Ik ben de tweede wereldoorlog

Het leven gaat verder

Hans Keilson

Harry Mulisch zei geregeld: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Hij was immers de zoon van een collaborerende vader en van een Joodse moeder. En inderdaad neemt de Tweede Wereldoorlog een zeer belangrijke plaats in zijn oeuvre in. Dat kan echter — met minder biografische gronden — ook van het werk van Reve, Hermans of Wolkers (of van Philip roth of W.G. Sebald) gezegd worden. Er is in zekere zin nauwelijks een ernstige schrijver uit de twintigste eeuw te bedenken wiens literair werk niet diepgaand door de periode tussen 1940 en 1945 is beïnvloed.

De bewering van Mulisch zou ook gemaakt kunnen zijn door Hans Keilson — hoewel die er waarschijnlijk de persoonlijkheid en de eigendunk voor ontbeerde. Keilson werd in 1909 geboren in Duitsland in Bad Freienwalde. Hij studeerde tussen 1928 en 1934 geneeskunde in Berlijn. In 1936 kon hij, omwille van zijn Joodse afkomst, niet anders dan Duitsland verlaten en vestigde hij zich in Nederland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog dook hij onder en begon hij te schrijven. Zijn ouders werden in Auschwitz vermoord. Na de bevrijding behandelde Keilson zwaar getraumatiseerde Joodse weeskinderen. In 1978 promoveerde hij op dit soort specifieke therapie. Hij overleed in mei van dit jaar op 101-jarige leeftijd.

Algemeen wordt Der Tod des Widersachers uit 1959 als zijn meesterwerk beschouwd. De roman verscheen nog in hetzelfde jaar in Nederlandse vertaling, en werd in 2009 in een herziene editie uitgegeven door Van Gennep. Ondertussen is In de ban van de tegenstander (een nogal afwijkend vertaalde titel) aan een negende druk toe en werden er meer dan 25.000 exemplaren van verkocht. Dat succes kan deels verklaard worden door een laaiend enthousiaste recensie van Francine Prose in The New York Times Book Review van 5 augustus 2010, waarin Keilson zonder meer een van de beste schrijvers ter wereld werd genoemd — een loftuiting die, zij het in bescheidener en gepaster vorm, ook in het Nederlandse taalgebied gretig werd overgenomen. In de ban van de tegenstander is alleszins een merkwaardig, consequent uitgevoerd en bij momenten indrukwekkend boek. Aan het woord is een jongeman in een niet nader genoemd land, die stilaan geobsedeerd raakt door de politicus die een haatcampagne heeft gestart tegen de bevolkingsgroep waar hij deel van uitmaakt. Het bijzondere is dat deze vijand niet met naam en toenaam wordt genoemd, hoewel het duidelijk om Hitler gaat. Effectiever, aangrijpender en intelligenter is echter de manier waarop Keilson enerzijds de haat van de verteller tegen de vijand laat groeien, en anderzijds andere personages schetst die zich zonder scrupules laten meevoeren door de plannen van de politieke leider. Dat leidt tot een paar sterke scènes, zoals die waarin vrienden van het hoofdpersonage zonder enig schuldbesef vertellen hoe ze een Joods kerkhof hebben vernield.

Er zijn momenteel nog drie andere boeken van Keilson beschikbaar in een Nederlandse vertaling: Komedie in mineur, Daar staat mijn huis en Het leven gaat verder. Komedie in mineur (de vertaling van Komödie in Moll uit 1947) werd in De Leeswolf 2011, nr. 2 besproken. Het leven gaat verder is het debuut van Keilson uit 1933. Het hoofdpersonage is een jongeman wiens leven nagenoeg samenvalt met dat van Keilson: zoon van kleine zelfstandigen, studerend in Berlijn, tijdens de economische en sociale crisis die in Duitsland tot de opkomst van het nazisme zal leiden, en wereldwijd tot de Tweede Wereldoorlog. Hoezeer de gebeurtenissen in Het leven gaat verder autobiografisch geïnspireerd zijn, blijkt uit het dunne boekje Daar staat mijn huis — korte jeugdmemoires die Keilson begin jaren negentig schreef, die in 2010 in zijn archief werden teruggevonden, en die nu zowel in een Duitse uitgave als in een Nederlandse vertaling worden uitgegeven.

In de roman Het leven gaat verder worden de zwakheden van Keilsons literaire aanpak niet overstegen zoals dit in ander werk wel gebeurt. Zijn laconieke, weinig avontuurlijke, soms ronduit clichématige zinnen mogen dan wel een menselijk realisme garanderen, ze gaan na verloop van tijd vervelen. De personages zijn misschien herkenbaar en weinig spectaculair, ze worden ook ingezet in een traag kabbelend verloop dat voornamelijk kracht moet ontlenen aan de werkelijkheid waarnaar het verwijst, en aan de historische en humanitaire catastrofe waarop het doodloopt.

De roman is het verhaal van een aan de oppervlakte economische crisis, waarachter een ideologische en ethische crisis schuilgaat. In talloze scènes worden de steeds slechtere zakencijfers van de ouders van het hoofdpersonage Alberecht Seldersen beschreven, net als de manieren waarop zij aan deze neergang het hoofd proberen te bieden. Dat leidt tot alinea’s die nagenoeg met de volgende inwisselbaar zijn. ‘Ook een oud paard leeft verder, hij trekt de kar langzamer over de weg en ook als hij kreupelt, blijft hij doorgaan. Zo verging het Seldersen, hij kreeg aanmaningen, schreef terug, maakte af en toe een klein bedrag over, heel even had hij dan weer rust, niet lang, maar lang genoeg om eventjes op adem te komen. Was zoiets nog wel draaglijk en passend voor een man die al een leven lang zijn zaakjes voor elkaar had gehad en ze altijd ordelijk afrondde? Een smerige bedompte lucht hing om hem heen, als van natte oude kleren, en wat hij ook probeerde, alles plakte en kleefde aan hem vast, aan zijn lichaam, aan zijn handen, en maakte hem vies. Hij kreeg een gevoel alsof hij zich voortdurend moest wassen — nee, zo ging het niet verder, hij raapte al zijn moed bijeen en zou eindelijk orde op zaken stellen. Orde scheppen, maar hoe? Op eigen kracht? Met hulp van buitenaf, en van wie dan?’ De literaire ambitie van de jonge Keilson is in dit boek zowel stilistisch als structureel erg laag, wat inderdaad tot een zogenaamd getrouwe weergave van menselijke gedachten, gevoelens en drama’s leidt, maar wat nooit echt aangrijpende of interessante lectuur oplevert.

Langzaam worden de omstandigheden erger, tot — en dat is een van de culminatiepunten — de beste vriend van Albert zelfmoord pleegt samen met zijn geliefde. Dat leidt, samen met de toenemende Jodenvervolging, het economische failliet en de politieke verstarring in het Duitsland van de jaren dertig, tot een spirituele crisis bij het hoofdpersonage, die uiteindelijk in een nogal onbestemde existentialistische sprong uitmondt. De zaak van zijn ouders is ondertussen bankroet gegaan. De roman eindigt met een scène waarin vader en zoon de opstandige, maar verenigde Duitse burgers over straat zien marcheren. Het is alleszins niet verwonderlijk dat deze roman in nazi-Duitsland tot de verboden lectuur werd gerekend.

Daar staat mijn huis biedt zoals gezegd min of meer hetzelfde verhaal, maar dan geschreven als de autobiografische herinneringen van Keilson. Ook hier valt op hoe laconiek en doodeenvoudig Keilson schrijft en redeneert — een houding die een rechtstreekse toegang tot het onderwerp (en tot de tragiek ervan) lijkt aan te bieden, maar anderzijds ook weinig complexiteit of leesplezier met zich meebrengt. ‘Herinneren betekent ook herdenken,’ schrijft Keilson. ‘Ik kan onmogelijk onbevangen vertellen over mijn ouders, kindertijd, vrienden en ook vijanden en vooral over de tijd dat ik in Freienwalde naar school ging, mijn eerste schrijfpogingen deed, in Berlijn woonde en studeerde, zonder de omstandigheden van mijn verdrijving daarvoor en daarna en ook van mijn overleven in mijn schuilplaats te gedenken. Alles had ook anders kunnen aflopen.’ Ook dit zijn gemeenplaatsen van formaat. Het is natuurlijk niet zo dat de verschrikkelijke problematiek van de Tweede Wereldoorlog op een fabulerende, fabelachtige en extreem literaire manier verteld moet worden (zoals bijvoorbeeld Sebald heeft gedaan), maar dat neemt anderzijds niet weg dat er niet zomaar gesteund kan worden op de historische feiten zelf om van de tekst een krachtig geheel te maken. Er is autobiografische literatuur waarin de Shoah wordt herinnerd op een manier die integer, aangrijpend én literair boeiend is — het werk van Imre Kertész is een goed voorbeeld.

Het is dus maar de vraag of een boekje als Daar staat mijn huis echt uitgegeven had moeten worden, als de fictieve variant Het leven gaat verder al beschikbaar was. En het is nog meer de vraag of Keilson een van de beste schrijvers ter wereld is. Een echt goede auteur wordt immers daardoor gekenmerkt dat alles wat hij geschreven heeft, zelfs het meest minderwaardige, toch als onmisbaar moet worden beschouwd, precies omdat het deel uitmaakt van een fantastisch oeuvre en van een navolgbaar literair — en dus existentieel — project. Van Keilson is enkel In de ban van de tegenstander verplichte lectuur.

De Leeswolf

Deze bespreking is overgenomen uit De Leeswolf, aflevering 6 (september), 2011.

Links

Van Gennep, Amsterdam, 2011
ISBN 9789461640017
254p.

Geplaatst op 21/09/2011

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.