Signalement: De lezer. Van poëzie en mystiek – Hans Groenewegen

De lezer. Van poëzie en mystiek

Hans Groenewegen

‘Lezer, leef met poëzie’ – zo luiden de allerlaatste woorden van Hans Groenewegens essaybundel De lezer van poëzie en mystiek. Het postume karakter ervan verleent ze haast een testamentaire waarde. Vanuit gene zijde van het graf wenst Groenewegen (1956-2013) zijn lezer niet alleen een met poëzie gevuld leven toe, hij incarneert zelf op een exemplarische manier deze houding waarin leven en lezen als het ware inwisselbaar worden. Bovenal tonen deze woorden dat poëzie lezen voor Groenewegen niet alleen aan een intellectuele of esthetische interesse beantwoordt, maar vooral gedreven wordt door een fundamentele passie. Deze mengeling van deskundigheid en hartstocht bevestigt zijn reputatie dat hij tot de beste poëziecritici uit ons taalgebied behoort.

In deze essaybundel becommentarieert Groenewegen het werk van moeilijk toegankelijke dichters, zoals Hans Faverey, Lucebert, H.C. ten Berghe, Kees Ouwens en Nachoem M. Wijnberg. Hij gaat daarbij op zoek naar de raakvlakken tussen poëzie en mystiek, of naar wat mystieke dichters en poëtische mystici met elkaar delen. In die zoektocht laat hij een opvallende vertrouwdheid met middeleeuwse en vroegmoderne mystici zien, zoals Beatrijs van Nazareth, Hadewijch en Juan de la Cruz. Niet de mogelijke invloed van deze mystici op hedendaagse dichters interesseert hem, noch de vraag in hoeverre Hadewijch door hedendaagse dichters gekend is, hij wil in zijn lectuur gemeenschappelijke ervaringen blootleggen: ervaringen van leegte en vervulling, van verlangen en bevrijding, van liefde en eenzaamheid.

Toch schuilt hier een groot manco. Al te gemakkelijk stapt Groenewegen over een brede kloof heen: de gedichten van de mystici vormen onderdeel van een religieus discours waarin weinig plaats is voor twijfel aan het bestaan van een scheppende en liefhebbende God, terwijl de hedendaagse dichters schrijven in een cultuur die de dood van God verkondigt. Van Michel Foucault hebben we geleerd dat het niet opgaat om alleen afzonderlijke uitspraken te vergelijken; we dienen in die vergelijking ook de brede context of ‘discursieve formatie’ te betrekken.

Ter afsluiting van zijn (anachronistische) lezing van Beatrijs en Favereys laatste gedicht (‘Zonder begeerte, zonder hoop’) legt Groenewegen de volgende opmerkelijke verklaring af:

Over het begeerteloos begeren, over de leegte in dit gedicht en de leegte bij een mysticus als Meister Eckhart, over de liefde in het gedicht, over de verborgen god, over de begeerte bij Beatrijs, over de onbepaaldheid van de godsnaam bij Beatrijs, over het ontbreken van het woord ‘ik’ in haar traktaat, over dat alles zou nog veel te schrijven zijn.

Hierbij kun je enkel verzuchten: ‘Inderdaad.’ Om op al die vragen in te gaan had Groenewegen zich ook moeten afvragen wat mystiek nu eigenlijk is. Wordt mystiek gedreven door de beroemde ‘unio mystica’, het verlangen naar een eenheid met God, of getuigt ze integendeel van de pijnlijke ervaring dat deze eenheid voor altijd uitblijft?

Misschien zou Groenewegen zelf instemmen met de bedenking dat zijn bundel onaf is. Dat zou ook enkele vreemde zinswendingen in zijn laatste essays verklaren. Mij ontgaat de meerwaarde van de gezochte formulering in de volgende zinnen: ‘Mij gewordt de fundamentele ontoereikendheid van uitzoekend formuleren’ of ‘Het werd me gewaar hoe Benjamins engel naar een ander [sic] mogelijkheid verwijst’.

Het is moeilijk afscheid nemen van een bewonderde meester. Maar of dat het beste gebeurt door een bundel met vreemde zinsconstructies en onvolkomenheden uit te geven, durf ik te betwijfelen.

Historische Uitgeverij, Groningen, 2015
ISBN 9789065545022
317p.

Geplaatst op 24/04/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.