Proza, Signalement

Buiten jezelf zijn

Dagboek van een natuurjongen

Dara McAnulty (vert. Annemie de Vries)

De natuur redden van de ondergang. Dat is de missie van de zeventienjarige Dara McAnulty uit Noord-Ierland die aan het begin van de coronapandemie debuteerde met Dagboek van een natuurjongen (Diary of a Young Naturalist, 2020), een dapper natuurmanifest dat al veel literaire prijzen heeft binnengesleept en in zeventien talen is gepubliceerd. De Nederlandse uitgave, in de vertaling van Annemie de Vries, verscheen onlangs bij uitgeverij Balans. In de vorm van dagboeknotities schetst McAnulty zijn dagelijkse leven. Het resultaat is een autobiografisch verslag met de natuur grotendeels in de hoofdrol. Net als zijn broertje, zusje en moeder kampt McAnulty met autisme. Dingen die andere kinderen makkelijk af lijken te gaan, zoals praten over koetjes en kalfjes, concentreren op schoolwerk of vrienden maken, blijken hierdoor lastig. Met indrukwekkende openhartigheid beschrijft McAnulty de dagelijkse uitdagingen, de pesterijen en de frustratie die hem vanwege zijn autisme ten deel vallen. Deze persoonlijke passages worden onderbroken door uitgebreide beschrijvingen van de natuurwonderen die zijn pad kruisen: van pissebedden tot Galapagosschildpadden, maar vooral ook vogels.

Aan de hand van de seizoenen deelt McAnulty zijn levensverhaal in, waardoor de natuur nooit naar de achtergrond verdwijnt. Een cluster bosanemonen die van onder een verstikkende rododendron tevoorschijn komt in de lente, de zomerse bloei van klimop die de bijen voedt tot aan de herfst en de komst van de koperwieken naar Ierland tijdens een barre winter, dit alles aanschouwt hij samen met zijn familie. Nauwkeurig en met jeugdige vurigheid omschrijft hij de natuurlijke wereld om hen heen en laat hij die tot leven komen met zijn poëtische schrijfstijl: ‘leeuweriken zijn ons zondagskoor terwijl we naar het westen lopen, het landschap is onze kerk, zoals altijd’.

De schematische indeling in seizoenen en de bijbehorende uitvoerige natuurbeschrijvingen hebben een repetitief karakter en tezamen met het ontbreken van een duidelijke verhaallijn lijkt het hierdoor soms wat voort te kabbelen. Het is echter juist deze setting waartegen de persoonlijke ontwikkeling van McAnulty zich des te scherper aftekent. De herhalende seizoensveranderingen benadrukken de veranderingen in McAnulty’s leven en symboliseren, bijvoorbeeld, verlies. Zo vertelt McAnulty over het gezang van een mannetjesmerel waardoor hij van kinds af aan iedere lenteochtend is gewekt. Hij beschrijft het tijdelijke gemis van dit lied, een ritueel dat hem houvast bood, als ‘traumatisch’: ‘ik dacht dat mijn wereld zou instorten’. Tegelijkertijd doet deze verandering wel zijn belangstelling voor de natuur groeien en leert hij al snel dat de vogel, met de komst van de volgende lente, stipt zal terugkeren.

McAnulty ziet de natuur als ‘iets puurs, ongekunstelds’, zijn ‘toevluchtsoord’ en zijn uitlaatklep. Het eerste deel, de lente, is gevuld met de overweldigende natuur van McAnulty’s lievelingsplekken. In lyrische bewoordingen doet hij zijn omgeving ontspruiten. Zo komen onder andere zijn thuis, het graafschap Fermanagh, en zijn dierbare Rathlin Island, waar hij zijn veertiende verjaardag viert, volop tot bloei. Als gevolg van zijn autisme heeft McAnulty geen ‘vreugdefilter’, zoals hij dat zelf noemt. Zijn gevoelens worden vermenigvuldigd en zijn blijdschap geprikkeld door ogenschijnlijk alledaagse dingen, zoals het groen dat hem omringt. Dit leidt tot een soms bedwelmende overvloed aan details in zijn schetsen van het buitenleven. Toch is de gerieflijkheid die de natuur hem biedt zo helder en invoelbaar weergegeven, dat ook voor de lezer een ecocentrische houding steeds normaler wordt.

Terwijl de bladeren geleidelijk van kleur veranderen, ondergaat ook McAnulty’s leven verscheidene transformaties. Zijn beschrijvingen van het buitenleven illustreren niet alleen zijn diepe verbondenheid met de natuur, maar weerspiegelen ook zijn eigen gemoedstoestand die gedurende het boek fluctueert. De rustgevende momenten in de buitenlucht worden afgewisseld met de stressvolle verplichting van iedere tiener: naar school gaan. Op school wordt de vonk van McAnulty’s leergierigheid, die de natuur juist doet ontbranden, keer op keer gedoofd. De achterhaalde manier van lesgeven in combinatie met de voortdurende pesterijen, maken dat hij zich afzondert en steeds ongelukkiger wordt. Om zijn gevoelens hierover te duiden, keert McAnulty terug naar de natuur:

Paardenbloemen doen me denken aan de manier waarop ik mezelf voor een heel groot deel van de wereld afsluit, omdat die te pijnlijk is om te zien of te voelen of omdat wanneer ik open ben tegenover mensen, het uitlachen begint. Het pesten. De grove beledigingen gericht tegen de intense blijdschap die ik voel, tegen mijn enthousiasme, mijn passie.

Aan de hand van dit soort natuurlijke vergelijkingen lukt het McAnulty om zijn confrontaties met autisme uit te drukken en te delen. Door te schrijven, kan hij ongelukkige momenten van zich af laten glijden en gelukkige juist voor eeuwig bewaren.

De lente, die rijk is aan stabiliserende natuur en onontkoombare zorgen, komt tot een abrupt einde met de zomer die een verhuizing van het gezin inluidt. Hun migratie naar de andere kant van Noord-Ierland, hoewel geduldig uitgelegd door McAnulty’s moeder, zorgt voor veel onrust. De overweldigende sensatie van verandering voelt voor McAnulty als een ‘onzichtbare dwangbuis’: dit geldt zowel voor het achterlaten van hun huis in het graafschap Fermanagh, waar hij zijn ouders smeekt om alle planten uit te graven, als voor hun intrek in het graafschap Down, waar de onuitgepakte verhuisdozen hem langzaam verstikken. Deze hindernis geeft een goed beeld van McAnulty’s worstelingen met autisme en hoe duister de plek is waar hij zich in zijn ongemak begeeft: ‘Ik begin me af te vragen waarom het leven mij zulke moeilijke ballen toewerpt, zoals nu weer deze kromme verhuisbal. Is dat om me te helpen een “normaal” mens te worden?’ Maar zelfs dan presenteert de natuur zich als aanknopingspunt, een middel om de wereld beter te begrijpen. Wanneer McAnulty naar de migratie van jonge zwaluwen kijkt, dringt zijn acceptatie van de huidige situatie eindelijk door: ‘Wanneer ik me zorgen begin te maken over school en alle nieuwigheid – mensen, klaslokalen – denk ik aan de veerkracht en vastberadenheid van zwaluwen.’

Deze verademing zet door in de aansluitende seizoenen: herfst en winter. Voor het eerst blijkt verandering positief. De nieuwe plek brengt nieuwe vrienden met zich mee, plus een schoolnetwerk dat McAnulty’s karakter en missie ondersteunt. Zijn rol als natuuractivist wordt door zijn medeleerlingen gewaardeerd en de groep pesters maakt plaats voor een eco-groep van scholieren die samen opkomen voor het milieu. Ook het gevoel achter de woorden verandert. De natuur lijkt voor McAnulty minder een middel om zijn frustratie te bedwingen of enthousiasme te lozen, maar meer een doel te zijn geworden:

Om me heen staan vijf of zes vliegenzwammen. Net als zij ben ik opengebarsten. Ik voel me veerkrachtiger, sterker. De jaren van wrede bespotting, klappen, uitsluiting, isolement, hulpeloosheid: alles wat pijn kan doen, is verdrongen door betekenis en doelbewustzijn. Daar draait mijn leven nu om.

Meerdere malen bespreekt McAnulty zijn missie als natuuractivist en het werk dat dit inhoudt: zoals het ringen van vogels in Schotland, maar ook zijn prominente aanwezigheid op sociale media en de inspirerende toespraken die hij bij gelegenheid geeft. Zijn rol in de milieurevolutie is vergelijkbaar met die van andere jeugdactivisten, onder wie Greta Thunberg; net als zij wordt McAnulty vaak verheven tot een machteloos rolmodel, een positie die hij verafschuwt. Dit is dan ook niet wat hij met Dagboek van een natuurjongen beoogt. Geen inspirerende kreten of heldhaftige daden, slechts de liefde voor de natuur die uit zijn woorden spreekt. Zijn grenzeloze enthousiasme, interesse en ontzag voor de natuur deelt hij met zijn lezers, die zo steeds meer verweven raken met de groene wereld om hen heen. In zijn dagboek is Dara McAnulty zoekende naar zijn plek in de mensenwereld, maar in die van de natuur voelt hij zich al lang thuis, net als uiteindelijk zijn lezers.

Een signalement door Nina Alberti over Dagboek van een natuurjongen door Dara McAnulty.

Balans, Amsterdam, 2021
Vertaald door: Annemie de Vries
ISBN 978 94 638 2141 4
271p.

Geplaatst op 24/10/2021

Tags: autisme, autismespectrumstoornis, ecofictie, ecofilosofie, ecokritiek, ecoliteratuur, Ecologie, Natuur

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.