Afwijking als keuze

De kunst van het wachten

David Nolens

Toegegeven, er gaan wat toevalligheden gepaard met het feit dat De kunst van het wachten hier nu pas wordt besproken, maar er blijkt geen betere periode om David Nolens’ laatste roman te lezen of te bespreken dan in volle eindejaarsperiode, of vlak daarna, wanneer we van nieuwjaarsdrink naar receptie hinken. Nolens schreef niet alleen een roman, maar ook en vooral een filosofische reflectie over de ratrace, het consumentisme en de moraal. Die tekenen zich nooit zo goed af als in de dagen tussen kerst en oud en nieuw.

De kunst van het wachten vertelt het verhaal van Jack, partner in een succesvol reclamebureau, die zich in een moment van ergernis onttrekt aan het bedrijvige leven en door de zwerver Roman op sleeptouw wordt genomen. Ze trekken van Brussel naar Kopenhagen, van de Ardennen naar Tanger en naar Groenland, het beloofde land. De personages die Jack op zijn weg ontmoet hebben niet meer met elkaar gemeen dan dat ze zich op een of andere wijze aan de maatschappij hebben onttrokken en een soort nevenbestaan hebben ontwikkeld. Jack ziet deze groep als een ‘nieuwe aristocratie’ die het Westen moet gaan leiden en zich tegen de gehaaste wereld moet keren.

Pleidooi voor het onvatbare

Niet toevallig begint het boek in de reclamesector. Nolens, of toch op zijn minst zijn hoofdpersonage Jack, neemt stelling in tegen het consumentisme. Wanneer Jack een campagne moet ontwerpen over de push-upslip voor mannen, moet hij die ook testen. Hij krijgt de vreemde gewaarwording dat hij een luier draagt. Deze misschien wat goedkope metafoor doet Jack beslissen te breken met zijn voormalige bestaan. Hij komt tot het besef dat de succesvolle job, het knappe lichaam en de financiële voorspoed niet wezenlijk bijdragen tot zijn geluk. Het besef dat dit bestaan zijn val betekent, maakt dat hij zich op sleeptouw laat nemen door Roman, de marginaliteit in.

Het idee dat geluk iets is wat je kan kopen, of wat je toch op zijn minst door hard werken kan bereiken, is een gedachte waarop Nolens in dit boek trefzeker inhakt. Een betekenisvolle scène is die waarop Jack een ‘iets oudere man, type kunstdocent’ ontmoet. Het personage dat uit zijn sector wil ontsnappen, kijkt met weerzin naar iemand die symbool staat voor de institutionalisering van kunst. Kunst moet immers zo veel mogelijk haar anarchistische karakter behouden, en ontsnappen, aangezien ze misschien wel een van de diepste afspiegelingen van ons bestaan is.

Nolens pleit voor het onvatbare en schept beelden van de fundamenteelste vormen van vrijheid. Hoe zit het dan met de liefde? Hoewel Jack zijn weerzin over het huwelijksinstituut uitspreekt, trouwt hij toch met de godsdienstige Aamu. Uit liefde. ‘Ze waren als duiven die steeds de weg naar elkaar terugvinden.’ Van monogamie is echter weinig sprake. Zowel Jack als Aamu beschouwen liefde als een overvloedig te verspreiden geschenk.

Marginale tijdloosheid

Een ander belangrijk thema in De kunst van het wachten is de hedendaagse worsteling met de tijd. Wanneer een regering naar besparingsmogelijkheden zoekt, wordt al gauw het tijdskrediet aangepakt en worden allerlei verlofstelsels ingeperkt. De bewegingsvrijheid wordt beperkt, wat economisch een zinnige beslissing kan lijken. Een goed observator ziet echter dat dit soort beslissingen allerlei extra maatschappelijke kosten oplevert, onder andere in de geestelijke gezondheidszorg. De hedendaagse mens blijkt met andere woorden niet bestand tegen het tikken van de tijd, of in elk geval niet tegen het meedogenloze ritme waarin de maatschappij hem meesleurt.

Dat is ook een van de centrale ideeën in De kunst van het wachten. Jack zet de klok stil en begeeft zich in een tussentijd, een parallel universum dat naast de maatschappij lijkt te staan. Een universum dat zich vult met geduld, lege momenten en het totaal ontbreken van verwachtingen of doelen. Het is een keuze voor traagheid, iets wat yogi’s en mindfulnessgoeroe’s buitengewoon lovenswaardig zouden vinden. Maar in tegenstelling tot de adepten van deze bewustzijnscultuur, die naar tijdloosheid zoeken in zorgvuldige geconstrueerde, veilige nevenoorden, komt Jack in een wereld terecht die liever genegeerd dan omarmd wordt. Zijn marginale tijdloosheid is allesbehalve comfortabel.

In limbo

De kunst van het wachten roept, gewild of ongewild, een aantal typische tijdsziektes op. Vaak wordt een bepaald tijdsbeeld immers in verband gebracht met een psychische problematiek. Lisa Appignanesi geeft in haar boek Mad, bad and sad het klassieke voorbeeld van de hysterica. Wanneer Freud de hysterica beschrijft, blijkt die figuur helemaal in te gaan tegen de conventies van het fin de siècle. Het ideaalbeeld van de Victoriaanse tijd, de passieve, engelachtige vrouw, die beperkt wordt in haar ontwikkeling, conflicteert met het ziektebeeld van de hysterica. Het dierlijke van de hysterie wordt gezien als een extreme vorm van seksuele bevrijding in deze vooral voor vrouwen zeer beknottende periode. Een ander, recenter voorbeeld, is het succes van rilatine. In een steeds sneller evoluerende samenleving nemen veel jonge kinderen een ritme en een concentratieniveau aan dat bij deze tijd past, maar dat ze beperkt in hun functioneren. Zo ontstaat bij een hele generatie een gelijklopend psychisch probleem

De kunst van het wachten
deed mij in die zin denken aan ‘De straatpsychiater’, een documentaire over het werk van Jules Tielens. Tielens kwam al eerder als psychiater aan bod in Coen ter Braaks documentaire ‘Kijken in de ziel’. In ‘De straatpsychiater’ geeft Tielens zijn visie op zijn werk. Hij is voornamelijk psychiater bij daklozen en komt daar met schizofrenie en psychoses in contact. Tekenend is echter de scène waarin hij wordt geïnterviewd over zijn eigen depressie en de zelfmoord van zijn broer. ‘Depressie’, zegt hij, ‘komt als een dief in de nacht.’ Hij noemt het een welvaartsziekte, omdat in een maatschappij waar zo veel voor handen is terzelfdertijd een soort betekenisloosheid ontstaat. Net daar zit de val. Wie depressief is komt in een wak terecht.

Dit is ongeveer wat er aan het begin van het boek met Jack gebeurt en wat hem doet besluiten aan zijn levenspatroon te ontsnappen. Jacks tocht is een metafoor voor depressie. Hij komt in een limbo terecht dat hem niet verder helpt, maar evenmin achteruit stuwt. De sfeer van deze roman is die van een emotionele kaalslag. Om die reden speelt een groot deel van het boek zich af in Groenland, het land met het hoogste zelfmoordcijfer ter wereld en Our Lord’s Lasso als bijna rituele naam voor suïcide.

Terug naar Tielens. Waar die depressie beschouwt als een ziekte van een te geordende, te welvarende tijd, ziet hij bij zijn patiënten, de daklozen, een heel ander principe. Bij hen is depressie ondenkbaar, omdat zij te zeer bezig zijn met de roep van de dag. Hun armoede en het ongeordende karakter van hun bestaan lokt een andere tijdsziekte uit, namelijk de psychose. Het is opmerkelijk, en wellicht een vorm van literaire vrijheid, dat tussen alle nevenpersonages die Nolens opvoert, geen enkele psychotische of schizofrene persoonlijkheid zit. Of dat de bandeloosheid van bijvoorbeeld Anni-Frid en Agnetha niet met borderline te maken heeft. Alle drugsgebruik, losse seksuele moraal en vrijheidsdrang ten spijt, zijn het wonderlijk harmonieuze zielen die de rust gevonden hebben waarop een zenmeester jaloers zou zijn. Nolens schetst compulsief gedrag zonder schade, wanen die het spoor niet bijster raken. Het is duidelijk dat zijn roman vooral een grote metafoor is en dat de lezer zich niet te veel mag laten afleiden door de echo van de realiteit. Op dat punt is De kunst van het wachten een problematische roman. Nolens blijft steken in een interessante, maar wat idealistische denkoefening, en vraagt hierdoor veel goede wil van de lezer.

De andere weg

Nolens is in zijn observatie scherp voor deze tijd en deze maatschappij. Het pleit voor hem dat hij niet in het gebruikelijke softe hulpverleningsdiscours terechtkomt: dat de ratrace uiteindelijk zuiver destructief is, dat hele generaties het leven niet aankunnen.

Nolens schetst in deze moderne sage een andere weg. Hij vertrekt vanuit de idee dat mensen hun problemen zelf kiezen, dat het bestaan tot op zekere hoogte maakbaar is. Dat uitgangspunt is discutabel, vooral als we Nolens’ fictionele universum vergelijken met het reële nevenbestaan. In werkelijkheid kiest bijna niemand voor een leven naast of buiten de maatschappij. Weinigen leiden uit vrije wil een bestaan van tijdloosheid, en dat bestaan is dan ook zelden zo zacht en aangenaam als de parallelle wereld die Nolens ons toont.

Links

De Bezige Bij Antwerpen, Antwerpen, 2011
ISBN 9789085423324
203p.

Geplaatst op 05/01/2012

Naar boven

Reacties

  1. Erik de Smedt

    Een knappe bespreking die de kern raakt van Nolens’ schrijven: wat is het aandeel van (tijd- en maatschappij)kritisch ‘realisme’, wat is fictie, dichterlijke vrijheid, idealisme en/of idealisering?

    Zo’n bespreking kan niet alles omvatten, een ander gezichtspunt zou de literair-artistieke context zijn (ik moest sterk aan Peter Handke en Werner Herzog denken).

    Beantwoorden

  2. Erik de Smedt

    Sorry, ik schreef hierboven Werner Herzog in plaats van Wim Wenders.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.