Het drama als fait divers

Liefde bij wijze van spreken

Yves Petry

In De Roode Vaan van 27 juni 1946 vergeleek Louis Paul Boon het werk van Hendrik Conscience met dat van Fjodor Dostojevski. Van de Vlaamse ‘zedepreker’ die zijn volk in hoofdzaak leerde ‘braaf zijn’ laat hij geen letter heel: povere en onbeholpen stijl, een literair universum dat niet meer is dan ‘een wereld van zoetekoek’ en een erbarmelijke psychologische kennis. ‘Zijn begrip van menselijke hartstochten en drijfveren [was] nul.’

Dan Dostojevski. Terwijl zijn tijdgenoot zich vermeide met koene ridders en blozende jonkvrouwen serveerde de Russische grootmeester zijn lezers personages met een duivelse psyche, monsters van wie ze het liefst het hoofd zouden afwenden in de geruststellende gedachte niets met hen gemeen te hebben. De kracht van Dostojevski, aldus Boon, schuilt in het feit dat hij zijn lezers die uitweg niet gunde. Hij wist de karakters van zijn hoofdfiguren – en daarmee ook die van zijn lezers – te fileren tot ‘een afgrond waarvoor wij huiveren – en waar wij toch onszelf in herkennen’. In tegenstelling tot Conscience beperkte Dostojevski zich dan ook niet tot duidelijke karikaturen van Goed en Kwaad. Hij was in staat ‘het menschelijke gemoed te bewerken met het ontleedmes, zoodat zijn romans uitgroeiden tot schier zuivere wetenschap’.

In het licht van Boons tweedeling lijkt Liefde bij wijze van spreken, de nieuwste roman van Yves Petry (1967), te beginnen met een geruststellende boodschap. ‘Ik ben geen wetenschapper,’ deelt schrijver Alex Jespers mee. ‘Ik verwacht zelfs niet een verklaring te vinden voor wat er is gebeurd.’ Maar wie hierna denkt terecht te komen in een wereld van zoetekoek vergist zich. Meer dan driehonderd pagina’s lang zal Petry het psychologische scalpel van Dostojevski hanteren om pijnlijke dissecties te verrichten op de menselijke geest. Liefde bij wijze van spreken laat zien hoe al te menselijke ambities zich vastrijden in obsessies en frustraties die op een onwezenlijke en toch geloofwaardige manier escaleren.

Narratologisch is dit geen complexe roman. Alex Jespers blikt na een kwarteeuw terug op de driehoeksrelatie die hij had met Jasper en Kristien Fielinckx (het Engelse feelings schemert duidelijk door), twee adolescenten die hun ouders verloren in een verkeersongeluk op weg naar een vakantiebestemming ‘onder de westelijke oksel van Italië’. Het noodlot wordt al aangekondigd op de eerste pagina, zodat de afhandeling even verderop maar twee alinea’s in beslag neemt. Het is een techniek die Petry voor elk drama in het boek zal herhalen: een tweede ongeluk, een poging tot moord en een zelfmoord worden via terloopse opmerkingen aangekondigd als waren het fait divers. De sterkte van dit boek is dat ze dat in wezen ook zijn. Niet de gebeurtenissen op zich zijn namelijk belangrijk, wel de psychologische processen die tot dergelijke drama’s hebben geleid of er het gevolg van zijn.

De échte spanning stapelt zich op in de mentale verhouding tussen Alex, Jasper en Kristien. Alex vormt het scharnierpunt. Na het auto-ongeluk houdt hij contact met broer en zus, die allebei hun verlangens op hem projecteren en naar zijn gunsten dingen. Kristien wil de stamboom van haar familie voortzetten en vraagt haar homoseksuele vriend te willen optreden als spermadonor. De klinische manier waarop hun kind wordt verwekt is de voorbode van hun latere verhouding, waarin Alex Kristiens ‘weerzinwekkend koude binnenkant’ leert kennen. Ze klapt dicht, houdt hem zoveel mogelijk uit haar buurt, manipuleert en treitert en kleineert hem tot hij er genoeg van heeft.

Het kind was vierendertig weken oud toen ik nagenoeg in een staat van shellshock, dolgedraaid, met bevende handen, half ontzind en half bejaard, op de trein naar Amsterdam stapte, hetgeen achteraf veruit mijn beste beslissing in jaren leek.

Kristien blijft ondoorgrondelijk. Hoeveel gedachten Alex ook aan haar en hun moeizame verhouding blijft wijden, tot enig inzicht komt hij niet. Het verhaal wordt nooit door haar ogen gefocaliseerd. Alex doet als verteller wel moeite om zich te verplaatsen in de denkwereld van Jasper, maar op het emotionele pantser van zijn zus ketst elke toenaderingspoging af. In een interview met De Morgen liet Petry doorschemeren dat hij dit materiaal achter de hand wilde houden voor een eventuele novelle. ‘Daarin zou ze dan zelf vertellen hoe zij geworden is wie ze is. Maar dan nog zal er geen eenduidige waarheid tevoorschijn komen. Het verband tussen wie iemand is en wat iemand zegt, tussen lichaam en woord, is niet strikt logisch.’

De conceptie van het kind gebeurt buiten medeweten van Jasper, die eerder bekende verliefd te zijn op Alex. Hoewel beide mannen een aantal keer de lakens delen is de verliefdheid niet wederzijds, waardoor Jasper het ‘overspel’ van zijn zus later als een dubbele vernedering zal incasseren. Tot die tijd fungeert Alex vooral als het klankbord voor zijn literaire ambities, maar al snel blijken de kunstopvattingen van beide schrijvers in spe te botsen. Kristiens jongere broer leest klassieke meesterwerken en ziet literatuur als een compromisloos streven naar het hoogst haalbare, het vatten van het onzegbare dat doorsneeschrijvers ontglipt. Alex is veel pragmatischer en gaat bij tweederangs auteurs op zoek naar herkenbare homoseksuele rolmodellen.

Natuurlijk was ik ontvankelijk genoeg om te erkennen dat zijn dode helden een onnavolgbaar uniek geluid brachten. Verbluffend, superieur, muzikaal, elegant, intelligent. Alles wat je maar wil. Maar mij was het niet zozeer om superioriteit te doen. Ik zocht in de eerste plaats naar een identiteit, naar lotgenoten, naar geruststelling.

De tegenstelling tussen compromisloos idealisme en nuchter pragmatisme kleurt de relatie tussen beiden. Jasper bergt zijn droom om schrijver te worden op. Na zijn auto-ongeluk verliest hij zijn geloof in de zin van literatuur. ‘Woorden zijn niet veel meer waard. Vorm, zeg je? Iedereen kletst maar raak.’ Zelfs de beste schrijvers slagen er in zijn ogen niet meer in om in hun werk iets essentieels mee te delen, en dus houdt hij ermee op. Liever geen schrijver dan een halve of, erger nog, een commerciële.

Alex investeert wel in een literaire carrière. Na zijn vlucht naar Amsterdam begint hij een relatie met zijn uitgever Henk, die hem wegwijs maakt in de ongeschreven regels van de goedverkopende roman:

‘De werkelijk succesvolle schrijver van tegenwoordig put uit andere bronnen dan zijn toevallige particuliere obsessies. Dikwijls heeft hij die niet eens. Des te beter eigenlijk. Des te flexibeler is hij. Hij lijkt meer op een wetenschapper of een journalist dan op een kunstenaar. […] Je mag daarvan denken wat je wil. Je mag het onartistiek of commercieel of wat dan ook noemen, maar ik noem het professionaliteit.’

Petry grijpt dergelijke metafictionele bespiegelingen gretig aan om uit te weiden over de moeizame verhouding tussen literatuur en lezerspubliek. Na de weinig verfijnde reacties op de toekenning van de Libris Literatuur Prijs voor De maagd Marino (2010) is die houding begrijpelijk. De roman zou volgens sommige critici en boekhandelaren ‘te weinig commercieel’ zijn geweest om een dergelijke prijs te rechtvaardigen. Petry reageerde terecht dat commercie geen literair criterium is, maar laat hier niet na in weinig verhullende beschrijvingen kritiek te leveren op de marktgerichte publicaties van sommige collega-auteurs.

Henks raad levert Alex een bestseller op over het leven van Casanova – weinig verhullend, ik zei het al. De creatie van dat werk verloopt even steriel als de conceptie van zijn kind. Toch geniet hij van zijn status als ‘literaire chippendale’, tot het succes bij de vrouwelijke lezers overwaait en hij zich geconfronteerd ziet met de vraag of de ingeslagen weg wel de juiste is. Met zijn nieuwe boek wil hij het anders aanpakken. ‘Ik schrijf opnieuw uit louter persoonlijke motieven, zuiver uit innerlijke noodzaak, zo u wilt.’

Die innerlijke noodzaak komt er na een nachtelijke confrontatie met Jasper. De opeenstapeling van Alex’ makkelijke literaire succes, het afwijzen van zijn avances en het ‘verraad’ van zus Kristien doen bij Jasper de stoppen doorslaan. Hij houdt Alex verantwoordelijk voor de mislukking van zijn eigen leven en literaire carrière. In deze lang gesponnen analyses is Petry op zijn sterkst. De frustraties van Jasper zijn even aannemelijk als unheimlich, maar net als bij Boons Dostojevski is het moeilijk de grens te trekken tussen mededogen en afkeer, tussen normaal en gestoord. Ook Alex, die lichamelijk noch geestelijk ongeschonden uit de ontmoeting met Jasper komt, heeft moeite om de gebeurtenissen te kaderen. Hoewel hij het zelf ontkent – ‘ik wil geenszins beweren dat de geest van Jasper in mij zou zijn gevaren’ – doet zijn familienaam Jespers anders vermoeden. Jasper neemt letterlijk en figuurlijk bezit van hem, zodat Alex’ nieuwe kunstopvatting meer en meer op die van de jongste Fielinckx gaat lijken.

Alex’ poëticale worsteling wordt op de spits gedreven wanneer hij Henk de eerste versie van zijn roman-nieuwe-stijl voorlegt. Hiermee krijgt het boek de structuur van een self-begetting novel: de kritiek van Henk slaat op wat uiteindelijk Liefde bij wijze van spreken zal worden. Thematisch stevent Alex in de ogen van zijn uitgever af op commerciële zelfmoord, maar stilistisch blijkt hij in goede doen te zijn. Dat laatste klopt in elk geval. Recensenten hebben snel de neiging om alles wat afwijkt van stilistisch minimalisme meteen ‘barok’ te noemen, en ook Petry heeft die pejoratief bedoelde term mogen incasseren, maar dat is onterecht. Hij mikt hoog en is gul met mooie observaties en originele beschrijvingen. Literaire bewonderaarsters naderen Alex bijvoorbeeld op een ‘waadvogelachtige manier’: ‘De vertraagde pas, de aarzelende verandering van koers, het hoofd lichtjes voorovergebogen en zijwaarts gekeerd om mijn gezicht beter te kunnen zien.’

Over Alex’ aandacht voor Jasper is Henk minder te spreken. Hij heeft door dat Jasper meer en meer een obsessie wordt en vreest dat Alex lijdt aan het Stockholmsyndroom.

‘Wie je bent, wat je kunt, wat je gedaan hebt, je streven, je prestaties, je successen, je geluk – dat haal je allemaal consequent neer in een absurde poging om iemand die dat totaal niet verdient, op een voetstuk te plaatsen. Je blaast hem op tot een geheimzinnige, intrigerende verschijning, tot een belangwekkender figuur dan hij is. […] Je maakt er haast je goeroe van. Je begint in elk geval als zijn volgeling te klinken.’

Hoezeer Jasper uiteindelijk in het brein van Alex is gekropen valt moeilijk te zeggen. Liefde bij wijze van spreken lijkt een evenwichtsoefening tussen de kunstopvattingen van beide heren. Het boek is licht genoeg gecomponeerd om toegankelijk te zijn voor pragmatische lezers zoals Alex er ooit een was. Maar wie net als hij uitsluitend op zoek is naar herkenning en identificatie zal merken dat het verhaal blijft doorspoken. ‘Ik wil mijn boodschap niet afstemmen op de ontvangstfrequentie van jouw dames,’ laat hij Henk weten. Met zijn nieuwe creatie wil hij verder reiken.

Ik ben aangeraakt door het koude vuur waar de ware mysticus zich door laat verteren. Ik heb de cryptische trilling opgevangen die Jasper ver voorbij het punt dreef waar woorden hem nog hadden kunnen terugroepen.

Aan het eind van de roman blijft de angstaanjagende en toch herkenbare geest van Jasper bijna letterlijk boven de pagina’s hangen, alsof de duivelse psyche van Dostojevski grijnzend is gereïncarneerd.

De Bezige Bij, Amsterdam, 2015
ISBN 9789023486077
333p.

Geplaatst op 20/04/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.