De horizontale mens

De barbaren

Alessandro Baricco

Cultuurkritiek neemt altijd de vorm aan van een verlies. Denk aan het werk van George Steiner of Roger Scruton: de teneur is het idee dat onze (westerse) cultuur bedreigd wordt door economische en maatschappelijke ontwikkelingen die het gevolg zijn van technologische innovaties. De kritiek komt er in de kern op neer dat al die nieuwe ontwikkelingen de ziel wegnemen uit de bestaande vormen van kunst en cultuur, door toedoen van een immer voortschrijdende commercialisering. Zojuist verscheen er een pamflet van kunstcritica Anna Tilroe, De ja-sprong. Naar een nieuwe vitaliteit in de kunst, waarin zij meer dan aannemelijk maakt dat de ontwikkelingen in de beeldende kunst geheel in de greep zijn geraakt van de kunstmarkt, met alle gevolgen van dien. Wat altijd een beetje sneu is aan dit soort kritiek is haar machteloosheid, omdat de beschreven ontwikkelingen intussen gewoon doorgaan.

Plunderende barbaren

Precies daar ligt het uitgangspunt van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco, internationaal bekend geworden met (de verfilming van) zijn kleine roman Zijde. In 2006 publiceerde hij in La Repubblica wekelijks een aflevering van een essay dat in boekvorm de naam De barbaren kreeg en dit jaar in het Nederlands werd vertaald. U raadt het al: die barbaren zijn de slopers van onze hoge cultuur en wat Baricco met ze doet is uitermate verfrissend: hij geeft niet op ze af – al vindt hij niet alles leuk wat ze doen – hij probeert erachter te komen wat er precies gebeurt als de barbaren weer eens een van onze cultuurdorpen geplunderd hebben. ‘Plunderingen‘ is ook de naam van het eerste deel van zijn essay dat in totaal zo’n 220 bladzijden telt.

Baricco begint zijn verhaal op een verrassend terrein: de wijncultuur, een fenomeen van hoge beschaving, omgeven door mysteries, alleen toegankelijk voor ingewijden. Op zeker moment gebeurde er iets vreselijks, uiteraard in het barbaarse Amerika. In 1966 besloot de Californiër Robert Mondavi wijn te gaan maken (dat werd in de Verenigde Staten nauwelijks gedronken) en hij begreep dat je in een land met een hamburgercultuur niet moest aankomen met een verfijnd product maar iets dat de massa zou kunnen aanspreken en toch van goede kwaliteit was. ‘Hollywoodwijn’ noemt Baricco het en het werd een wereldwijd succes (de barbaren wonen allang niet meer uitsluitend in Amerika). Wijn zonder ziel. Eenvoudig en spectaculair. ‘Bij de eerste slok proef je alles al: hij geeft een sensatie van onmiddellijke rijkdom, volheid van smaak en geur. Als je ervan hebt gedronken duurt de nasmaak niet lang, de effecten ebben weg.’ Je kunt hem overal verbouwen en hij heeft een constante persoonlijkheid waardoor het verschil tussen de jaargangen – een belangwekkend onderscheid in onze Europese cultuur! – te verwaarlozen is. Het werd nog barbaarser. De bekende wijnschrijver Robert Parker begon punten te geven. Punten! Voor zoiets verfijnds en complex als wijn! Château Larose Trintaudon: 49 punten, snobwijn, niet te zuipen.

Het moderne voetbal is Baricco’s volgende onderwerp. Waar dat vroeger gecentreerd was rond een aantal geniale spelers, heeft het zich ontwikkeld tot een systeem waarin iedere speler alles kan. Hij kan aanvallen en verdedigen, maar natuurlijk op een minder hoog niveau dan de vroegere specialisten, wat leidt tot een zekere middelmatigheid (een barbaars kenmerk, we zagen het al bij de wijn). Dat geeft niet want de winst is snelheid (een ander kenmerk). Deze ontwikkeling ging gelijk op met de opkomst van de commerciële tv en zijn neiging om van alles, dus ook van het voetbal (denk aan de snelle cameravoering, de close-ups, de eindeloze herhalingen) een spektakel te maken, nog zo’n begrip uit het barbaarse jargon.

Het volgende dorp dat bezig is geplunderd te worden, voor de meesten van ons iets bekender, is het boekendorp. Baricco stelt dat een onderscheid tussen kwaliteit en commercie nooit heeft bestaan, dat uitgevers en boekverkopers er altijd naar hebben gestreefd het hele potentieel van de markt te benutten maar dat die markt tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw vrij klein was en vrij elitair, waardoor het lijkt alsof de kwaliteit van de verkochte boeken toen hoger was. Pas met de komst van het pocketboek, een technische innovatie, liet die markt zich zo enorm uitbreiden dat we het idee kregen van een wanverhouding ten koste van het betere boek. Nu moeten we volgens Baricco niet gaan jeremiëren (het betere boek wordt bovendien veel meer verkocht dan vroeger) maar kijken wat het idee van kwaliteit is dat de barbaren hebben die door die markt worden bediend.

De smaak van Madame Bovary
Welnu, de meeste boeken die de barbaren lezen zijn in hun beleving geen boeken, maar vinden hun oorsprong in een punt dat buiten de boekenwereld is gelegen. ‘Het zijn boeken waarvan een film is gemaakt, of romans geschreven door tv-persoonlijkheden, of verhalen van mensen die op een of andere manier beroemd zijn geworden (ze vertellen verhalen die ook al ergens anders zijn verteld).’ Dat ‘buiten de boekenwereld’, en ‘ook al ergens anders verteld’ is de kern van de zaak: ‘de barbaren gebruiken het boek om betekenissequenties aan te vullen die elders zijn gegenereerd.’ Het boek moet niet een ding zijn met een eigen gebruiksaanwijzing die je zelf moet ontcijferen maar iets wat past in een reeks verschijnselen, een sequentie, Baricco’s kernbegrip en in deze zin nog nooit gebruikt. Het verheldert wat er aan de gang is in onze cultuur. Flaubert valt af voor de barbaren, tenzij Madame Bovary wordt verkocht als bijlage van een tijdschrift, want dan is het via dat tijdschrift verbonden met een grotere sequentie, de politieke kleur van dat tijdschrift, andere werelden die erin worden aangehaald als muziek, mode, reizen, films, restaurants, een vage culturele smaak – werelden die de barbaar kent en als zijn tijdschrift zegt dat Madame Bovary daarin past, dan koopt hij het (al zal hij het waarschijnlijk niet lezen). In twee jaar tijd, zegt Baricco, zijn er op die manier tachtig miljoen kwaliteitsboeken verkocht! ‘Het boek als knooppunt tussen verschillende sequenties die elders zijn begonnen en naar elders op weg zijn. Een soort neurotransmitter die betekenis doorgeeft aan aangrenzende zones en zo meewerkt aan transversale sequenties van ervaringen.’

Ervaring is voor de barbaar dus iets wat de vorm heeft van een reeks, een sequentie, een baan door het leven. Elk segment in die sequentie, ieder station dat hij aandoet, is een doorgangshuis (een boek, een concert, een film, vakantie, Ikea, megastores, Disneyland). Hij moet er niet te lang blijven want het moet hem nieuwe energie geven om weer verder te gaan. Snelheid en beweging, daar gaat het om. De kwaliteit van zo’n doorgangshuis wordt bepaald door de hoeveelheid energie die het oplevert en wat levert er meer energie op dan wat Baricco ‘spectaculariteit’ noemt, te herkennen aan wat critici behaagzucht, virtuositeit en opgefoktheid noemen? We begrijpen nu waarom het internet met zijn talloze sequenties zo populair is en waarom de barbaar geen moeite heeft met multitasking, waarom het werkwoord ‘netwerken’ zo populair is. Maar het prototype van spectaculariteit is de film (en afleidingen als tv en videogames): de snelheid, de montage, de close-ups, de muziek, de special effects… De film is het doorgangshuis bij uitstek, de belangrijkste kunstvorm voor de barbaar, en wie van ons zou willen ontkennen dat een film een krachtige vorm van kunst kan zijn? Wie van ons, denk ik nu, zou voormalig barbaarse vormen als de fotografie, de jazz en de popmuziek nog buiten het domein van de kunst willen houden? En is het niet zo dat op dit moment het stripverhaal, de tv-serie en de musical staan te popelen om toegelaten te worden?

Gewoon om de muur heen

We begrijpen bij dit alles dat het onderwijs moeite heeft zijn leerlingen geconcentreerd te houden bij iets wat aandacht en inspanning vereist. Ziet de barbaar daar het nut niet meer van in? Jawel, maar op een heel andere manier. Wij van de oude cultuur waren bereid een belangrijk deel van onze tijd te besteden aan het doorgronden van één boek of één symfonie, maar de barbaar denkt dat het hem in dezelfde tijd, met een gelijke inspanning, veel meer oplevert als hij over de oppervlakte van het leven surft en daarbij veel meer ervaring opdoet, met veel meer dingen in contact komt, wat ook een enorme dimensie is maar dan een horizontale – geen diepgang maar intensiteit. De barbaar is de horizontale mens.

Wat er steeds gebeurt, zegt Baricco, is dat de barbaar het stelselmatig gemunt heeft op de ziel van het culturele verschijnsel dat hij aanvalt. Volgens Baricco is ‘ziel’, begrepen als spiritualiteit, een uitvinding van de Romantiek en niet een wezenskenmerk van de mens en dat kun je nu goed zien, nu de barbaarse mutatie plaatsvindt die de spiritualiteit heeft ingeleverd voor snelheid en intensiteit. Baricco oppert dat er misschien ook een verzet in zit tegen een cultuur die in al zijn hoogverheven, bijna onaardse spiritualiteit niet de twintigste-eeuwse barbarij van twee wereldoorlogen en Auschwitz heeft kunnen voorkomen – zing maar een toontje lager met al je pretenties, met je onaardse visioenen van het heil, kijk maar liever om je heen wat er aan de oppervlakte gebeurt.

Baricco eindigt zijn boek met een beschouwing over de Chinese Muur die hij heeft bezocht, een muur die de barbaren moest tegenhouden – maar die trokken er gewoon omheen! Het was dus een muur die minder een grens verdedigde dan hem in het leven riep: wij hier, jullie daar. Dat lijken wij ook te doen, maar zin heeft het niet. We worden immers niet geconfronteerd met een invasie, maar met een mutatie die ons allen betreft en die naar mijn idee (Baricco wijdt er een zijdelingse paragraaf aan) het rechtstreekse gevolg is van de democratisering van onze hele samenleving. Die heeft ervoor gezorgd dat talloze mensen in aanraking zijn gebracht met de bestaande cultuur, haar hebben aangevuld en uiteraard… veranderd. Daar is niets aan te doen (en het is vaker gebeurd in de geschiedenis), al betekent dat niet dat we alles klakkeloos overboord moeten zetten. Ook de barbaren zullen waarde blijven hechten aan een aantal verworvenheden.

Het enerverende aan dit boek is dat Baricco met het vergrootglas van zijn sequentiebegrip en aanverwante instrumenten als snelheid, oppervlakkigheid en spectaculariteit iets zichtbaar heeft gemaakt wat niet eerder zo helder te zien was. Met de omvang van dat verschijnsel heeft hij meer dan aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een culturele mutatie, vergelijkbaar met die van de Renaissance en de Romantiek. Er is ongetwijfeld wel wat af te dingen op zijn bevindingen, maar dat doet hij zelf ook al door veel van zijn zinnen de vraagvorm te geven.

Waar ik de lezer voor moet waarschuwen is de feuilletonstijl met vooral in het begin overvloedige herhalingen en redundanties en ook met het soms wat hinderlijke, Ikea-achtige aanspreken van de lezer. ‘Nou, ik heb een nieuwtje voor je. Er is een tijd geweest waarin de Negende het symbool van de barbaren was!’ Of: ‘Het is niet eenvoudig uit te leggen, dus ga er even voor zitten, en als je niet kunt gaan zitten, stop dan even en lees weer verder als je al je hersencellen kunt inzetten.’ Maar eerlijk is eerlijk: de schrijver heeft hiervoor in zijn inleiding gewaarschuwd. En nu heb ik een nieuwtje voor jullie: De barbaren is een van de interessantste cultuurkritische essays die ik in jaren heb gelezen.

Links

De Bezige Bij, Amsterdam, 2010
ISBN 9789023452690
220p.

Geplaatst op 08/12/2010

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.