Proza, Recensies

Het normaalste wonder ter wereld

Gloria

Koen Sels

Nog voor het minimalistisch vormgegeven, babyroze Gloria op mijn leestafel lag, had het boek al twee stevige kritieken ontvangen. ‘Hij gaat toch niet over zijn kind schrijven?’, sneerde een vriend die zelf geen kinderen heeft, met een ondertoon dat zo’n boek niet anders dan voor de hand liggend, goedkoop, sentimenteel en conservatief uitpakken kon. Hij sprak zo stellig dat ik hem niet eens durfde tegen te spreken, hoewel ik toch al een voorpublicatie in het tijdschrift nY las, waarin dochter Gloria met een mengeling van liefde en zelfspot als ‘hoofdpersoontje’ werd voorgesteld. Een goede vriendin, met de wens om binnen afzienbare tijd moeder te worden, las een paar regels in een laaiend positieve recensie in De Standaard en was weinig onder de indruk. Ze stelde bozig vast dat een biografisch relaas van een vrouw over precies hetzelfde onderwerp nooit op zoveel waardering had mogen rekenen. De vijf sterren die het boek kreeg toebedeeld zouden eerder een gevolg zijn van de patriarchale, seksistische structuur van onze maatschappij dan van de literaire kwaliteit van de auteur.

Ze had natuurlijk gelijk, voeg ik daar mansplainend aan toe, wat het eerste deel van haar uitspraak betreft, we leven nog altijd in de nadagen van het patriarchaat. Als het gaat om voeden en opvoeden leven we in een ongelijke wereld, waarin doorgaans een groter deel van de zorgtaken op de schouders van moeders terechtkomt, zelfs bij heteroseksuele stellen die hadden voorgenomen de taken eens echt eerlijk te gaan verdelen. De cijfers daarover staan wekelijks in de krant. Gaan zelfstandig werkende jonge vrouwen na hun eerste kind er gemiddeld zo’n veertig procent op achteruit qua inkomen, is dat bij jonge vaders ongeveer vijf procent. Het is al lang niet meer zo dat je als vrouw ontslagen wordt zodra je zwanger bent, zoals mijn eigen moeder nog overkwam, maar er staan nog steeds impliciete sancties op het krijgen van een kind.

Een vrouw zou een ander boek schrijven dan Koen Sels heeft gedaan, dat geloof ik ook. Zelf merkt de auteur op dat zijn vriendin allerlei boeken over het moederschap tot haar beschikking had, maar dat hij zelf geen titels voor beginnende vaders vond. Als ik één zo’n ‘ander’ boek zou mogen noemen, dan zou dat A Life’s Work: On Becoming a Mother (2001) van Rachel Cusk zijn, een afrekening met wat tegenwoordig moederschapsideologie heet. Als moeder, zo schreef Cusk, had ze een snelcursus in conformisme gekregen, in de eerste plaats opgelegd door de biologische ongelijkheid tussen man en vrouw, maar vervolgens door culturele normen in stand gehouden. De verantwoordelijkheid voor de (op)voeding lag aanvankelijk voor het grootste gedeelte bij haar, ze had zich het eerste jaar vaak de lijfeigene gevoeld van haar eigen kind. Daar was ze nooit op voorbereid, ze had er op voorhand niets over gelezen en achteraf spraken vooral jonge moeders in eufemismen over de loodzware taken die ze de eerste jaren hadden verzet. Mensen – zowel vrouwen als mannen – zouden over het algemeen minder vaak aan kinderen beginnen, was het oordeel van Cusk, als ze van tevoren een duidelijk overzicht hadden gehad van hoeveel tijd zo’n zuigeling kostte.

A Life’s Work is warm aangeprezen én fel bekritiseerd, dat laatste met name door vrouwelijke critici die vonden dat Cusk een erg negatief beeld van het ouderschap schetste, zozeer zelfs dat gesuggereerd werd dat het boek beter niet aan jongere lezers zou worden gegeven, anders zou helemaal niemand nog kinderen willen krijgen. Cusk zelf zal ongevoelig zijn geweest voor die kritiek, en er waarschijnlijk haar eigen gelijk in bevestigd hebben gezien. In haar boek had ze al geschreven dat vooral jonge vaders bereid waren om de schone schijn over het ouderschap achter zich te laten; met hen had ze de eerlijkste gesprekken over het slaaptekort, de beklemming en onmacht gehad: ‘The baby’s physical presence in my life is not unlike a traveller’s custody of a very large rucksack.’

Gloria staat tegenover A Life’s Work, qua titel, inhoud en toon is het de melancholische antithese ervan. Het boek – op de achterflap een ‘relaas’ genoemd, dus expliciet géén roman – beschrijft het onvatbare geluk dat de auteur als jonge vader ervaart als hij de moeilijkste eerste twee jaar is doorgekomen, en (bijvoorbeeld) met zijn dochter Gloria op de fiets door Antwerpen rijdt, of met haar in de trein onderweg is naar zijn ouderlijk huis in Turnhout en terugkijkt op de jaren dat hij en zijn vriendin een ander soort leven leidden, met veel kroegbezoek, drankgebruik en gedroomde kunstprojecten, en de impliciete wil zichzelf langzaam op te branden in het vuur van de stad.

De vader is aan een nieuw begin begonnen, door dit piepjonge bestaan waarvan hij de begeleider is, een nieuw begin in zijn eigen leven, een nieuwe aanvang ook, zo ziet hij het zelf, van de geschiedenis als zodanig. Je zou het in religieuze termen kunnen beschrijven als een wending, een kentering, een knik, en dan in de eerste plaats een wending van een – achteraf gezien – individualistisch beleefde ‘romantische’ wereld, waarin originaliteit en angst voor het cliché voorop stonden, naar een meer burgerlijke ‘Vlaamse’ wereld, waartegen de kersverse ouders zich als twintigers zo hevig hadden afgezet. Het verandert de blik op hun eigen ouders, ze gaan deelnemen aan andersoortig sociaal verkeer, opeens is er contact mogelijk met wildvreemden in de trein, of met buurvrouw Ahlam en haar gezin, naast wie ze al twaalf jaar woonden en met wie ze voor Gloria’s komst nog nooit één gesprekje hadden gevoerd.

Maar er is meer gebeurd. Gloria is tegelijk het verslag van een ontsnapping uit een depressie, waarvan niet duidelijk is of die nu ontstond met de geboorte van de baby, of dat ze juist langzaam afnam en zelfs oploste naarmate de baby kind werd, al was het maar omdat de vader moest geloven dat alle pijn, ook pijn die hij alleen in zijn hart of hoofd voelde, een teken was van beterschap. Elke aandrang om aan de destructieve krachten toe te geven, en rust en ontsnapping te zoeken in de alcohol, behoort voortaan niet meer tot de mogelijkheden, is zelfs een uiting van ‘decadentie’ geworden. De levensbeschouwelijke wending is de ontdekking van nieuwe zin in het leven, die misschien vooral bestaat uit de zin om te zien hoe dat ene jongere leven verder gaat.

 

Psychogeografie

Het zijn conclusies die in het boek worden getrokken, maar die altijd voor aanvulling of weerlegging in aanmerking komen, en nooit zo helder, laat staan zo zelfhulperig klinken als hierboven geparafraseerd. Dat is de grote kracht van Sels’ schrijven, die steeds in een flux over zijn gedachten bericht, in een bewustzijnsstroom die wordt aangeboden zoals bewustzijnsstromen zouden kunnen klinken, want wie durft met zekerheid te zeggen hoe zijn brein daadwerkelijk functioneert, behalve hersenwetenschappers op weg naar het emeritaat? Dus gaat het in Gloria van de hak op de tak, in lange zinnen die op de speelse rand van de grammatica balanceren, in paradoxen, metaforen, non-sequiturs en geestige vondsten, die bij het overtypen veel van hun kracht verliezen; ze zijn de krenten in de smakelijke pap die de auteur ons voert.

De poëzie in Sels’ proza gaat verloren als je ze als zodanig benoemt. De lyriek ontstaat op een natuurlijke manier, als bijgedachten die toevallig lijken te zijn genoteerd. Over zijn dochter merkt hij bijvoorbeeld op dat haar spreken begint met een paar woorden en dan meteen begint te stromen, als ‘het normaalste wonder ter wereld’. Precies dat wonder, het wonder van een moeiteloze, niettemin licht stotterende stem is ook een definitie van deze literatuur. Het zit hem in de ‘schuldige sigaretten’ die het jonge ouderpaar rookt, de avond die in het herfstige Antwerpen ‘psychotisch vroeg’ valt, de ‘zondagloze freelancersvrijheid’ van de auteur, voor hij als bediende op kantoor bij de reclassering in Turnhout aangesteld werd.

Er is een specifiek soort opsomming die ik de Sels-sequentie wil noemen, een reeks geschakelde woorden waardoor een omgeving en een gevoel opgeroepen worden, bijvoorbeeld in de volgende korte passage, die ik met enige aarzeling – omdat die passage natuurlijk helderder kan worden geformuleerd, maar alleen op straffe van een minimum aan gladheid – volledige citeer:

 

Zijn vriend wuifde zijn hand voor zijn lege blik. Schommels piepten, kinderstemmen deinden als pluis in zomerlucht, flarden Für Elise uit een ijscowagen, de conventies van sentiment en horror. Alles was er als een déja-vu, een rest van een heel lang leven van jong gemijmer misschien, een leven dat hij zich niet had kunnen herinneren omdat hij er niet echt bij was geweest, dus toch in zijn lichaam zat, nu hij in de korte tijd was aanbeland. Sorry, ik was weer aan het dromen.

 

De traditie waarin Sels staat is die van de psychogeografie, oftewel de nauwgezette, lyrische beschrijving van een stedelijke of suburbane omgeving. Wat begon met het flaneren van Baudelaire en de dagdromen van de surrealisten in Parijs, werd voortgezet door de situationisten en Guy Debord, die met de hoogdravende term ‘psychogeografie’ op de proppen kwam, naar verluidt om zijn met alcohol doordrenkte stadsbeschouwingen enige respectabiliteit te verlenen. Gloria is het boek dat Baudelaire en Debord (of Jeroen Mettes) hadden kunnen schrijven als ze de mogelijkheid hadden gehad om rond zonsopgang met draagzak of kinderwagen in het eenentwintigste-eeuwse Antwerpen op stap te gaan.

Zo is er de passage waarin de jonge vader ‘s avonds met Gloria bij een tramhalte staat, waar hij aan de praat raakt met een groepje jongeren dat op het punt staat uit te gaan. De jeugdigen doen aan small talk met de vader (‘Slaapt ze goed? Eh nee’) en informeren ondertussen bij elkaar waar ze de cocaïne voor die avond zullen scoren. ‘De grote kindjes gaan feesten’, zegt de vader tegen zijn dochter, en hoewel hij de aantrekkingskracht voelt van het centrum en de cafés, de kracht van ‘wat wel eens het leven zelf is genoemd’, verlangt hij nu nog meer naar huis en een leesstoel en de afstand tot het leven die nodig is om een boek te lezen.

In Gloria worden alle clichés van het jonge ouderschap aangeraakt, en niet eens per se om ze te verwerpen. Zo slaagt Sels erin om gewoon te melden dat ‘ervaren ouders’ hem zeggen dat hij van de peutertijd van zijn dochter moet ‘genieten’, waarin subtiel de onmogelijkheid van dat advies meeklinkt. Zelfspot is er als Sels schrijft dat je ‘met heel wat oefening jezelf kon dwingen om te vergeten dat weekbladen schreven dat vaders nu trendy waren’. En bij de vermelding dat Paul van Ostaijen ‘is geboren’ in de buurt van het ziekenhuis waar zijn vriendin na een zware bevalling Gloria baart, resoneert dat ‘geboren’ opeens in een heel andere, verre van avant-gardistische context.

 

Antiheld

Wat is er politiek aan het krijgen en opvoeden van een kind? Leidt dat noodzakelijkerwijs tot een conservatief conformisme, of is het juist een reden om te kijken naar een toekomstige wereld waarin de volgende generatie het hoofd boven water moet zien te houden?

Wat is eigenlijk de betekenis van die ‘verweesde samenleving’, waarover Pim Fortuyn sprak in de aanloop naar de verkiezingen in 2002? Kiezers laten hun wantrouwen in de overheid en allerhande elites en ‘vreemden’ blijken, maar tegelijkertijd lijkt men te snakken naar een sterke (elitaire) man of vrouw die oog heeft voor hun specifieke problemen, hun eenzaamheid. Is dat niet het gedrag van een specifiek soort kinderen, dat te weinig aandacht heeft gekregen, of de verkeerde aandacht, en daardoor voorgoed verwend is geraakt? De reden dat politici als Trump of Johnson verkozen worden, zo is al eens beweerd, komt doordat kiezers ervan uitgaan dat de overheid bestand is tegen hun grillige kiesgedrag en de zelfgerichte ‘rebellen’ of clowns die ze aan de macht helpen. Er wordt enorm veel geschreeuwd, iedereen wil zijn zin krijgen, en we verkeren in de veronderstelling dat er iemand achter de schermen is die het hoofd kalm houdt. Maar als wij, het electoraat, dan zo verwend zijn, is dat dan onze schuld, of die van onze symbolische ouders? Of zijn die ouders ook maar gemanipuleerd door de Powers That Be?

Dit soort bespiegelingen staan er niet in Gloria, gelukkig maar. Sels beschrijft hoe hij met zijn vriendin de laatste verkiezingen beleeft, al bij voorbaat murw geslagen door de verwachte teleurstelling, op weg naar weer een Zwarte Zondag in Antwerpen, naar een overwinning van extreemrechts. Hier brengt een jong gezin uit Antwerpen op de verkiezingsdag een stem uit, en komt weer thuis, bij elkaar, ‘als een geluk bij een ongeluk’. Gemeenschap hoeft geen lelijk woord te zijn, maar in een stad of land waar racisten succesvol meedoen aan verkiezingen ga je ook je eigen stem, je eigen taal wantrouwen als potentieel uitsluitingsmechanisme: ‘Hij opende het raam en sprak in een stem die niet geheel de zijne was: voor de goei stemmen hè.’

Gloria eindigt met een sterke compositorische ingreep – bij de geboorte van Gloria én de conceptie van het boek dat de naam van de dochter draagt. Dit boek, schrijft Sels, had een opeenvolging van gesprekken kunnen worden, met Gloria als bemiddelaar. Dat zou dan, zou je zeggen, een variant op de Outline-trilogie van Rachel Cusk hebben opgeleverd, met in plaats van een moeder die gescheiden van haar kinderen allerlei schrijverscongressen bezoekt, een vader die met zijn dochter thuisblijft en evengoed interessante ontmoetingen heeft. In haar terugblik op haar scheiding in het essay ‘Aftermath’ merkte Cusk al op dat het patriarchaat zijn laatste ironische overwinning behaalt als duidelijk wordt dat mannen eenvoudigweg betere moeders zijn.

De auteur schrapte, zo schrijft Sels, ‘wat hij dacht dat het hoofdpersoontje niet zou willen lezen, later als ze groot was’. De lezer gaat dan denken, zo ging dat althans bij mij, wat die vervelende passages geweest zouden kunnen zijn. Is er dan toch iets dat hier wordt verzwegen of goedgepraat? Wat was te lelijk of te beschamend om hier op te schrijven? Ook neemt Sels zich voor niet sentimenteel te zijn, niet alleen omdat dat gêne bij zijn dochter zou opleveren, later als ze heeft leren lezen, maar vooral omdat het dan ‘niet jouw verhaal zal zijn’, maar van ‘een kind dat nooit heeft bestaan’.

Gloria is een bijzonder boek, een bijzonder goed boek, zeker die vijf sterren in De Standaard waard. Hier wordt het autobiografische proza bedreven waar Kim Schoof onlangs nog een knap overzichtsessay over schreef in De Groene Amsterdammer. Toch heeft Sels’ boek een andere ‘energie’ (als ik dat vage woord mag gebruiken) dan de vernieuwende autobiografische fictie die inmiddels de standaard genoemd kan worden. Je zou kunnen zeggen dat het meer geeft aan dan het neemt van de lezer, als dat een criterium mag zijn, omdat het geen moment wil bewijzen dat het beschreven bestaan uitzonderlijk, bewonderenswaardig of taboedoorbrekend is, of een laaglandse versie van Chris Kraus. Zo bescheiden is deze auteur (‘met de lullige trots van de zelfverklaarde antiheld’) dat je hem haast wilt betrappen op enige pretentie, al was het maar om aan jezelf te bewijzen dat zonder een beetje dikdoenerij geen literatuur valt te schrijven. Sels is overigens het minst relativerend als hij het over zijn eigen werk heeft; Gloria is een boek dat komaf maakt met de scheiding tussen fictie en werkelijkheid. Wat hij als auteur gedaan heeft, is ‘in de fragmenten prikken en ze vullen met steeds meer fictie, dus met verloren werkelijkheid’.

Ik bespeur bij mezelf de neiging te eisen dat dit boek ook in Nederland (waar het voorlopig ook in de beste boekhandel ontbreekt) meer aandacht krijgt, dat een schrijver die niet meedoet aan quizzen of columns, die geen kleurenfoto op de achterzijde van zijn boek laat zetten en die geen website in de lucht houdt, juist al onze aandacht verdient. Maar dat is zelf weer te dikdoenerig. Zulke eisen staan haaks op het oeuvre waaraan Sels in de luwte verder zal schrijven. Zijn teksten zijn ook helemaal niet beter geschreven, dat wil zeggen stilistisch beter, maar wel anders, wars van allerlei ongeschreven genre- en stijlvoorschriften, meer kunst dan menige alom geprezen roman.

En ja, dit boek is Belgisch, Vlaams en Antwerps, dus ook anders dan de gemiddelde Nederlandse (en trouwens ook Vlaamse) roman. Het is Belgisch/Vlaams/Antwerps, maar dan weer zo aarzelend en opzichtig gedaan dat zo’n geografische aanduiding toegankelijk blijft voor buitenstaanders. Sels is een auteur die scheef staat op de predicaten van het thuiszijn, omdat hij nergens volledig thuis is, zelfs niet bij zijn dochter, ‘dat bekende wezen, zijn eigen vreemdeling’.

Recensie: Gloria van Koen Sels door Daniël Rovers.

het balanseer, Gent, 2019
ISBN 9789079202614
156p.

Geplaatst op 22/11/2019

Tags: Gloria, Koen Sels, Rachel Cusk, Vaderschap

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.