Kruispunten

&

Crossroads Poetics

Michel Delville

Grote kans dat u nog nooit hebt gehoord van CIPA, het Centre Interdisciplinaire de Poétique Appliquée. Toch is deze interdisciplinaire groep al ruim een decennium actief. Op zowel informele als meer gestroomlijnde wijze brengt dit in Luik gevestigde centrum onderzoekers uit de hele geesteswetenschappelijke wereld samen. Vooral letterkundigen, kunstwetenschappers, musicologen, semiotici en filmwetenschappers bezoeken de maandelijkse CIPA-bijeenkomsten. Om de twee jaar worden de discussies en de inzichten uit deze bijeenkomsten op het bredere forum van thematische colloquia met collega’s uit de hele wereld besproken.

Wat maakt deze groep nu zo bijzonder? CIPA zoekt alvast niet naar een nieuw gemeenschappelijk paradigma. Nog minder wordt ze verleid door de liberale juxtapositie van een groeiend aantal methodologieën: dat zou juist afleiden van de mogelijkheid elkaars discipline uit te dagen. Ook wil het centrum geen poging doen om de verschillen binnen de geesteswetenschappen te reduceren of tussen haakjes te zetten. Waar CIPA vooral op mikt is een vernieuwing van de interdisciplinaire contacten, waarbij zonder veel ronkende verklaringen gepoogd wordt collega’s en methodes samen te brengen rond heel concrete thema’s en studieobjecten, zoals het fragment, de mozaïek en de ‘loop’, om er slechts een paar te noemen.

Hoewel we in het wijde spectrum van CIPA-activiteiten dus geen manifest of beginselprogramma zullen aantreffen, probeert het centrum wel enkele centrale onderzoekstechnieken te ontwikkelen. Bijvoorbeeld in de vorm van brede, disciplineoverschrijdende travelling concepts. Meer bepaald draait de kern van het CIPA-programma om de wens het ‘poëtische’ (de manier waarop kunstpraktijken technisch en sociaal functioneren) te koppelen aan de ‘toepassing’ (de toetsing aan studieobjecten en contexten).

‘Poëtisch’ verwijst hier naar ‘poëtica’, een begrip dat uiteraard veel meer omvat dan alleen poëzie, en alle groepsleden zoeken steeds naar een theoretische dimensie in hun reflecties op kunst. Dit theoretische ‘moment’ moet voldoende los staan van het studieobject, om zo de algemene bruikbaarheid van het theoretische concept veilig te stellen. De studie naar bijvoorbeeld het prozagedicht kan zo een mooie aanleiding vormen om na te denken over genreverschuivingen binnen andere kunstvormen.

Daarnaast is er de toepassing in de praktijk, die de onderzoeker dwingt om zijn theoretisch gereedschap te verfijnen (vooral als het gaat om niet meteen ‘klasseerbare’ objecten: CIPA houdt van het hybride) of aan te passen (en dus te bekritiseren en te corrigeren), zodat het beter voldoet aan de eisen van het onderhavige studieobject. Deze aanpak verleent aan het CIPA-project een theoretische bescheidenheid die tegelijkertijd zeer effectief blijkt.

De maandelijkse bijeenkomsten omvatten niet alleen discussies over papers of gastlezingen, maar zijn ook brainstormsessies die het grote tweejaarlijkse congres van de groep voorbereiden. De aanpak van CIPA biedt zo de mogelijkheid om niet zozeer een ‘strategische’ maar eerder een ‘tactische’ vooruitgang te boeken. Dat sluit aan bij de vergezichten van Michel de Certeau (1925-1986), een Franse filosoof en jezuïet die een fundamentele rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de interdisciplinaire geesteswetenschappen van de jaren zestig en zeventig. Voor hem beantwoordt een wetenschap, en in feite elke sociale praktijk, prototypisch aan twee grote modellen: de strategie, gebaseerd op de strikte toepassing van een norm of model, en de tactiek, die vernieuwing en diversiteit nastreeft door het spelen met deze norm of dit model. Wanneer de geesteswetenschappen terugdeinzen voor het ontvouwen van een nieuwe Grote Theorie en zich terugtrekken in hyperspecialisatie, kan zo’n aanpak van groot belang zijn om de eigen plaats en logica van geesteswetenschappelijk onderzoek duidelijk te maken, zonder daarbij het bètamodel flauwtjes te hoeven imiteren.

Via deze omweg willen we u graag wijzen op de onlangs verschenen verzamelbundel Crossroads Poetics van Michel Delville, een van de stichters van CIPA. Deze literatuurwetenschapper publiceerde eerder over hedendaagse Amerikaanse poëzie en J.G. Ballard, maar boog zich ook over het werk van onder anderen Frank Zappa en Captain Beefheart. In deze studie schuilt natuurlijk toch een soort synthese of handleiding van de Luikse groep, maar tegelijkertijd is dit boek, omdat het zo resoluut vooruitblikt, iets heel anders geworden. Crossroads Poetics weerspiegelt de vele onderwerpen en methodologieën binnen de geesteswetenschappen. Tegelijkertijd laat het de toewijding zien van enkele academici die het interdisciplinair onderzoek willen herontwerpen. In de inleiding zegt Delville over zijn boek:

[I]t offers a multifaceted approach to understanding twentieth century culture which remains faithful to one of the basic tenets of the Liège-based Centre Interdisciplinaire de Poétique Appliquée which I have been directing since 2001: that so called ‘transversal’ studies need not weaken the autonomy of traditional and emerging (sub-)disciplines and should acknowledge the need to respect disciplinary loyalties and areas of expertise.

Crossroads Poetics is voor CIPA dan ook zo ongeveer het gedroomde visitekaartje. Delville houdt zich niet alleen bezig met uiteenlopende disciplines (poëzie, hedendaagse literatuur, muziek…), maar is tevens dichter en jazzmuzikant. Hij kan dus bogen op de nodige praktijkervaring.

Los van de persoonlijke belangen en interesses van de auteur spreekt uit het boek ook het vermogen om studieobjecten en hun praktijken bloot te stellen aan een uiterst minutieuze close reading. De auteur werpt een nieuw licht op hun dwarsverbanden met andere kunstvormen, over de grenzen van talen en perioden heen. Daarbij is Delville zich volledig bewust van wat hij de ‘demon of analogy’ en ‘connectivitis’ noemt: gevaren die inherent zijn aan de vergelijkende wetenschappen.

De studieobjecten van Delville (en die van CIPA) zijn altijd tweeledig. Aan de ene kant gaat het om duidelijk culturele objecten: een boek, een video, een architect, een rockband, enzovoorts. En aan de andere kant zijn het ook theoretische objecten. Zo mag het niet verbazen dat we in het hoofdstuk over de architectonische utopieën van Akarawa en Madeline Gins stuiten op de naam van Charles Bernstein of, omgekeerd, dat een studie over Akarawa en Gins is ontstaan als commentaar op een prozagedicht van Bernstein. Deze ‘dichters-architecten’ laten Delville toe postmoderne ideeën over liquide architectuur te koppelen aan posthumane denkbeelden over het vloeibare lichaam.

Het is onmogelijk om de enorme reikwijdte van dit boek te vatten in deze bespreking, maar bij wijze van pars pro toto willen we er graag één hoofdstuk uitlichten. In hoofdstuk vier, ‘The Prose Poem at the Crossroads’, schrijft Delville over de hedendaagse opmars van het prozagedicht in Engeland en vooral Amerika. Bekende Language-dichters als Ron Silliman en Bob Perelman passeren de revue, maar de auteur heeft ook oog voor prozadichters die (vooralsnog) iets minder bekendheid genieten, zoals P.H. Liotta en Gian Lombardo. Aan de hand van een scherpzinnige lezing van hun werk laat Delville zien hoe het prozagedicht – bij uitstek een hybride genre – dichters in staat kan stellen de poëtische ruimte te vergroten of misschien zelfs opnieuw te definiëren. In de slotparagraaf overpeinst hij:

I still feel that the prose poem is a form that exists by virtue of other genres it tends to appropriate, contaminate and/or ‘disfigure’ (the essay, the lyric, the short story, the fable, the fragment, journalistic prose, you name it…).

We moeten termen als ‘toe-eigenen’, ‘besmetten’ of ‘ontsieren’ hier zeker niet negatief opvatten. Delville wil geen waardeoordeel geven of dichters labelen. Het gaat hier om zijn fascinatie voor het vruchtbaar in elkaar overlopen van genres. Als er dan ook één term van toepassing is op Crossroads Poetics, dan is het wel ‘vloeibaar’, al doen we de auteur daarmee waarschijnlijk tekort. Die vloeibaarheid schuilt vooral in het gemak waarmee Delville van het ene naar het andere onderwerp schakelt, zonder zijn scherpte te verliezen. Dit is geen boek over moderne literatuurstudie, met essays over experimentele film, architectuur en muziek, het is een studie die ingaat op de relatie tussen deze diverse kunstvormen en op de manier waarop de kruisverbanden een stimulerende factor kunnen zijn in de transformaties van wat wij kunst noemen. De niet-essentialistische aanpak – die eerder een houding is dan een methode – gaat veel verder dan wat ooit werd bedoeld met vergelijkende literatuurstudies. Op een moment dat deze studies weer eens worstelen met de vraag waar het toch naartoe moet met de eigen discipline, kan Crossroads Poetics een hoopvol signaal voor de toekomst zijn.

Litteraria Pragensia Books, Praag, 2013
ISBN 9788073084523
256p.

Geplaatst op 05/12/2013

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.