Biografie, Recensies

Het keurslijf van non-fictie

Het zwijgen van Maria Zachea

Een ware familiegeschiedenis

Judith Koelemeijer

De maand november staat in het teken van de jaarlijkse leescampagne Nederland Leest. Het thema Kleine geschiedenis, grote verhalen verleidt lezers om de geschiedenis in te duiken. Nederland leest en bespreekt het boek Het zwijgen van Maria Zachea (2001) van journaliste Judith Koelemeijer, dat in het kader van de campagne wordt heruitgegeven. Elke deelnemende bibliotheek deelt het boek als geschenk uit en ook scholieren krijgen het in groten getale uitgereikt. De kleine geschiedenis van Koelemeijer gaat over haar zwijgzame tuindersfamilie uit de Zaanstreek, die ze portretteert tegen de achtergrond van de jaren vijftig en zestig in Nederland.

De laatste jaren van haar leven spendeerde Maria Zachea, moeder van twaalf kinderen, in dezelfde stoel, zwijgend. Haar kinderen denken er het hunne van: moe is kwaad, moe is door de hersenbloeding haar spraakvermogen verloren, moe dementeert, moe bewaarde net als vroeger ‘de harmonie door haar kop te houden’. De acht broers en vier zussen nemen de zorg beurtelings op hen. Voor hen is dat vanzelfsprekend, onderling praten ze er niet over. Het is aan een van de negenentwintig kleinkinderen, journaliste Judith Koelemeijer, om de massieve stilte te doorbreken. Na het overlijden van haar grootmoeder in 1997 begint ze de familiegeschiedenis minutieus op te tekenen. Haar poging resulteert in het literaire non-fictiewerk Het zwijgen van Maria Zachea. Een ware familiegeschiedenis. Sommige ooms en tantes hadden aanvankelijk hun twijfels bij het project: ‘Mijn moeder wilde altijd alles binnenskamers houden’, zeiden ze, maar wanneer anderen de sprong waagden, konden ze niet achterblijven. Na al het zwijgen werd het tijd om te horen hoe de anderen erover dachten.

Geschiedenisles in herkenbare anekdotiek
Aan de basis van Het zwijgen van Maria Zachea liggen de interviews van Koelemeijer met haar papa, ooms en tantes. De auteur stelt zich in het woord vooraf uitdrukkelijk een dubbel doel: enerzijds wil ze het persoonlijke verhaal van haar familie brengen, anderzijds wil ze een tijdsdocument opmaken van Nederland in de jaren vijftig en zestig, het turbulente tijdvak waarin haar familieleden opgroeiden. Dat tweeledige doel is herkenbaar in de structuur van het boek. In elk hoofdstuk treedt een van de kinderen op als verteller in de derde persoon, te beginnen bij de oudste dochter Jo die geboren is in 1934 en eindigend bij Guus, een kind van de jaren vijftig. De hoofdstukken zijn geen neerslag van het gesprek, maar bestaan uit zorgvuldig geselecteerde anekdotes waarin de kinderen van Maria Zachea getuigen over hun jeugd en hun plaats in het gezin en over de zorg voor moe. Koelemeijer blijft deze twee chronologische verhaallijnen in het hele boek vasthouden: de ene lijn schetst het tergend trage aftakelingsproces van moe, de andere bouwt met jeugdherinneringen een aaneensluitende reportage van de jaren veertig tot tachtig in Nederland.

Met elke nieuwe geboorte sluipen de maatschappelijke omwentelingen het gezin Koelemeijer binnen. Terwijl de oudste dochters alleen mogen uitgaan met katholieke jongens uit het dorp, huwt de jongste met een gescheiden muzikant. Op de achtergrond passeren het Tweede Vaticaans Concilie, Provo, de ruime verspreiding van de auto, de Vietnamoorlog, de seksuele revolutie en de democratisering van het onderwijs. De geschiedenis trekt diepe voren in het gezin. Ze stelt niet alleen de tweesplitsing scherp tussen de studiebollen die discussiëren over marxisme en de werkers die in het familiebedrijf aan de slag gaan, maar drijft ook een wig tussen de jongste telgen en pa Koelemeijer. Hij vervalt in een steeds extremere orthodoxie en legt na een reportage over de Dolle Mina’s een plaat op met een preek over ‘moordklinieken, getekend met het schuldeloze bloed der kleinen’:

Ze wilde het niet horen, kreeg het warm. Waar kon ze naar toe. Maar de preek ging door:
De uiteengerukte ledematen der ongeborenen worden haastig verbrand […]
Guus keek nog steeds in de open haard. Gerard deed alsof hij de krant las. Pa ging helemaal op in de stem van de pater. Zo nu en dan knikte hij instemmend.
Lucie liep de kamer uit, naar de gang.

Doordat de maatschappij vervat zit in de anekdotes van de kinderen wordt het verhaal van een tuindersgezin het portret van een generatie. Veel babyboomers zullen elementen uit hun jeugd terugvinden in de maatschappelijke discussies over de Vietnamoorlog of de tanende invloed van de katholieke kerk, waarover Koelemeijer vertelt. Voor jongere lezers is Het zwijgen van Maria Zachea een aantrekkelijk verslag, doordat Koelemeijer nergens in een docerende rol stapt. Bovendien zijn heel wat anekdotes klein en tegelijk universeel. Hoe herkenbaar is de trots van Piet, die, eenmaal hij ver genoeg van huis is, zijn rode sokken wel durft te dragen onder zijn nieuwe broek: ‘Het was een echte nozembroek. Niemand in het dorp had er zo een.’ Hij sliep sinds kort met een paar krulspelden in, die hij van zijn oudere zus gejat had. Zijn kuif bleef beter zitten, hij leek op Elvis Presley.

Te echt en te complex
Losse anekdotes zoals de abortuspreek en de trots van Piet vormen de hoogtepunten van het boek. Op andere punten boet Het zwijgen van Maria Zachea in aan leesbaarheid. Dat heeft veel te maken met het keurslijf van de non-fictie. Koelemeijer mag dan wel alle ooms en tantes in een soepele stijl aan het woord laten en hen opvoeren als personages, maar dat maakt van Het zwijgen van Maria Zachea nog geen roman. Daarvoor is alles te echt en te complex. Er is een overrompeling van namen, die voortdurend naar elkaar verwijzen en in elkaars hoofdstukken opduiken. Grip krijgen op hun individuele karakters wordt moeilijk in het korte bestek van elk hoofdstuk. De lezer wordt gevraagd om bij elk familielid steekwoorden te onthouden, om te weten wie bij welk kamp hoort en om hun onderlinge banden mentaal in kaart te brengen. Bovendien figureren er ook achterneven en grootooms in het boek, die dezelfde naam hebben als de kinderen Koelemeijer. Er is dochter Jo, ome Jo én tante Jo. Er zijn Nico en Jan Koelemeijer en Nico en Jan Ruijter. Het zorgt ervoor dat er meer dan eens extra uitleg nodig is in een anekdote.

‘Jullie vader wil zeker geen woord horen over onze Jan’, zei Lau.
‘Hou op!’, riep Gerard.
Jan Ruijter, hun neef, was kapelaan in Beverwijk en één van de voormannen van de Septuagint-beweging, een actiegroep van priesters die streefde naar vernieuwing van de katholieke kerk. […]
‘Pa zegt vanwege Jan niet eens meer hallo tegen tante Jo,’ zei Frans.
‘Zijn zus notabene’, zei Nico.

Die overvloed aan informatie zorgt er uiteindelijk voor dat de onderlinge verschillen flou worden. Een grotere fictionalisatie, bijvoorbeeld door enkele ooms en tantes achterwege te laten, had het boek leesbaarder gemaakt, maar daarmee zou Koelemeijer haar eigen project ondergraven hebben. Het zwijgen van Maria Zachea moest namelijk een boek worden ‘waarin niets verzonnen zou zijn.’ Daarnaast blijven alle ooms en tantes voorzichtig en genuanceerd. Ook dit is een gevolg van de keuze voor non-fictie. Bijna alle ooms en tantes leven nog, hun tact is voelbaar. Anders dan in fictie moet Koelemeijer aan de slag met reëel materiaal en is er geen vrijheid om emoties in de diepte te verkennen. Het resultaat is dat de echte discussies zelden de pagina’s halen, het blijft bij allusies. Zo houden de familieleden, ondanks het voornemen om het zwijgen te doorbreken, het clangevoel in stand. Want hoe verschillend de kinderen ook zijn, over één iets zijn ze het grotendeels eens: om de harmonie te bewaren, is een zeker zwijgen nodig. In de woorden van Frans klinkt dat zo:

‘Hij slikte zijn irritatie liever in. En als je dat maar vaak genoeg had gedaan, wist je op het laatst niet eens meer hoe je het zwijgen nog kon verbreken. Dan wende je eraan.’

De stilte verbindt hen, maar zorgt ook voor wederzijds onbegrip. De ooms en tantes kennen elkaars binnenkant niet. ‘Ze hadden geen idee waar hij over dacht, waar hij van droomde,’ merkt een van de studerende jongens op die door zijn werkende broers schertsend ‘professor’ genoemd wordt. Net doordat gevoelens niet gedeeld worden, spreken de getuigenissen elkaar meer dan eens tegen. Na het overlijden van de twintigjarige Jos, het dertiende kind, zegt Jan dat ‘hij niet het idee [had] dat pa en moe er veel verdriet van hadden. Er waren nog twaalf kinderen, ze hadden het hartstikke druk.’ Helemaal anders is het verhaal van Marian, het buitenbeentje. Een jaar na de dood van Jos volgde ze stiekem haar ouders het weiland in. Ze zag moe snikken, pa hield haar hand vast. Het verdriet bestond, maar kreeg tussen de vier muren van het katholieke gezin geen bestaansrecht.

De grote onbekende
Ook wanneer moe al een tijd met ernstige doorligwonden kampt en pijn heeft, houdt de familie de stilte in stand. Met twaalf kun je niet tot een gedragen beslissing komen over haar lot, dus nemen ze er liever geen. Alleen Lucie, die als enige van het gezin heeft leren communiceren tijdens haar studies sociologie, durft het onderwerp aan te snijden. Het woord euthanasie neemt ze liever niet in de mond bij haar katholieke oudere broers. Het leidt tot de opmerking: ‘Jij verdenkt me van conservatieve denkbeelden die ik helemaal niet heb.’ Dat is waar het Koelemeijer óók om te doen is. Ze wil niet alleen haar familiegeschiedenis neertekenen, maar vraagt zich ook af hoe goed mensen uit eenzelfde gezin elkaar kennen, of kunnen kennen. ‘In elke familie, en zeker in de mijne, is er wel een zwijgen,’ merkt ze in haar voorwoord op, ‘een opeenstapeling van onuitgesproken gevoeligheden, meningen en herinneringen.’ Hier is de keuze voor de vorm geslaagd. Door de ooms en tantes individueel een platform te geven, slaagt Koelemeijer erin om deze vraag te illustreren. Het antwoord luidt: niet goed. Broers en zussen denken in stereotypes over elkaar en spreken hun vooroordelen niet uit.

De grootste onbekende blijft de titelfiguur. Over haar weten de kinderen zeer weinig. Moe deed niet mee aan verjaardagen, cadeautjes of knuffels. Ze wordt beschreven als gastvrij en als koel, als iemand die alles van zich afschudt en iemand die alles opkropt. ‘Ze wás er, altijd. Dat was genoeg.’ Moe hield niet van ruzie, was de consensus. Met haar stilte hield ze de familie samen. ‘Haar zwijgen was haar liefde geweest,’ merkt de jongste zoon op. Hij kende niet eens haar volledige naam.

 

 

Amsterdam, 2020
ISBN 9789045011929

Geplaatst op 23/10/2020

Tags: 'Literatuur', (familie)geschiedenis, 2020, Biografie, fictie, Het zwijgen van Maria Zachea, jaren 50, jaren 60, Judith Koelemeijer, Nederland Leest, non-fictie

Categorie: Biografie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.