Geen hond

Bagatellen

Willem G. van Maanen

In Bagatellen varieert Willem van Maanen op zijn geliefde thema’s – dood, bedrog en incest – op de voor hem gebruikelijke, droog humoristische toon. Bagatellen sluit zo overtuigend aan bij het eigenzinnige oeuvre van de inmiddels 89-jarige schrijver, die hopelijk nog niet aan zijn laatste werk toe is.

Mondschrift

Bagatellen bestaat uit vijftien kortverhalen die allemaal handelen over de dood, afwisselend gekoppeld aan seksualiteit of wederopstanding. De rode draad door de ‘bagatellen’ of faits divers is Stephen Storm, een schrijver die na een duik in een met bouwstenen gevuld bosmeer tot aan de nek verlamd raakt en voortaan noodgedwongen met zijn mond moet schrijven. Deze tragische gebeurtenis betekent echter een creatieve boost voor het ietwat in het slop geraakte schrijverschap: ‘Sinds Stephen Storm (ps) met de mond is gaan schrijven worden zijn verhalen er steeds beter op. Levendiger, menselijker, zeker in de dialogen, wat in zijn situatie ook voor de hand ligt.’ Het handschrift maakt plaats voor een moeizaam ‘mondschrift’, dat volgens de cynische schrijver zelf misschien wel net op tijd kwam. Zoals Stephen Storm – die zijn pseudoniem ontleent aan de gelijknamige zoon van Martinus Nijhoff – de dichter Leo Vroman citeert, gaat ‘scheppen’ immers ‘van au’.

Het ‘mondschrift’ dat in Bagatellen gehanteerd wordt is een orale, vertelde vorm die zich richt tot een al dan niet fictieve toehoorder – bij een kop koffie of thee, zoals de foto op het voorplat suggereert. Zo leest Anja, de vrouw van Stephen Storm, mee over de schouder van de schrijver. Ook de andere verhalen suggereren de aanwezigheid van een luisteraar of lezer. ‘Een man alleen’ en ‘Brief aan een toneelgezelschap’ zijn respectievelijk gericht aan een anonieme interviewer en een toneelgezelschap. In ‘Hondedans’ vertelt een man een jeugdverhaal aan zijn vrouw. Na het relaas van zijn eerste seksuele ervaring met het circusmeisje Livy, voegt hij er verontschuldigend aan toe: ‘De lust die ik, na de eerste schrik en schaamte, beleefde heeft zich later nooit in die mate herhaald, het spijt me voor je.’

Ficties

Biografisch zijn deze verhalen niet, daar heeft de schrijver uit ‘Mondschrift’ een hekel aan: ‘Het verhaal is allerminst gediend met gegevens uit het verleden van de schrijver, een soort van literatuur die ik verwerp.’ Niet het grote levensverhaal, maar wel het anekdotische en het onwaarschijnlijke worden verbeeld. Die anekdotes zijn bij uitstek geënt op fictieve verhalen. In ‘Hondedans’, het tweede verhaal uit de bundel, vatten twee broers het plan op om hun hond te leren dansen. Geïnspireerd door de dansende circusbeer Vitalis, veranderen ze de naam van hun hondje Fox in Capi, naar de hond van Vitalis in het jongensboek Alleen op de wereld van Hector Malot.

Wanneer de verlamde schrijver Stephen Storm ontdekt dat zijn vrouw in verwachting is van hun kind, citeert hij theatraal Franz Kafka’s laatste woorden ‘Dood me, anders ben je een moordenaar’, gevolgd door Heinrich Heine – ‘Lehn deine Wang an meine Wang, […] dann fliessen die Tränen zusammen’. Kafka wordt ook vermeld in ‘Man of hond’, waarin Milena Josefine, afgekort ‘Milly’, het woord neemt: ‘Milena heet ik, naar Kafka’s vriendin,’ gevolgd door haar tweede naam Josefine, ‘naar de zangeres uit Kafka’s laatste verhaal’. Daarnaast lijken nog andere personages te refereren aan Kafka’s leven, zoals Erna (cf. Erna Bauer, de zus van zijn verloofde Felice Bauer), Eli (cf. Elli, de zus van Kafka) en meer joods klinkende namen. Van Maanen bevestigt daarmee nogmaals de invloed van Kafka op zijn werk, die in deze verhalenreeks doorklinkt in de voorliefde voor het groteske en het afwijkende.

Van Maanen citeert ook uit eigen teksten. Met ‘Brief aan een toneelgezelschap’ herneemt de schrijver vrijwel ongewijzigd een verhaal uit 1963 dat eerder verscheen in Alle verhalen (2003). In ‘De schrijfster en de jongeling’ verwijst Van Maanen achtereenvolgens naar Hamlet en naar zijn eigen roman Een huis van lief en leed (2000): ‘Ze (de schrijfster) bladerde terug en vroeg zich af hoe het verder moest. Alles was immers gezegd, the rest is silence. Haar eigen zoon, in het niets opgelost, het huis van lief en leed waarin ze had gewoond […].’ Bij wijze van epiloog citeert de schrijver uit J.M. Coetzee’s Dagboek van een slecht jaar dat het werk van ouder wordende schrijvers vaak ‘dunner’ en ‘schematischer’ wordt. Zelfs in deze donkere eindnoot klinkt echter weer ironie: ‘Toch kan diezelfde ontwikkeling van binnenuit op een heel andere manier worden geïnterpreteerd: als een bevrijding, een opklaren van de geest om belangrijker taken op te vatten.’ Dun zijn Van Maanens Bagatellen allerminst, maar schematisch des te meer.

Postmoderne trekjes

Het fictionele karakter van de vertellingen wordt versterkt door de schematische benaming van de personages. Edu, Erna, Emma, Eli, Elja, Anja: het zijn geen mensen van vlees en bloed, maar talige figuurtjes, marionetten in een tragikomisch poppenspel. Ook de vertellers worden expliciet geëtaleerd als fictieve constructies.

Wanneer de verteller van ‘Man of hond’ het verhaal inzet over Milly, neemt het personage vol ongenoegen zelf het woord: ‘Hier neem ik het verhaal over, spelbreker die ik ben. Het maakt me razend zoals er met mijn geschiedenis wordt omgesprongen, ik voel dat ik niet voor mezelf kan instaan als er nog langer in mijn verleden wordt geroerd. Wie denkt de verteller dat hij is om mij Milly te durven noemen, een naam die ik mijn minnaars in de intiemste ogenblikken nog niet prijsgeef.’ Aan het einde van ‘De schrijfster en de jongeling’ stapt de schrijfster zelf uit het verhaal, bladert terug en vraagt zich af hoe het nu verder moet. Naar buiten kijkend vindt ze niets terug van de elementen uit het verhaal dat ze zelf geschreven heeft en waarin ze de hoofdrol vertolkt: ‘Geen verwilderde tuin, geen romantisch prieel, niets dan een lege straat in de regen. Geen hond.’

Bagatellen vertoont overigens wel meer postmoderne trekjes. Zo worden dieren voortdurend opgevoerd als sleutelpersonages. De jongen uit ‘Hondedans’ beschouwt zijn hond Fox, of Capi, als een mens die hij liever ziet dan zijn eigen broer. Wanneer Fox voor de zoveelste keer weigert te dansen, fluister zijn baasje hem toe: ‘Je bent een echte kerel’. Het dier lijkt bij Van Maanen een tussenpositie te vervullen tussen mens en ding, tussen leven en dood. In die context vormt het vaak een voorbode van dood en onheil. In ‘Te geef’ bevinden dochter en katje zich in een tuin, ‘een ommuurd paradijsje’. Nadat de ruil beklonken is die het idiote meisje van haar geliefde kat zal scheiden, wordt het hysterische kind afgevoerd met een ambulance. In ‘De schrijfster en de jongeling’ vertelt de jonge man hoe zijn vader een dodelijke val maakte terwijl hij met de hond in hun idyllische tuin speelde. Deze corruptie van het aardse paradijs vormt een constante in het werk van Van Maanen, waarin tuin en dier wel vaker gekoppeld worden aan dood en verderf. In Helse steen (1970), bijvoorbeeld, één van Van Maanens meest gelezen romans, wordt de tuin een onheilspellend grafperk, ‘in plaats van vol bloemen vol zerken’.

Onder de rook van de doden

In Van Maanens laatste roman Heb lief en zie niet om (2006) zegt de verteller: ‘[N]ergens anders dan op het toneel keren de doden zo makkelijk tot het leven terug, dankbaar buigend voor het applaus’. Deze orfische toespeling is bij uitbreiding ook van toepassing op Bagatellen. Doden worden opgegraven, opgezet, in herinnering gebracht door gedenkstenen en relikwieën en vooral ook opgerakeld in de verhalen van de overlevenden. De dood blijkt in dit boek een goede voedingsbodem voor leven. In ‘Een onthulling’ ontdekken broer Edu en zus Erna dat ze niet biologisch verwant zijn, waardoor hun incestueuze verlangens plots legitiem worden. Tijdens een auto-ongeval, waarbij de ouders van Edu en Erna om het leven komen, bereikt hun aantrekkingskracht een onverwacht hoogtepunt. Zoals ook de verteller van ‘Een nieuw monument’ op een begraafplaats opmerkt bij het aanschouwen van een vrolijke grafdelver: ‘[N]ergens was het leven zo’n voorrecht als onder de rook van de doden.’

Als Capi, die overigens nooit echt aan dansen toekomt, aan een hondenziekte blijkt te lijden, laat de dokter – ‘moordenaar’ – hem inslapen. De hond wordt bij wijze van hommage opgezet. Via dit verhaal wordt de lezer ingewijd in de complexe verhouding tussen de verteller, zijn overleden broer en zijn eigen vrouw, tot wie het verhaal gericht is: ‘Je vindt het luguber, zeg je, omdat hij zo dood als hij is zo levend lijkt. Je bent niet toevallig met mijn broer getrouwd in plaats van met mij, jullie waren eensgezind in je oordeel, en nu hijzelf dood is denk je er nog precies zo over.’ Een gelijkaardige driehoeksverhouding komt ook voor in de ‘Brief aan een toneelgezelschap’. Hierin onthult een miskende schrijver dat hij zijn eerder ingezonden verhaal wil bijsturen, nadat hij tot de ontdekking is gekomen dat zijn overleden broer een affaire had met zijn vrouw. Net zoals de dood de sleutel vormt tot het leven, zo werkt het ene verhaal als sleutel voor het andere, al resulteert dat uiteindelijk steeds in een vergroting van het raadsel.

Tijd om te zwijgen?

Van Maanen slaat met Bagatellen zeker geen nieuwe wegen in. De vijftien kortverhalen vormen een verlengstuk van zijn omvangrijke oeuvre, waarin de meest groteske verhalen, doorspekt met literaire referenties en metafictionele commentaren, op een vanzelfsprekende toon verteld worden – als ware het louter bagatellen, onbeduidende zaken. Sommige passages vormen zelfs letterlijke hernemingen van reeds bestaande teksten. Deze herhaling kan echter geïnterpreteerd worden als een doordachte literaire strategie. Bagatellen vormt een complex spiegelverhaal waarin alle vertellingen en personages verwijzen naar elkaar of naar andere teksten, al dan niet van Van Maanen zelf. Buiten deze wereld van papier bestaat er in zijn literatuuropvatting dan ook helemaal niets: geen buitenwereld, geen biografie, zelfs geen hond. Aan het einde van het slotverhaal rest mondschrijver Stephen Storm bijgevolg enkel nog stilte: ‘Tijd om te zwijgen.’ Voor de schrijver zelf geldt deze imperatief gelukkig niet. Van Maanen schrijft nog steeds boeiend, uitdagend proza dat literaire conventies en lezersverwachtingen met veel humor bespeelt.

Links

De Bezige Bij, Amsterdam, 2010
ISBN 9789023455042
109p.
Bestellen: clk.tradedoubler.com/click?a=1724103&p=67859&g=17297694&epi=1001004007577168 p.

Geplaatst op 01/07/2010

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.