Proza, Recensies

Jennifer, wat ben je aan het doen?

Manhattan Beach

Jennifer Egan (vert. Thijs van Nimwegen & Arjaan van Nimwegen)

Met het onderwerp is niets mis, noch met de timing. Terwijl liberaal Amerika nog dagelijks nasiddert van de schok dat het land nu een president heeft zonder enige relevante kennis of ervaring, die vrouwen op alle mogelijke manieren heeft beledigd en die meewerkt aan wetgeving om abortus moeilijker te maken, komt Jennifer Egan (1962) met een boek over een extreem dappere, jonge vrouw. Een heldin die haar zinnen heeft gezet op het uitoefenen van een ‘typisch’ mannenberoep, duiker, en die zich zelfs door een pak van negentig kilo niet laat afschrikken, laat staan door een luitenant die zegt dat ze nooit zal mogen duiken want ‘Zo liggen de feiten.’ (‘Er waren geen feiten. Alleen hij was er. Eén man. En hij had niet eens een baard.’). Een heldin die, als ze eenmaal door de weerstand van die luitenant en haar collega’s heen is gebroken, beter duikt dan wie dan ook op de New Yorkse marinewerf. En die tussendoor ook nog even haar seksualiteit vormgeeft zoals zij dat wil, dwars tegen de heersende normen in.

Het zijn gegevens om juichend bij te zitten lezen. Toch las ik het grootste deel van Egans nieuwe roman Manhattan Beach met een diepe frons en met de voortdurende vraag in mijn achterhoofd: ‘Jennifer, wat ben je aan het doen?’

Egan vóór Manhattan Beach

Vóór Manhattan Beach schreef Egan vier romans, een verhalenbundel en een lang kort verhaal dat via de Twitteraccount van The New Yorker werd gepubliceerd. Het Twitterverhaal, Black Box (2012), is haar recentste werk en dat begint zo:

People rarely look the way you expect them to, even when you’ve seen pictures.
The first thirty seconds in a person’s presence are the most important.
If you’re having trouble perceiving and projecting, focus on projecting.
Necessary ingredients for a successful projection: giggles; bare legs; shyness.
The goal is to be both irresistible and invisible.
When you succeed, a certain sharpness will go out of his eyes.

Aan het woord is een vrouwelijke spion, een Beauty, met een aangenaam uiterlijk dat haar ware motieven dient te verhullen. Het is een geniale vondst van Egan om juist zo’n verhaal, met zulke openingszinnen, te vertellen via Twitter, waar massa’s mensen alternatieve zelven vormgeven.

Het verschil tussen hoe mensen door anderen worden gezien, hun imago en wat er binnenin hen leeft, hun gedachten, plannen, dromen, is een constante in Egans werk. Dit thema zie je het duidelijkst terug in Look at Me (2001), haar tweede roman. Een van de hoofdpersonen hierin, Charlotte Swenson, is een model wier gezicht na een auto-ongeluk opnieuw in elkaar is gezet. In die reconstructie is iets fundamenteels verloren gegaan: Charlotte is nog altijd mooi, maar wordt niet meer herkend en niet meer geboekt.

Tegenover deze mooie, maar relatief lege Charlotte staat een niet al te knap tienermeisje dat ook Charlotte heet en dat net het belang van een aantrekkelijk uiterlijk ontdekt. Zij vraagt aan haar oom, een bipolaire academicus: ‘Uncle Moose, if a girl loves someone – a, a guy […] how can she make him feel a longing for her?’ Haar oom is afgeleid, vergeet wat ze hem vroeg, maar uiteindelijk antwoordt hij toch:

‘Follow your desire,’ he said, with a force that startled even himself. Surely this would answer whatever it was she had asked; it was the credo of innocence, of blindness – of boyhood happiness without the ache. Moose wanted that happiness for Charlotte.

Charlotte weet het nog niet zo zeker, wat als mensen haar dan gaan uitlachen? Nu antwoordt Moose onmiddellijk:

‘Don’t let them shame you; shame is the world trying to break you, and you have to resist! You have to resist!’ His own words galvanized him, and he surged on. ‘Don’t look at yourself through their eyes – don’t. Or they will have won, because…’ He paused, then lunged forward, vertiginously. ‘Because we are what we see.’
It was the first time Moose had spoken these words to another human being. He had imagined it happening differently, a grand pedagogical denouement. No matter. Here, too, they would serve.
He felt a sudden peace. We are what we see.

Dit is Egan in een notendop, voor zover zij zich in een notendop laat drukken. Haar personages trekken hun eigen plan, proberen zich te ontworstelen aan de beelden die anderen van hen hebben. Maar Egan is geen naïeve Amerikaanse dromer voor wie alles goed komt, als je maar hard werkt: haar personages hopen tegen de klippen op, in de wetenschap dat hoop al te vaak wordt verraden. Dat alles giet Egan in een stijl die zowel intelligent is als gevoelig. Ze volgt haar personages op de voet, komt heel dichtbij, maar houdt net genoeg afstand om ze liefdevol te becommentariëren.

De regels die de vrouwelijke spion ingeprent krijgt, de interactie tussen Moose en Charlotte: ze sprankelen. Al Egans eerdere werk sprankelt. A Visit from the Goon Squad (2011) – het boek met de mozaïekvertelling en de ontroerende PowerPointpresentatie – overdondert zelfs. Ik las het ademloos, vol bewondering dat Egan telkens in een paar zinnen weer een nieuw personage zoveel leven in had geblazen dat ik alleen over dat personage al een heel boek zou willen lezen. Goon Squad was Egans internationale doorbraak, en sinds dit boek mag ze zich Pulitzer Prize-winning noemen. Sinds Goon Squad leek Egan ook meer te durven dan bijna iedere andere schrijver. Eerst die literaire PowerPoint, toen dat Twitterverhaal; wat zou ze in hemelsnaam daarna gaan doen? Een historische roman schrijven, zo blijkt.

Aardverschuivingen

Manhattan Beach speelt in de jaren veertig en drijft op drie hoofdpersonages: Anna Kerrigan (de duikster), haar vader Eddie Kerrigan (die zijn gezin ontvlucht om op de grote vaart te gaan), en de nachtclubeigenaar/maffioso Dexter Styles, die het leven van beide Kerrigans er niet gemakkelijker op maakt. Het is een traditioneel opgezette roman, met een consequent hij/zij-vertelperspectief (je wisselt wel tussen verschillende personages, maar wisselingen komen nooit onverwachts). Er gebeurt niets geks en andere media dringen de tekst niet binnen, we blijven binnen het verhaal.

In dat verhaal is Egans eerdere thematiek, het verschil tussen wat je uiterlijk laat zien en wat er innerlijk broeit, wederom aanwezig. Maar wel stukken minder subtiel en veelzeggend dan in, bijvoorbeeld, Look at Me. In Manhattan Beach lijkt een belangrijke bijrol weggelegd voor Lydia Kerrigan, Anna’s jongere zusje. Lydia is, zo wordt keer op keer benadrukt, prachtig, ze ziet eruit als een filmster. Maar ze is ook zwaar verlamd en niet in staat om begrijpelijke zinnen te vormen. We krijgen slechts een paar flarden mee van wat haar gedachten zouden kunnen zijn, zinnen met vrijwel alleen ‘Anna’, ‘papa’, ‘mama’ en ‘zee’ erin. Zo’n passief personage kan in theorie werken, als je de ruimte neemt om te laten zien hoe andere personages zich op hun eigen complexe manier tot diegene verhouden. Lydia heeft de potentie uit te groeien tot een mythisch wezen, een soort zeemeermin op land. Maar Egan lijkt net zomin te weten wat ze met Lydia aan moet als vader Eddie. Elke keer als Lydia dreigt een interessante figuur te worden, laat Egan haar snel in de steek ten gunste van een plotwisseling. Zo fungeert het gehandicapte zusje uiteindelijk vooral als contrast met Anna. Anna is bij lange na zo mooi niet als haar zus, maar ze is vanzelfsprekend wel een stuk daadkrachtiger. Het is de Charlotte-Charlotte-verhouding, maar dan zozeer uitvergroot dat het karikaturaal wordt.

Over dit contrast mag geen enkele twijfel bestaan, zoals in het gehele boek weinig aan de verbeelding wordt overgelaten. Alle gevoelens die de personages hebben, worden uitgespeld. Zo denkt vader Eddie over Anna: ‘Ze was een taaie, een onkruid dat overal zou floreren en alles overleven. Ze pompte hem vol leven, net zoals Lydia het uit hem wegzoog.’ Duidelijk, toch? Maar nee, nog eens:

Als het om zijn jongste dochter ging, spoelden bij Eddie woede en zelfverachting over elkaar heen als getijdenstromen en was hij erna verdoofd en uitgeput.

Zo gaat het ook met de Grote Inzichten die de personages in Manhattan Beach verwerven. Meerdere personages overkomt dit, en elke keer is het even ongeloofwaardig. Egan hanteert de paukenslag. Zo is Anna plots gebiologeerd door duikers die ze op de werf ziet. In de interactie die volgt met haar vriendin Nell, blijkt al hoe graag Anna zelf wil duiken:

‘Dat zouden ze ons nooit láten doen. Maar misschien dwingen ze ons ertoe. Als de mannen allemaal blijven vertrekken.’ Anna’s gedachten sloten zich om die opmerking heen, alsof het een geluksmuntje was. In de Shipworker had gestaan dat er in september tweehonderdzeventig arbeiders van de Marinewerf waren opgeroepen. Iedere week vertrokken er meer mannen.

Enkele alinea’s verder volgt de paukenslag:

Terwijl Anna hun bestek terugbracht naar de eettent voelde ze hoe er in haar hoofd een aardverschuiving plaatsvond. Nu wist ze zeker dat ze altijd een duiker had willen zijn, over de zeebodem had willen lopen.

Inzichten zijn in deze Egan niet zomaar kleine momenten van bewustwording, maar natuurkrachten, aardverschuivingen dus, ofwel ‘de diepste waarheid die onder al het andere lag, als bevingen vanuit de zeebodem’. Enigszins humoristisch is het dan wel als maffioso Dexter zijn Grote Inzicht al kort nadat hij het verwerft straal vergeten is. Dit gebeurt vaker: Egan zet een verhaallijn klaar, en lijkt vervolgens te besluiten dat dit toch echt té ver gaat, dat het leven ook in fictie niet zo gestroomlijnd kan verlopen. Dat hoopte ik. Maar een aantal pagina’s later pakt ze de plot dan toch weer op: Dexter krijgt alsnog zijn inzicht terug, Anna mag alsnog gaan duiken. De Inzichten lijken uiteindelijk vooral duwtjes voor een plot die leek te gaan zwalken en weer in het gareel moest gaan lopen.

Middelmatige tv-serie

Het motto van Manhattan Beach is een citaat uit Herman Melvilles Moby Dick (1851): ‘Ja, zoals iedereen weet, hebben meditatie en water een eeuwig huwelijk.’ Melville wijdde in Moby Dick lange passages aan de walvisvangst, die op het eerste gezicht saai lijken, maar bij nadere beschouwing het boek een hart geven, een zwaartepunt. Dat Egan hem aanhaalt, roept de verwachting op dat ze iets te zeggen heeft over water, of anders over de schepen die Anna repareert en waar Eddie op uitvaart, over de zee wellicht. Over de zee valt genoeg te filosoferen; Egan deed het al kort in Black Box:

The sound of waves against rocks existed millennia before there were creatures who could hear it.

Maar veel verder dan een paar verwijzingen naar gevoelens ‘als getijdenstromen’ en inzichten die worden opgedaan te midden van zeewater komt het niet. Als Manhattan Beach hier al meer over te zeggen heeft, dan nodigt het niet uit om erachter te komen wat dat is. De plot overheerst.

Een nadruk op plot hoeft geen probleem te zijn. Boeken waarin de balans wordt gevonden tussen verhaalopbouw, stijl en thematiek, behoren wat mij betreft tot het beste wat de literatuur te bieden heeft. Maar in deze Egan is de balans zoek. Terwijl ze het verhaal vooruit jut, laat ze veel potentieel moois liggen.

Of u deze Egan kunt waarderen, zal afhangen van uw verwachtingen. Van Jennifer Egan verwacht ik drie dingen: subtiele, psychologisch complexe personages, een verhaal waar zelfs in de diepste donkerte de hoop schemert, en experimenteerdrift. Haar verhalenbundel (Emerald City uit 1993) en haar debuutroman (The Invisible Circus uit 1995) voldeden ruimschoots aan de eerste twee criteria, en vanaf Look at Me leek de experimenteerdrift ook met elk werk toe te nemen. Tot Manhattan Beach; dat voldoet eigenlijk alleen aan het tweede criterium. Dat volstaat voor mij niet.

Het Friesch Dagblad vergeleek Manhattan Beach al met een tv-serie. Manhattan Beach zou ‘de concurrentiestrijd’ winnen ‘met de beste tv-series die de afgelopen jaren zijn geproduceerd’. Daarmee doet het dagblad de schrijvers van die tv-series ernstig tekort. Een middelmatige tv-serie, dat is de leeservaring van Manhattan Beach. Natuurlijk, het is knap, zo’n historische roman, er zit veel onderzoekswerk in. En nee, het is niet wanstaltig, het is vrij degelijk allemaal. Er zit een handvol mooie passages in. Maar de roman sprankelt niet, en het overdondert al helemaal niet. Manhattan Beach grossiert in dapperheid, maar ontbeert elke magie. Laat u niet verleiden door de sticker van De Wereld Draait Door of de stapels bij de kassa in de boekhandel. Koop een andere Egan, begin elders. Bij Goon Squad, bij Look at Me, bij de korte verhalen desnoods. Ik vestig mijn hoop ondertussen op Egans volgende boek.

De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2017
ISBN 9789029514545
464p.

Geplaatst op 21/12/2017

Tags: Arjaan van Nimwegen, Emy Koopman, Herman Melville, Jennifer Egan, Manhattan Beach, Thijs van NImwegen

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.