Oorlog en vrede in Colombia

De Pizarro’s

Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia

Robert-Jan Friele

Alle vijf hadden ze iets gemeen, de kinderen van Juan Antonio Pizarro García, alias ‘de Admiraal’: hun streven om van Colombia een rechtvaardigere plek op aarde te maken. De zonen en dochter van de voormalige topmilitair vertaalden dit onstuitbare verlangen op uiteenlopende manieren: via het intellectuele denkwerk, het engagement in de communistische partij of, in het meest extreme geval, door de wapens op te nemen en guerrillero te worden. In De Pizarro’s (2021) vertelt en reconstrueert journalist Robert-Jan Friele hun complexe levensverhalen. Het resultaat is een imposante familiekroniek met schokkende feiten en de allures van een Griekse tragedie.

Vooreerst dit: in een tijd waarin literatuur (ook non-fictie) steeds meer onderhevig lijkt aan het dictaat van de ‘relevantie’ of de ‘herkenbaarheid’, is dit een boek met nauwelijks aanknopingspunten voor de Nederlandstalige lezer. Weinig mensen zullen de plaatsen bezocht hebben die een belangrijke rol in het leven van de Pizarro’s speelden. Vrijwel niemand zal de erin beschreven staatslieden en namen van andere sleutelfiguren herkennen. Alleen al daarvoor verdienen deze vrij onbekende auteur en zijn uitgever, met hun keuze dwars tegen de commerciële logica in, een pluim.

Colombia is een van de landen in Zuid-Amerika waar de Koude Oorlog het felst gewoed heeft, niet als het strijdtoneel tussen het Oosten en het Westen, maar als een onophoudelijk binnenlands conflict. Bij de oorlog tussen de gevestigde orde en de linkse guerrilla’s voegde zich vanaf de jaren zeventig nog een derde speler: de narco’s. Van dit kluwen bereikten ons doorgaans alleen de meest spectaculaire uitspattingen, maar het herleidde het land ook tot een muurvast cliché. Zo omstreeks het jaar 2000 vond het gesloten en geïsoleerde Colombia – nog zo’n gemeenplaats – een tweede adem: het grondgebied werd opnieuw veilig bereisbaar en steeds meer nieuwsgierigen gingen er in de daaropvolgende jaren hun licht opsteken. Robert-Jan Friele was een van hen.

 

Honderd jaar strijd

‘Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia’: de ondertitel van het boek verwijst vanzelfsprekend naar de beroemdste roman van de schrijver Gabriel García Márquez – voor vele buitenlanders nog altijd het enige en eeuwige uithangbord van Colombia. Maar met Honderd jaar eenzaamheid, dat vooral conflicten van eind negentiende en begin twintigste eeuw verhaalt, is er verder niet zo heel veel raakvlak. Zelf dacht ik bij het lezen vaker aan een andere literaire stem uit Zuid-Amerika. De studentikoze, ietwat naïeve en revolutionair gezinde Pizarro-broers, lijken deze personages niet rechtstreeks te zijn weggelopen uit een roman van Mario Vargas Llosa?

In De Pizarro’s neemt Friele omstandig de tijd om de voedingsbodem van de guerrilla in Colombia uit te leggen. Hij zoekt psychologische drijfveren en ontleedt de politieke context. Er waren de armoede en het analfabetisme, de onverteerde wrok uit de vorige burgeroorlogen, de loden last van een religieus conservatisme en de nooit in vraag gestelde status quo. Zoals op zovele andere plaatsen in de wereld werd het land eind jaren zestig verrast door een plotse revoltegeest – een geest die weliswaar vooral rondwaarde onder de gegoede milieus, waartoe ook de Pizarro’s behoorden. Gooiden linkse studenten in Europa met straatkeien, dan namen in Colombia sommigen ook de wapens op. Het meest illustere voorbeeld was Camilo Torres, een priester die enkele jaren na een verblijf aan de universiteit van Leuven de soutane voor het machinegeweer ruilde.

Vooral het gedeelte over de jeugd- en adolescentenjaren van de Pizarro’s heb ik met grote belangstelling gelezen. Daarin wordt meeslepend en met onweerstaanbare cliffhangers een stuk Colombiaanse geschiedenis helemaal tot leven gebracht, inclusief bij ons quasi onbekende gebeurtenissen als de Bogotazo van 1948. Om het boek te stofferen en alle leden van de Pizarro-clan een stem te geven, deed Friele beroep op een massa interviews. Hij is daarbij voornamelijk een doorgeefluik: hij veroordeelt hun politieke keuzes niet maar tracht te doorgronden waarom net deze verwende kinderen zo radicaal uit hun burgerlijke cocon traden.

Over de guerrilla zelf is Friele wel tamelijk ondubbelzinnig: het is een universum van wereldvreemde grootspraak en misplaatst heldendom. En van bruut geweld, want ondanks de mooipraterij over liefde voor volk en vaderland had deze zogenaamde bevrijdingsoorlog niet zelden een haatdragend karakter. Niet alleen de dogmatische communisten van de FARC, maar ook de qua ideologie veel minder doctrinaire beweging als de (in 1990 opgeheven) M-19 nam onschuldige mensenlevens. Het boek beschrijft ook de perverse manier waarop verzetsbewegingen vaak op vredesbesprekingen anticipeerden: door juist nog meer geweld, zodat de onderhandelingspositie erdoor versterkt werd. Het blijft onvergeeflijk dat een land met zo’n grote democratische traditie – Colombia kende in de hele twintigste eeuw ‘maar’ vier jaren van dictatuur, een puike prestatie naar Zuid-Amerikaanse normen – op zoveel buitenparlementair geweld botste. Friele wijst er weliswaar op dat die democratie in veel opzichten een corrupte oligarchie was die niet schroomde politieke opposanten te martelen en te doden. Dat is geen excuus, maar een belangrijke omstandigheid.

 

Omgaan met het trauma

Vanaf ongeveer de helft van dit boek begint de onderzoeksjournalist het van de storyteller te halen. Een eerbare keuze, maar de bijzonder grondige aanpak van Friele komt wel met een prijs. Gaandeweg dikt de opeenvolging van feiten, intriges en reconstructies aan tot bijna duizelingwekkende proporties. Dat is een zware hap waarin de redactie de lezer misschien welwillender had kunnen zijn (een redactie die voor de rest wel secuur oogt – dat de Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes een Nobelprijswinnaar wordt genoemd kan doorgaan als een schoonheidsfout).

Laat de voorgaande observatie allerminst een pleidooi zijn om het boek terzijde te leggen – daarvoor leest deze bewogen familiegeschiedenis toch veel te dwingend. Na het relaas over hun Sturm und Drang-periode beschrijft Friele in detail hoe bijna alle kinderen van ‘de Admiraal’ afstand namen van hun radicalisme. Twee broers raakten na een verblijf achter het IJzeren Gordijn ontgoocheld over de revolutie. Een derde broer, Carlos, had meer tijd nodig voor een catharsis en baande zich eerst een weg naar de top van guerrillabeweging M-19. Toen hij alsnog besloot de wapens neer te leggen en de reguliere politiek in te gaan bekocht hij dat met de dood. Alleen de benjamin van het gezin, de raadselachtige Hernando, leek nooit het licht gezien te hebben. Hernando (ook hij zou overigens vermoord worden) is de Jeckyll en Hyde-figuur van deze geschiedenis, een poëzieliefhebber en een zorgzame vader die zich in de jaren tachtig als een meedogenloze folteraar in de guerrilla manifesteerde. De eeuwige terugkeer van de banaliteit van het kwaad.

In het slotdeel van De Pizarro’s wordt vooral ingegaan op de vraag hoe met dat complexe en traumatische verleden om te gaan, de tweespalt tussen wraak en verzoening. De overgebleven Pizarro’s hebben elk hun eigen manier om de gebeurtenissen van de voorbije decennia te verwerken. Nina, de enige dochter van ‘de Admiraal’, koos een wel heel bijzondere weg: zij kreeg een relatie met de vijand – een militair die haar ooit bewaakt had toen ze vastzat als guerrillera. Die romantische noot lijkt op een soort happy ending, maar dat zou de waarheid geweld aandoen. Friele botste in zijn interviews immers nog steeds op ondoordringbare muren van stilte en verdrongen herinneringen. De ongeheelde wonden van de Pizarro’s zijn bij uitbreiding ook die van een ganse natie.

Volgens Eduardo Pizarro, wellicht de meest intelligente persoon van de familie en een groot specialist van het gewapend conflict in Colombia, hebben mensen naast het recht op de waarheid ‘ook het recht om te vergeten’. Dat escapisme is misschien typerend voor burgers van landen die net een groot trauma achter de rug hebben – vragen over schuld en verantwoordelijkheid worden dan liefst naar de volgende generaties doorgeschoven. Tijdens mijn reizen door Colombia de voorbije vijftien jaar heb ik nooit de loden last van een decennia-oud conflict gevoeld. Een bedrieglijke ervaring, zo leert het boek van Friele. Mogelijk weven de Colombianen, met hun aanleg voor optimisme, te graag een eigen rookgordijn. De Pizarro’s dwingt ons daar op aangrijpende wijze doorheen te kijken: dit land is nog lang niet klaar met zijn verleden.

 

Recensie: De Pizzaro’s van Robert-Jan Friele door Peter Daerden

Meulenhoff, 2021

Geplaatst op 05/12/2021

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.