De man die alles kan

De ziel van de marionet. Een zoektocht naar de vrijheid van de mens

John Gray (vert. Ruud van de Plassche)

‘Ik vertrouw meer op computers dan op mensen,’ zegt technologie-expert Peter Hinssen in De Tijd van 23 mei jongstleden. In datzelfde gesprek beweert hij dat de overheid er baat bij zou hebben haar beslissingen meer te laten leiden door technologie. Het valt dus te hopen dat de elektriciteit niet uitvalt en dat we de juiste softwarelicenties tegen gunstige prijzen kunnen verwerven. Anders zijn we gezien. Een ding is zeker: zodra de computers de boel definitief overnemen, zal John Gray (1948) zich terugtrekken in innere Migration. Van alle vrijheden die je kunt bedenken, is die innerlijke vrijheid namelijk de enige die volgens hem overeind blijft. Gray eindigt De ziel van de marionet. Een zoektocht naar de vrijheid van de mens met een bleke toekomstvisie vol machines die een bewustzijn ontwikkelen en de unieke eigenschappen van de mens bespotten. Overigens, zo schrijft Gray, is het enige wat mensen van dieren onderscheidt ons vermogen om tegenstrijdige dingen te doen en te denken. We zijn dus gewoon slecht gemaakt. Als het dan toch zo zit, dan kunnen we bijvoorbeeld het al dan niet redden van drenkelingen voor de kust van Lampedusa beter overlaten aan een computer gestuurd algoritme.

De technologiekritiek van Gray is eerder tentatief. Voor een efficiënte versie zijn we aangewezen op essayisten als Jason Lanier of Evgeny Morozov. Die laatste muntte in To Save Everything, Click Here (2013) het begrip ‘technological solutionism’. Ziek? Platzak? Single? Voor elk probleem hebben we een appje. Desnoods ook voor het bestuur van de natie, aldus Hinssen. Gray denkt deze afwijking niet echt grondig door, stelt zich tevreden met interessante lectuurnotities en kiest voor innere Migration. Toen Thomas Mann in 1933 op de proppen kwam met die innerlijke ballingschap hadden de nazi’s de macht in Duitsland overgenomen. Gray heeft zich niet van decennium vergist, maar dramatiseert de technologische bedreiging wel heel erg enthousiast en onderschat ten enenmale de verantwoordelijkheid die we hoe dan ook dragen voor onze daden. Zelfs al zouden we er onbewust voor kiezen om de boel te laten versloffen, dan nog is dat een beslissing die we eigenhandig nemen – al dobberen we mee op de grote stroom toevalligheden die onze leven doorkruist. Je moet je ook afvragen of een onnozel menselijk besluit niet beter kan zijn dan een afgewogen beslissing die in onze plaats wordt genomen door een stuk technologie. Als het menselijk denken vol zwarte gaten, mythes en fouten zit, zoals Gray met genoegen beschrijft, dan heeft het weinig zin om te verwachten dat een machine in staat is om een objectieve beslissing te nemen die iedereen kan aanvaarden. Tenzij de mens volledig wordt uitgeschakeld, wat de apocalyptische nachtmerrie van Gray suggereert. In al die gevallen blijft innere Migration toch een treurige oplossing. We geven ons over aan contemplatie, ondergaan de technologisch gestuurde toekomst en aanvaarden dit nieuwe sociale contract in stilte, in de hoop dat de oorlog van allen tegen allen niet uitbreekt. Zelfs al is het legitieme verzet tegen zo’n gestandaardiseerde en extreem maakbare technologische wereld een verloren zaak, dan nog blijft het zinvol om zich te verzetten.

Gray ziet dit anders. De ziel van de marionet gaat over alles wat we liever niet te weten komen over onszelf: vrijheid als een excuus om vooruitgangsgeloof te belijden. Dat is al heel lang het centrale thema van de teksten van Gray, de Britse filosoof die bekendheid verwierf met meeslepende boeken als Strohonden (2013) en Valse dageraad (2009). Lang niet alles wat Gray schrijft wordt vertaald. Wie een scherper beeld van zijn denken wil leren kennen, moet zijn vele recensies en essays in The New Statesmen lezen, het links georiënteerde Britse opinieblad dat ooit werd opgericht als spreekbuis van de socialistische Fabian Society. Volgens Gray hebben mensen onvoldoende aanvaard dat ze feilbare dieren zijn. Niet het bewustzijn heeft ons afgescheiden van het dierenrijk, want dieren hebben op hun manier ook een bewustzijn ontwikkeld en ‘communiceren’. De werkelijke breuk is teweeggebracht door te schrijven. Gray vindt dat onze hang naar verhalen pas goed op gang is gekomen toen we de oermythes op schrift stelden. Op dat moment is er een afstand ontstaan tussen de werkelijkheid, die is wat ze is, en het beeld dat we van die werkelijkheid creëren, een beeld dat in vele gevallen mooier, welluidender en sympathieker is dan de werkelijkheid zelf. De mythes werden doelen, die we met argumenten en passie nastreefden, denkend dat we onszelf konden verbeteren en dat anderen, die onze mythe niet begrepen, een bedreiging vormden voor onze toekomst. In die conceptie van de wereld spelen vrije wil en vrijheid een belangrijke rol, aangezien ze in een doel op zich werden en dus ook een plaats kregen in de teleologie die Gray probeert te onttakelen.

De mens als moreel verbeterbaar wezen heeft volgens Gray alleen zin in een monotheïstische context. Jezus heeft nooit uitgebreide beschrijvingen gegeven van het hiernamaals; het Rijk Gods heeft geen plaats op de kaart. Zijn apocalyptische preken waren eerder ethisch getint. Hij legde de basis voor een denken dat, geïnspireerd door de Heilige Geest, een morele verbetering nastreefde, een redding zelfs, op voorwaarde dat mensen hun tekortkomingen toegaven, een strijdbare nederigheid beleden en zich op hun medemensen richtten. Het was een zoeken naar waarheid dat in de lijn lag van wat Plato had beschreven, hoewel het morele systeem van Jezus ver afstond van wat Plato beleefde. Nederigheid, bijvoorbeeld, was bij de oude Grieken geen deugd. Gray plaatst de ideologieën die uit de verlichting zijn voortgekomen op hetzelfde niveau als de monotheïstische godsdiensten, omdat de teleologie gelijkloopt. Meer nog, de verlichting is voor Gray een variant op het christendom dat op zijn beurt een verbastering is van wat Jezus zei – de enige echte christen, in de woorden van Friedrich Nietzsche. Bijgevolg is morele maakbaarheid een concept dat atheïsten en gelovigen eigenlijk delen. Gray is zich nooit mals voor orthodoxe godsdiensthaters die zelf een kerk vormen en ontwaart in onze hang naar teleologie een onuitputtelijke bron van ellende. Zelf ziet hij meer in wat hij ‘goddeloos mysticisme’ noemt, een illusieloze maar vreugdevolle contemplatie van de natuur en de plaats van de mens daarin, een idee dat hij uitwerkte in De stilte van dieren (2013). Baruch Spinoza zou daar misschien sympathie voor opbrengen, maar ‘goddeloos mysticisme’ is even schraal als Grays innere Migration. Gray is geen fan van grootse universalistische principes, maar hij koppelt zelf ethiek en ideeën wel een beetje los van tijd en plaats door een haast neutrale spiritualiteit voor te stellen. Terwijl hij tegelijkertijd net toont hoe ethiek en ideeën bij uitstek gekleurd worden door de context, zoals het gruwelijke verhaal van de Azteken en hun mensenoffers duidelijk maakt. Niets in onze huidige samenleving wijst erop dat er een neutrale spiritualiteit ontstaat, integendeel. Wat Gray misschien tussen de regels suggereert, is dat geseculariseerde Westerlingen alleen nog maar in staat zijn tot ‘goddeloos mysticisme’, omdat zij de band met hun religieuze geschiedenis hebben doorgeknipt en zich geen houding kunnen geven tegenover godsdienst – behalve allerhande al dan niet met echte kennis onderbouwde vormen van sciëntisme. In elk geval besteedt Gray in zijn denkoefening weinig aandacht aan het besef dat de moderniteit in onze samenleving lang niet door iedereen op dezelfde manier wordt ervaren. Ondanks de apocalyptiek is De ziel van de marionet daarom een vrij rustig boek dat ook had kunnen verschijnen in een eerder monocultureel Westers land, ergens in de jaren zestig.

Op latere leeftijd richt Gray zich tot de literatuur, als bron van verbeelding en als hoogtepunt van mythevorming. Die grote eclectische belezenheid maakt van De ziel van de marionet een knetterende leeservaring. Gray voert eerder onbekende schrijvers op, zoals de zeventiende-eeuwse geestelijke Joseph Glanvill of de Russische sciencefictionschrijvers Arkady en Boris Strugatsky, en haalt er achteloos Bruno Schulz, Charles Baudelaire, Giacomo Leopardi, Jeremy Bentham en Philip K. Dick bij. Gray begint zijn boek met Heinrich von Kleist, die in 1810 een essay schreef over poppentheater. Gray haalt uit die ene tekst essentiële inzichten over het wezen van de kunst, ons bewustzijn en de menselijke vrijheid. Kleist schreef dat de pop een vrijheid bezit die geen enkele mens ooit kan bereiken, net omdat de pop geen bewustzijn bezit. Om de elegantie van de pop te benaderen zouden we ofwel geen bewustzijn mogen hebben ofwel een onmeetbare hoeveelheid bewustzijn. We zouden eigenlijk een pop of een god moeten zijn. Een onmogelijke opdracht voor mensen die de absolute vrijheid aanbidden en God hebben afgedankt. Maar dan tracht Gray aan te tonen hoe wij, slimme, goed opgeleide Westerse mensen, wel degelijk massaal geloven, zij het niet in de God van de christelijke traditie, maar in het gnosticisme.

De oorspronkelijke aanhangers van het gnosticisme gingen ervan uit dat de wereld niet door God was geschapen, maar door een kwaadaardige demiurg. Adam en Eva hadden groot gelijk toen ze in de appel beten, het was namelijk een stap op weg naar kennis. De zondeval was dan ook een bevrijding. Adam en Eva kwamen voorgoed terecht in een wereld die geleid werd door menselijk bewustzijn. Als de mens van die wijsheid heeft geproefd, is hij in staat om een toestand van bewuste onschuld te bereiken. En die toestand zal, zoals Kleist het in zijn essay beschreef, het finale hoofdstuk van de wereldgeschiedenis zijn. Gray zegt dat de meesten van ons dit vandaag geloven. Zeker in het Westen gaan we uit van een gnostisch geloof in kennis dat ons mensen een vrijheid geeft die geen enkel ander dier bezit. Seculiere denkers, zo stelt Gray, zijn erdoor bezeten.

Over wat we met die vrijheid willen doen, heeft Gray zo zijn bedenkingen. Eigenlijk willen we misschien afstand nemen van onze keuzevrijheid en aan innere Migration doen. Zeker als alle ijkpunten verdwijnen, politieke systemen in hun voegen kraken en de angst voor maatschappelijke demotie wijdverspreid is. Dat zal wel, schrijft Gray, maar tegelijkertijd kunnen we niet verkroppen dat ons leven meestal gewoon voortkabbelt, zonder grootse ervaringen of revolutionaire doelstellingen. Vandaar onze liefde voor samenzweringen, complotten en misdaadliteratuur: als er iemand aan de touwtjes trekt, dan geeft dat ons alleszins het gevoel dat het menselijk leven niet zonder betekenis of doel is.

Nog erger wordt het straks als de digitalisering en wetenschappelijk onderzoek marionetten voortbrengen die een groot deel van het menselijk handelen overbodig maken. Dan zitten we daar met onze duimen te draaien, terwijl de machines de boel overnemen. Als John Gray dat nog meemaakt, zal hij stoïcijns naar de zonsondergang blijven staren.

Links

Ambo|Anthos, Amsterdam, 2015
ISBN 9789026330674
174p.

Geplaatst op 04/07/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.