orde steeds precair is: wanneer hun beleid slecht uitpakt, ze een belangrijke penalty missen of een misstap begaan komen de racistische leuzen snel opnieuw boven. Huidskleur verzekert met andere woorden toegang tot noch uitsluiting van witheid, maar blijft niettemin een rol spelen. De betekenis ervan is echter steeds contextueel en historisch afhankelijk.

 

Ras en klasse

De crux van Kanobana’s betoog is dat de witte orde een ‘sociale orde [is] waar we allemaal deel van uitmaken’, zonder daarmee te beweren dat die orde ons altijd en overal determineert. Ze is een val waarin we zitten: ze bemiddelt hoe we de wereld waarnemen en wie of wat we als ‘beschaafd’ of ‘barbaars’ beschouwen. Ook heeft ze materiële gevolgen, waardoor macht in de vorm van economisch en symbolisch kapitaal ongelijk verdeeld is over witte en niet-witte mensen. In de witte orde is ras dan ook niet los te zien van klasse – en evenmin van andere machtsverhoudingen zoals gender en seksualiteit, maar Kanobana focust vooral op de relatie met klasse.

Meer specifiek voor ons huidig tijdsgewricht is witheid ‘emblematisch voor wat we ons inbeelden als middenklasse en niet-witheid emblematisch als onderklasse’. Met de politicologe Olivia Rutazibwa spreekt Kanobana van ‘een verbeeld wit middenklassenbestaan’ dat ‘leeft als een soort beschavingsideaal, een mondiaal referentiekader van wenselijke menselijkheid’. Binnen de witte orde wordt klassenongelijkheid telkens weer raciaal verbeeld, waarbij zogenaamde vastgebeitelde culturele gebreken die ongelijkheid verklaren. Ras legitimeert zo klassenverschillen.

Cruciaal voor een goed begrip van zowel huidig als historisch racisme is dat witheid komt met de belofte van opwaartse mobiliteit of van een verankering in een secuur middenklassenbestaan. In de geschiedenis van de kolonisatie van Noord-Amerika werkten eerst zowel zwarten als blanken als een type dwangarbeiders in erbarmelijke werkomstandigheden op de plantages. Om de opstand die onder de arbeiders woedde op te breken gaf het koloniaal bestuur via een juridisch kader aan de blanke werkers een wit privilege, terwijl het de zwarte arbeiders tot slaven maakte en contact tussen beide groepen verbood. Het privilege bestond in klassenmobiliteit: hun kinderen zouden vrij zijn en recht hebben op land en totslaafgemaakten. Door deze raciale verdeling werd dan ook niet enkel de opstand tegengehouden, maar werden blanke arbeiders ook ‘verdedigers van de belangen van de hogere klasse, met wie ze zich als “witte mensen” meer politiek zouden gaan identificeren dan met hun zwarte lotgenoten’.

Een vergelijkbare dynamiek ligt ten grondslag aan het neoliberale tijdperk. Kanobana kadert het neoliberalisme niet als louter een reactie op een economische crisis, zoals dat gebruikelijk het geval is, maar ook als een raciale strategie die de witte orde moest beschermen. Een economische logica van privatisering kon worden doorgevoerd omdat de perceptie werd gecreëerd dat immigranten en gastarbeiders onterecht profiteerden van de openbare diensten van de verzorgingsstaat. De racialisering creëert een beeld van ‘de ander’ die, anders dan de hardwerkende ‘oorspronkelijke’ witte Europese bevolking, luie en onbetrouwbare profiteurs zouden zijn. Klasse is hier eveneens aan het werk omdat sociale mobiliteit en middenklassenleven in de eerste plaats gereserveerd moeten blijven voor de witte mensen. Met deze ontmanteling van een welvaartsstaat die op koloniale uitbuiting dreef, komt een ‘postkoloniale controlestaat’ waarin ras als structurerend principe sterk aanwezig blijft. Die staat zet enerzijds in op de beveiliging van onze westerse ‘vrijheden’ en ‘manier van leven’, en dat in het meest extreme geval door mensen te laten verdrinken in de Middellandse Zee. Anderzijds op het opspeuren van niet-witte mensen via raciale profilering en het bestraffen van ‘profiteurs’. De Nederlandse toeslagenaffaire is maar één uiting van de sociale en private drama’s waartoe dit kan leiden.

In beide historische gevallen – die van de kolonisatie en van het neoliberalisme –  zien we een logica waarbij mensen worden uitgenodigd om zich te identificeren met witheid omdat het hen zo niet een klassenvoordeel zal bieden, dan wel wat W.E.B. Du Bois de psychologische beloning van witheid noemt: wie wit is voelt zich psychologisch beter en wordt beter bejegend en kan zich zo onderscheiden van ‘de ander’. Het is deze raciale dimensie die in huidige debatten over de opkomst van extreemrechts – een onderwerp dat Kanobana niet echt aansnijdt – nooit aan bod komt. Zeker sinds het Brexit-referendum en de verkiezing van Trump ligt de focus op de zogenaamde witte kiezer die door de afbraak van de welvaartsstaat bestaansonzekerheid ervaart. In de steek gelaten door de traditionele of progressieve (centrum)partijen worden ze opgejut door extreemrechtse en racistische partijen die de oorzaak van alle problemen bij de ander leggen – de vreemdeling, de asielzoeker, de immigrant, de moslim. Dit zou dan werken vanwege het zondebokprincipe.

Het is echter pas vanuit een begrip van de witte orde dat we kunnen snappen hoe ‘de ander’ als zondebok fungeert. Het racisme van het Vlaams Belang en de PVV werkt omdat het plaatsvindt in een samenleving die al bij voorbaat raciaal en racistisch georganiseerd is. Een samenleving waarin mensen door hun identificatie met witheid sowieso al menen dat zij het ‘verbeelde witte middenklassenbestaan’ verdienen – wit zijn betekent immers een beloning krijgen; een samenleving waarin witte mensen bij de aanblik van de geracialiseerde en uitgesloten ander sowieso al niet denken dat dit onrechtvaardig, oneerlijk en onmenselijk is omdat ze nu eenmaal geen mensen zien. Dat is racisme, zo schrijft Kanobana met Charles Mills, als ‘een “epistemologie van onwetendheid”, een lens die het bewustzijn van het bevooroordeeld karakter van zijn eigen perspectief mist’. Of zoals de Kameroense historicus en politicoloog Achille Mbembe schrijft in Critique of Black Reason: ‘the Black Man is the one (or the thing) that one sees when one sees nothing, when one understands nothing, and, above all, when one wishes to understand nothing.’ Het racisme van de Vlaamse en Nederlandse politiek werkt omdat mensen ervoor kiezen niets te zien en niets te begrijpen: ‘de ander’ is immers toch al niets of niet van belang.

Mbembe spreekt in datzelfde boek over het zwart-worden van de wereld – zwart is hier ook geen huidskleur, maar het andere uiterste van de machtsrelatie die witheid uitdrukt. De verdinglijking, flexibilisering, vervangbaarheid en precariteit die lange tijd slechts werden voorbehouden aan de zwarte bevolking wordt nu algemeen, en geldt dus voor steeds meer witte mensen. Dat is meteen ook de klassendimensie: meer en meer mensen dreigen uit de middenklasse weg te glijden, of zien de droom van een ‘verbeeld wit middenklassenbestaan’ onbereikbaar worden voor zichzelf of voor hun kinderen. Binnen die context zijn witheid en racisme de uitnodiging om met wat extra geweld de resterende welvaart binnen de eigen rangen te houden. De pijnlijke ironie is dat intussen mensen van kleur worden gemobiliseerd tegen de dreiging van extreemrechts en voor de bescherming van de huidige ‘centrum’-politiek die evenzeer door en door wit is – het volstaat hier te denken aan het grenzen- en immigratiebeleid.

 

Ongemak

Het is wat: een boek over racisme recenseren en daarbij voortdurend het woord ‘blank’ moeten gebruiken, wetende dat velen, inclusief mezelf, die term zelf als racistisch zien. Kanobana bereikt op die manier het ongemak dat hij beoogt:

dat wrange gevoel is, denk ik, wat we nodig hebben, die collectieve schaamte die ons aan het denken zet over wat we nu eigenlijk aan het zeggen zijn en wat de repercussies daarvan zijn.

Kanobana wil niet louter het ene woord door het andere vervangen als de categorie waarnaar het verwijst ongewijzigd blijft. Zo geeft hij elders in het boek het voorbeeld van de manier waarop ‘allochtoon’ negatievere termen als ‘migrant’ en ‘gastarbeider’ verving om vervolgens zelf vervangen te worden door bijvoorbeeld ‘etnisch-culturele minderheden’. Telkens opnieuw is het doel ‘om negatieve connotaties en expliciete racistische discours te vermijden’. Zo ook dient wit het meer racistisch geconnoteerde blank te vervangen.

Toch werkt ‘wit’ net iets anders, lijkt me. Hier gaat het om een ander woord dat de dominante partij in het vizier neemt en daarom sowieso al bij hen ongemak oplevert. Niet omdat ze, zoals Houria Bouteldja schrijft in Les Blancs, les Juifs et nous (2016), ‘ontdekken’ dat ze wit zijn – dat wisten ze immers al lang. Maar omdat ze zich nu ‘nommés, situés’ weten en daardoor als medeverantwoordelijk en medeplichtig kunnen worden beschouwd aan een ongelijk mondiaal systeem. De ironie van Kanobana’s onderscheid tussen wit en blank is dat die laatste term nu opnieuw de neutraliteit terugkrijgt die wit net ter discussie wilde stellen. Tegelijk is het de vraag of een ‘blanke’ persoon überhaupt niet-‘wit’ kan zijn in de huidige wereldorde geschapen door kolonialisme en imperialisme? Zoals de voorbeelden van de slavernij, het neoliberalisme en het huidige extreemrechtse klimaat illustreren worden alle ‘blanken’, van de zogenaamde niet-witte onderklasse tot de hogere klassen, voortdurend uitgenodigd tot identificatie met witheid en profiteren ze er materieel en/of psychologisch van – al is het maar omdat de politieke partijen aandacht hebben voor hun grieven.

Verder zijn er mogelijk limieten aan wat het gevoel van ongemak, opgeroepen door de term ‘blank’, kan doen. Emoties brengen geen politieke helderheid en leiden niet per definitie naar een bepaalde politieke stellingname. Voor de witte mens is ‘de ander’ immers altijd al een bron van ongemak dat moet worden opgeruimd, zoals de ‘reportage’ over Brussel-Zuid duidelijk maakt. Daarnaast is de vraag of een dergelijk wrang gevoel niet de mogelijkheid biedt van eenzelfde ‘toeëigen[ing] door (…) moraliserende, geïndividualiseerde en apolitieke discoursen’ binnen ‘la bonne conscience blanche’ (Bouteldja) zoals de eens ook collectief bedoelde termen van ‘wit privilege, witte fragiliteit en witte onschuld’ te beurt vielen? Een toe-eigening die Kanobana met de focus op een structurele witte orde net wou vermijden. Kan een geïndividualiseerde wrangheid niet net een middel zijn om zich bijvoorbeeld te distantiëren van de geïnterviewde man die zich racistisch uit over de staat van het Brusselse Zuidstation? Is de sterkte van Kanobana’s analyse van ‘witheid’ niet net dat het dwingender vraagt om een reflectie over ieders implicatie in en medeplichtigheid met witheid? Niet: ‘hoe verschil ik als witte/blanke persoon van die geïnterviewde man’, maar: ‘wat heb ik als witte/blanke persoon gemeenschappelijk met hem’. Extreemrechts en expliciet racisme zijn immers te vaak een bliksemafleider van ieders verwikkeling in een ongelijk raciaal systeem.

Witheid benoemen creëert ongemak omdat het schuurt met een kwaliteit die toe te voegen valt aan Kanobana’s beschrijving van witheid: soevereiniteit. Dat behelst de idee van vrijheid en zelfbeschikking en het gevoel van controle op zowel individueel als institutioneel niveau. De term roept het beeld op van de witte soeverein die natuur en lokale bevolking in de koloniën kwam overheersen. Witheid benoemen creëert de instinctieve reactie bij witte mensen zich te verdedigen en zich emotioneel te onthouden – zich terug te trekken op hun soevereiniteit. Die is echter in sterke mate een fictie: we leven en bestaan slechts in relatie met elkaar. Witheid als structurerende macht in het leven erkennen is dan de uitnodiging om in relatie en met verschillen iets te bouwen dat minder gewelddadig is. Witheid ontmenselijkt ons immers allemaal.

Anders dan wat media en politiek ons willen doen geloven is het niet de migratiepolitiek die ons samenleven bedreigt, maar het probleem van witheid – de witheidsproblematiek. Witte orde geeft het Nederlandstalige taalgebied de historische achtergrond en de analytische middelen om die problematiek te analyseren en zo de ruimte te scheppen voor een minder gewelddadige verhouding tot de wereld, de ander en jezelf.

De Geus, Amsterdam, 2024
ISBN 9789044547542
224p.

Geplaatst op 02/07/2024

Tags: Achille Mbembe, Houria Bouteldja, Klasse, racisme, Sibo Kanobana, Taal, Witheid, Witte orde

Categorie: Recensies, Samenleving

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.