Tegen de inertie in schrijven

Inertia

Jack Segbars

‘Dit schrijven is gênant.’ Zo begint Inertia van schrijver en kunstenaar Jack Segbars, zijn tweetalige (Nederlands en Engels, in een vertaling van Willem Groenewegen) verslag van twee reizen naar Palestina in 2009 en 2010. De eerste keer als kunstenaar, lid van een Nederlandse delegatie die op uitnodiging van de Nederlandse co-curator Charles Esche (van het Van Abbemuseum) op de Palestijnse biënnale aanwezig is. De tweede keer reist hij alleen. Zijn gêne komt voort uit het onmogelijke karakter van de reis.

Kunst is in de culturele economie een kostbare grondstof geworden, en de biënnale is ten tijde van het neoliberalisme uitgegroeid tot een economische katalysator van belang. In Palestina is de biënnale echter ook nog altijd uitdrukkelijk verbonden met het project van nation building en het bevorderen van de Palestijnse identiteit. Kunst is daarmee zowel economisch instrument als maatschappelijk medevormgever. Deze ambivalente positie van kunst blijkt glashelder tijdens de opening van de conferentie:

Hoe kan kunst bijdragen aan de revitalisatie van de steden en dorpen, de eerste en belangrijkste politiek-maatschappelijke behoefte, is de vraag die tijdens de conferentie opkomt. Hoe stopt de vlucht uit de dorpen, hoe wordt een nieuw economisch perspectief geboden? Onmogelijke vragen. Binnen een kunstzinnig cultureel kader althans. Ik voel me gegeneerd in mijn positie als kunstenaar. De enige standpuntbepalingen zijn die van de obligate kritiek jegens de oppressor of anders jegens de problematiek van de kunst in het aangezicht van deze belofte. Hopeloos.

Kunst als samenklontering van sociaal en economisch beleid. Segbars vraagt zich in Inertia af hoe hij de lethargie – inertie – van deze situatie en de eigen (persoonlijke en artistieke) verbondenheid ermee kan doorbreken. Hij staat een onderzoekend kunstenaarschap voor, en Inertia is daarvan het hybride product. Het boek is reisverslag, document en essay ineen, en maakt tevens onlosmakelijk onderdeel uit van een video-installatie, waarin het filmmateriaal dat Segbars verzamelde wordt vertoond.

Die hybriditeit lijkt een noodzakelijke vorm voor Segbars. Als kunstenaar is hij geïnteresseerd in de condities en parameters van de kunstproductie, en vooral in de grenzen ervan. Op die grenzen stuit hij in Palestina voortdurend. Segbars is geschokt door het gemak waarmee kunst wordt ingezet voor de propagandastrijd, en door de onverbloemde wijze waarop ideologische tegenstellingen zichtbaar worden, die bovendien dwars door de kunsten heen lopen. ‘De universiteit is als een eiland. Bewaking voor de poort, veel veiligheidsmensen, gated community‘. De noodtoestand lijkt overal.

Tegelijkertijd stelt Segbars vast dat de ervaringen die hij opdoet niet helemaal corresponderen met de representaties die hem door media zijn opgedrongen, maar soms ook het gevolg zijn van de eigen blikvernauwing. De biënnale wordt een voetnoot (typografisch bijna letterlijk) in een zich verdiepende zoektocht naar de grenzen en mogelijkheden van artistiek engagement, een zoektocht waarin het domein van de kunst verlaten wordt.

Zo fotografeert en filmt Segbars en probeert hij door te dringen in het leven van alledag. Het is daarbij veelzeggend hoe Segbars zelfbewuste rol van de kunstenaar vaak naadloos overgaat in die van de hulpeloze toerist. Meta-bespiegelingen over kunst staan naast evocaties van het Bijbelse landschap en analyses van de architectuur en de politieke geografie van het gebied. Hij bezoekt dorpen, spreekt met jongeren over hun dromen en twijfels, maakt kennis met voorlichters en gidsen, en ziet overal de schrille contrasten tussen de doelstellingen van de biënnale en de maatschappelijke behoeften opdoemen.

Segbars’ onderkoelde en directe stijl weet knap allerlei tegenstrijdige gevoelens op te roepen – behalve gêne ook paranoia en futloosheid, maar evenzeer verbondenheid en een gevoel van schoonheid. Uit de toon van het verslag spreekt echter vooral desoriëntatie en onthechting. Geen ironische distantie, maar het gevoel dat er een dichte mist ligt tussen jou en de werkelijkheid, ook al is die realiteit heftig en in alle opzichten gespleten. De ervaring laat een gapend werkelijkheidstekort zien, zoals Samuel Vriezen de kloof tussen talige representatie en de werkelijkheid in Parmentier eens heeft genoemd.

Die kloof begint thuis al, in Nederland: ‘De beelden trekken samen tot een klont, een klont op spanning gezette afstand tussen hier en daar, de stoel voor de tv en het desolate landschap daarachter. Totale stilte onder het rumoer van gewelddadige explosies’. Panorama Schisma, noemt Segbars deze kloof ergens, wanneer hij, eenmaal in de Palestijnse gebieden, uitkijkt op een van de nederzettingen.

Segbars schrijft dan ook niet vanuit de illusie van directe betrokkenheid, of uit een naïeve honger naar de realiteit, zoals die gestalte krijgt in het werk van Arnon Grunberg, die als embedded journalist naar Afghanistan afreisde om de oorlogswerkelijkheid op te zoeken. Segbars’ tekst is doordrongen van het besef dat het bezoek aan Israël juist van meet af aan geconditioneerd is door de ideologie van de faciliterende instanties, die aan de kunstenaar de positie toekennen van een buitenstaander met kritische massa – een ideologie die een eigen ervaring van de werkelijkheid inmiddels eerder hindert dan mogelijk maakt. ‘Inertie in de camera, in mijn hoofd, ondanks alle beweging en nieuwe sensaties. Registering. Not accounting.’ De naakte registratie stelt de kunstenaar voor een ethisch probleem. Geeft het gedocumenteerde materiaal wel echt inzicht in de politieke situatie?

Segbars wil die knoop ontwarren, en zelf, buiten elke propaganda om, informatie opdoen, zo schrijft hij in het nawoord. Hij reist daarom, in 2010, nog eens naar Israël. Als hij er in de krant leest over een incident in een van de Palestijnse dorpen, waar een jongen door kolonisten is doodgeschoten, roept dit meteen een sensatiebelust verlangen op om het dorp te bezoeken. Hij reist hij er schuldbewust heen, om er later achter te komen dat hij zich heeft vergist in de naam. Het is een ander dorp. Daarop besluit hij het dorp niet opnieuw te zoeken, maar zijn camera elders op te stellen. Heel even lijkt de kloof te kunnen worden gedicht. ‘Ik weet waar ik ben geweest.’

Op die laatste, bijna epifanische ervaring na blijft Inertia echter toch vooral een tekst waarin de eigen posities voortdurend ter discussie staan, en waarin stabiele referenten steeds verschuiven. Telecomapparatuur wordt een teken van militarisering, en elk gevaar en iedere blik roept een gevoel van dreiging op. Segbars observeert dat wegversperringen en controleposten op elk moment kunnen worden opgericht en weer verlaten. Als lezer word je deelgenoot gemaakt van die ervaring.

Inertia roept belangrijke vragen op. Hoe te handelen wanneer de politieke werkelijkheid elke zet dwingend voorprogrammeert? Wat te doen wanneer ideologie zo dicht aan de oppervlakte ligt dat ze immuun wordt voor de ontmaskerende of kritiserende pretenties van de kunst? Segbars haalt de archeologische war of facts aan, die claims op grondgebied historisch probeert te staven. Het is een schrijnend voorbeeld van wat Hito Steyerl documentaliteit heeft genoemd: het gebruik van documentaire vormen om een waarheidspolitiek te (re)produceren. Het is een strijd die de Palestijnen altijd verliezen, en die de onderzoekende kunstenaar in een ongemakkelijke positie plaatst.

Segbars kiest ervoor dit ongemak in zijn werk op te nemen. Inertia suggereert immers voortdurend dat we ook de kunstproductie in dit spanningsveld moeten zien. En daarmee zijn we toch terug bij het beginpunt van Inertia, de Palestijnse biënnale, en haar ingewikkelde medeplichtigheid met economische regimes en een politiek van segregatie en opsluiting. Die gespannen verhouding tekent bij uitstek het artistic research dat Segbars in Inertia onderneemt. Ook dat genre, waarmee de (vaak institutionele) vermenging van kunst en onderzoek wordt aangeduid, is een instrument geworden, zoals Joost de Bloois in zijn inleiding bij het boek terecht schrijft. Maar ook een vorm die, in het beste geval, de verstrengeling van kunst met zijn omgeving tot onvermoede resultaten weet te drijven, zo toont Segbars aan.

Segbars mijdt elke voorgekookte positie, juist in situaties die daartoe al te gemakkelijk aanleiding geven. Dat maakt Inertia tot meer dan alleen een geëngageerd reisverslag, en tot meer dan een essay over de verhouding tussen kunst en politiek. En wellicht schuilt daarin een mogelijkheid om de inertie – waardoor elke plaatsbepaling op voorhand uitgetekend is, evenals de kritiek erop – te overwinnen.

Onomatopee, Eindhoven, 2012
ISBN 9789078454946
210p.
Prijs: 15,00

Geplaatst op 23/01/2013

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.