Essays

Elke dag een stapel lekkere boterhammen

Ik moest gistermiddag opeens lachen om het idee dat ik vandaag een diverse literatuurbenadering zou bepleiten. Voor mij is de Nederlandse literatuur per definitie divers, want ze is altijd anders geweest dan ik. En zelfs al was ze overwegend mannelijk, en volkomen wit – ik heb altijd van de literatuur gehouden. Dit is namelijk eigen aan de literatuur: ze raakt de mensen die ervoor openstaan om geraakt te worden.

Mijn liefde ervoor begon met de jeugdboekenserie ‘De Vijf’ van de Britse schrijver Enid Blyton. Achteraf gezien een nogal moralistische reeks over vier kinderen en een hond die op avontuur gaan. Het waren boeken die ik verslond, misschien wel dankzij de talrijke beschrijvingen van gedekte tafels en dampende schotels met groene erwten en romige boter en gevulde jachtschalen, die me naar de conclusie leidden dat Britten minstens zoveel van eten moesten houden als Surinamers.

Daarna kwam Thea Beckman op mijn pad, die me ademloos meevoerde in haar gefantaseerde samenleving met de kinderen van moeder aarde. In deze trilogie stond de wereld op zijn kop, vrij letterlijk, met continenten die van plek hadden gewisseld en machtscentra van de wereld die waren verschoven. Dat desondanks alle belangrijke personages in de trilogie blank waren, voelde logisch. Het Westen als vanzelfsprekend epicentrum, ook van een toekomstige, gefantaseerde wereld.

Op de middelbare school las ik De avonden en De aanslag en spon op die manier weer nieuwe contexten rondom de Tweede Wereldoorlog. Mulisch was mijn favoriete schrijver, niet vanwege de rol van het joods-zijn en de oorlog in zijn werk, maar wel vanwege de rijkheid van zijn boeken en het magische dat er altijd in school.

Weer later raakte ik gefascineerd door Nabokov. Zijn personage P’nin zag ik als een verstrooide grootvader die ik in mijn buurt had willen hebben. Ik hield van de helderheid van Philip Roth, en raakte ontroerd door de gedichten van Menno Wigman.

Als ik uitga van mijn eigen ervaring zoals ik die hierboven beschreef, dan denk ik dat het niet nodig is om literatuuronderwijs diverser of inclusiever te maken. Niet noodzakelijk, ook. Wie geraakt wíl worden, wordt geraakt. Dat is de reden misschien dat er al decennia vrouwelijke letterkundigen afstuderen terwijl er hoofdzakelijk naar mannelijke schrijvers wordt gekeken. Een inclusievere literatuurkritiek is niet noodzakelijk in die zin dat ze nooit inclusief is geweest en dat er toch nog steeds literatuur bestaat en gemaakt en bestudeerd en onderwezen wordt.

Maar volstaan is niet hetzelfde als floreren.

Om in leven te blijven, om niet te sterven van de honger, volstaat het om een dagelijkse stapel bruine boterhammen te eten. Het is niet noodzakelijk om soms pasta en dan weer oesters of stamppot of roti of Vlaamse frieten te eten.

Maar in monotonie schuilt doorgaans geen schoonheid. Ze toont bovendien niet de rijkdom van wat het leven te bieden heeft en bewijst niet de diepte achter het bestaan. Zo is het ook met de literatuur: wie steeds hetzelfde standpunt aanbiedt, slaat zoveel diepte, zoveel kennis en zoveel schoonheid over en doet daarmee de literatuur tekort. Als je er op die manier naar kijkt, dan voelt het toch wat karig om steeds weer hetzelfde type schrijver aan te dragen. Dan is het toch alsof je die dag opnieuw een stapel boterhammen serveert.

De werkelijkheid is dat er, zeker in de grote steden, steeds meer gekleurde kinderen zijn. Al dan niet gemengd van afkomst, dragen zij een veel bredere wereld in zich dan die zich aandient in de literatuur zoals die aan mij in mijn jeugd is onderwezen. En dat is jammer. Want hoe ik ook heb genoten van de lessen Nederlands in mijn jeugd, achteraf heb ik het heel spijtig gevonden dat niemand de moeite had genomen om te wijzen op de belangrijke rol van Suriname in Voltaires beroemde novelle Candide, als de plek waar hij definitief zijn geloof in het optimisme van zijn leersmeester verloor. Ik heb het vreemd gevonden dat wij geacht werden om Dantes Goddelijke Komedie te kennen, maar dat niemand erbij vertelde dat Dante de negen kringen van de hel had gebaseerd op een deel in de Koran, waarin de profeet Mohammed door een engel wordt rondgeleid in de negen kringen van de hel, elke kring met zijn eigen specifieke soort zondaars.

Docenten zagen onderdelen van de canon over het hoofd die zo mooi en ook zo belangrijk waren en die mij als migrant bovendien extra sterk aan de Europese literatuur zouden hebben gebonden. Hadden zij op een minder nauwe manier naar deze meesterwerken gekeken, dan zouden ze hebben kunnen aantonen hoe hecht wij met al onze verschillen met elkaar vervlochten zijn. Een belangrijke les voor jonge mensen, zou ik zeggen.

Ik wil maar stellen dat het niet zo is dat je een diverse of gemengde literatuur moet bieden om de nieuwe generatie Nederlanders aan je te binden. Het is wel zo dat je de aard van literatuur geweld aandoet als je niet breder kijkt en niet verder dan je eigen ervaring zoekt. En wie wel die moeite doet, zal als fijne bijkomstigheid vinden dat je waarschijnlijk iets meer aandacht vangt van deze kinderen. Zij dragen immers de breedte van de wereld in zich. Ze voelen zich, terecht, niet thuis in een te nauwe literatuuropvatting. Hun docenten zouden dat evenmin moeten doen.

 

Deze tekst werd uitgesproken op de Dag van de Literatuurkritiek (8 november 2018), georganiseerd door deBuren en De Reactor.

 

Geplaatst op 23/03/2019

Tags: Dante, Enyd Blyton, Harry Mulisch, Karin Amatmoekrim, Thea Beckman, Voltaire

Categorie: Essays

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.