Geschiedenis, Recensies

De Dämmerung van de Levant

Schipbreuk der beschavingen

Amin Maalouf

Amin Maalouf (1949) is in zijn romans en zijn essays een gepassioneerde en geëngageerde observator van de uitdagingen en bedreigingen van het multiculturele samenleven. Dat heeft alles te maken met de wereld waarin hij opgroeide. Hij werd geboren in een christelijke familie in Beiroet en bracht zijn jeugd door in Egypte en Libanon. Toen de bloederige Libanese burgeroorlog (1975-1989) tussen de verschillende etnische en religieuze groepen van het land uitbrak, vluchtte Maalouf in 1976 naar Parijs. Die burgeroorlog heeft Maaloufs visie op mens en politiek ten diepste getekend en is aanwezig op iedere pagina van zijn werk. Geen wonder dus dat hij de communitaristische reflex – ‘de strijd der identiteiten’ die ‘de strijd der ideologieën’ heeft afgelost – als het grootste gevaar beschouwt voor de moderne wereld waarin verschillende culturen steeds intenser met elkaar moeten omgaan. De hoofdfiguren van zijn romans zijn vaak en niet toevallig reizigers tussen landen, talen en culturen, zoals in Leo Africanus. De geograaf van de paus (1986), Samarkand (1988) en De omzwervingen van Baldassare: 1666 – het jaar van de antichrist  (2000). Romans als De rots van Tanios (1993), De poorten van de Levant (1996) en De ontheemden (2012) focussen op de moderne geschiedenis van Libanon, zijn rijke culturele diversiteit en zijn gestaag verval in etnische spanningen, religieuze radicalisering en politieke chaos.

Maalouf verraste met zijn debuut Rovers, christenhonden, vrouwenschenners: de kruistochten in Arabische kronieken (1983), een essay waarin het verhaal van de kruistochten vanuit het perspectief van de Arabieren verteld wordt. De kruistochten zijn het begin van een lange, moeizame en vaak gewelddadige confrontaties tussen de Arabisch-islamitische en de westers-christelijke wereld die tot vandaag mee bepalend zijn voor de de globale orde. De voorbije decennia schreef Maalouf nog drie essays, waarin hij zijn visie geeft op de huidige internationale situatie en op de ontwikkelingen in de Arabische wereld. Moorddadige identiteiten (1998) is een inmiddels klassiek geworden betoog tegen de fatale cultus van de (culturele, religieuze, etnische, nationale etc.) identiteit. Even scherpzinnig is De ontregeling van de wereld (2009), maar nerveuzer en onrustiger van opbouw en toon. Naar eigen zeggen schreef Maalouf ‘voortdurend heen en weer geslingerd tussen hevige ongerustheid en hoop. […] Om te zeggen dat de tijd dringt, maar dat het nog niet te laat is.’ In zijn meest recente essay Schipbreuk der beschavingen (2019) is die hoop zo goed als volledig verdwenen en vervangen door een apocalyptisch aanvoelen vermengd met een diepe, bijna Bijbelse droefenis: ‘Vanaf mijn geboortegrond is de duisternis zich over de aarde gaan verspreiden.’

 

Somber fresco

Een snelle blik op de publicatiedata van de drie essays geeft al een eerste verklaring voor de steeds somber wordende toon. Moorddadige identiteiten werd geschreven in de nasleep van de Eerste Golfoorlog, de oorlogen in ex-Joegoslavië en de Rwanda-genocide, maar nog voor 9/11. Het decennium daarna zag de aanslagen van Al-Qaeda, de Amerikaanse invasie van Irak en de daaropvolgende burgeroorlog, gebeurtenissen die de achtergrond vormen voor De ontregeling van de wereld. Schipbreuk der beschavingen ten slotte is geschreven met op het netvlies het mislukken van de Arabische Lente, de oorlog in Syrië en de terreur van Isis en het Kalifaat. Ik beperk me hier in hoofdzaak tot een opsomming van de dramatische gebeurtenissen in de Arabische wereld, omdat vooral zij de blik van Maalouf sturen. Vandaar ook de droefheid en de nostalgie in zijn laatste essay. En vandaar de persoonlijke toon: ‘omdat “mijn” Levantijnse wereld als eerste ten onder ging; omdat “mijn” Arabische natie met haar suïcidale ontreddering de hele aarde heeft meegesleept in dat verwoestende raderwerk.’ Maalouf schrijft vanuit het besef nog tijdens zijn levensavond de definitieve val van de Levant mee te maken. Hij ziet daarin de voorbode van een nog grotere globale ramp. Toch is hij niet louter een  onheilsprofeet. Ondanks de ondergangsretoriek is Schipbreuk der beschavingen geen eenzijdige of ongenuanceerde analyse: ‘Ik zie de krachtlijnen, de verstrengeling van kleuren, schaduwpartijen, krommingen, en ik heb het gevoel dat ik de wereld om mij heen beter kan “ontcijferen” dan voorheen.’ Met kennis van zaken, inzicht en levenservaring schetst Maalouf een overtuigend, indringend maar somber fresco van de actuele ontreddering.

Maalouf ontcijfert de ontredderde wereld aan de hand van twee data: een heel precieze datum met een heel precieze gebeurtenis, het begin van de Zesdaagse Oorlog op 5 juli 1967, en een jaartal dat een conglomeraat van gebeurtenissen en ontwikkelingen omvat, 1979. Aan ieder jaartal besteedt Maalouf de helft van zijn essay: 1967 markeert het begin van ‘de Arabische vertwijfeling’ en 1979 is ‘het jaar van de grote ommekeer’, het moment van een wereldwijde paradigmashift. Er kunnen ongetwijfeld andere datums gevonden worden om de huidige crisis bloot te leggen, maar Maalouf maakt zijn keuze zeer aannemelijk. De sterkte van zijn analyse is de panoramische blik op de voorbije zeventig jaar, die zich niet verliest in lokale commentaren, maar de grote krachtlijnen blijft zien. Dat vogelperspectief verbindt Maalouf met persoonlijke herinneringen die nergens opdringerig worden maar onmiskenbaar de emotionele bodemlaag van zijn analyse zijn.

 

De Zesdaagse Oorlog van 1967

Op 5 juli 1967 vernietigt Israël de gezamenlijke luchtmacht van Egypte, Jordanië en Syrië en annexeert de Westelijke Jordaanoever (met Oost-Jeruzalem), de Golanhoogte, de Gazastrook en de Sinaïwoestijn. De Arabische vernedering is compleet en heeft consequenties tot op de dag van vandaag. 1967 is meteen ook het definitieve einde van Nasser en van zijn pan-Arabisch nationalisme. Gamal Abdel Nasser is president van Egypte van 1956 tot 1970. Na de Suez-crisis groeit hij uit tot de absolute leider, niet alleen van Egypte maar van de hele Arabische wereld. Ook in het persoonlijke verhaal van Maalouf spelen Egypte en Nasser een cruciale rol. De familie van zijn grootouders aan vaders- en aan moederszijde emigreerden voor de Eerste Wereldoorlog uit respectievelijk Libanon en Anatolië naar Egypte, op een ogenblik dat dit land nog een beloftevolle toekomst tegemoet leek te gaan. De openheid van Egypte voor migranten zorgde voor een rijk cultureel, intellectueel en artistiek leven. Maalouf vermeldt Ahmed Shawqi, ‘de prins der dichters’,Taha Hoessein, ‘de nestor van de Arabische letteren’, en de grote zangeressen Umm Kulthum en Asmahan, een Syrische immigrante. Grote showbizzsterren die het in Frankrijk zouden maken als Dalida, Georges Moustaki en Claude François werden in Egypte geboren. Deze namen staan voor een bloeiende periode in de Egyptische geschiedenis waaraan een einde komt vanaf 1950.

Maalouf staat ambigu tegenover Nasser, die in 1952 met een groep officieren de macht grijpt, in 1954 premier wordt en in 1956 president. Nasser symboliseert het zelfbewustzijn maar, na 1967, ook de overmoed en de vernedering van de Arabieren. Het is eveneens onder Nasser dat in naam van een nationalistische ideologie veel bezittingen en gronden van buitenlanders verbeurd worden verklaard en in beslag genomen. De familie van Maalouf moet alles achterlaten en vertrekt naar Beiroet. Het is een politieke dynamiek die Maalouf de voorbije decennia in de hele Arabische wereld en ook daarbuiten observeert: het terugplooien op de eigen identiteit en het uitsluiten en zelfs verdrijven van de ‘anderen’. Hij komt daarbij tot een onverwachte conclusie die tot nadenken stemt: ‘In de loop van de geschiedenis hebben grootschalige verdrijvingen, of die nu al of niet gerechtvaardigd of rechtmatig leken, doorgaans meer schade berokkend aan degenen die bleven dan aan degenen die werden verjaagd. […] Minderheden zijn vaak bestuivers.’

Van het multiculturele Egypte waar zijn grootouders naartoe trokken, vindt Maalouf iets terug in Libanon en vooral in Beiroet, dat na 1967 en de nederlaag de intellectuele en artistieke broedplaats wordt van het Arabische kritische zelfonderzoek. De burgeroorlog maakt daar een einde aan. Maalouf schrijft intelligente en scherpe pagina’s over de complexe moderne geschiedenis van Libanon en zijn ingewikkelde staatsstructuur, die door een strikte verdeling van de machtsposities aanvankelijk zorgde voor evenwicht tussen de vele bevolkingsgroepen in Libanon, maar uiteindelijk in een politieke impasse terechtkwam vanwege de steeds grotere internationale inmenging. Door zijn wankel centraal gezag zette Libanon de deuren open voor zowat alle conflicten van het Midden-Oosten waarvan het Palestijns-Israëlische.de motor is. Maalouf beschrijft hoe zijn geboorteland ongewild maar niet zonder schuld meegesleurd wordt in een neerwaartse spiraal: ‘Het werd met geweld de krater van een vulkaan ingeduwd. […] Dat is de prijs die mijn landgenoten en ik hebben moeten betalen voor ons onvermogen een natie op te bouwen.’ Wat er de voorbije decennia in Libanon en in de Levant is gebeurd, beschouwt Maalouf als een matrix voor wat de hele wereld te wachten staat: ‘Het uiteenvallen van de pluriforme samenlevingen van de Levant heeft een onherstelbare morele aftakeling veroorzaakt die tegenwoordig alle samenlevingen treft en die een onvermoede barbaarsheid doet neerdalen op deze wereld.’

 

Het jaar van de grote ommekeer

In de tweede helft van zijn essay verbreedt Maalouf zijn perspectief. Hij ziet 1979 als een cruciaal moment in de moderne wereldgeschiedenis. Het is een keerpunt in de manier waarop de wereld naar zichzelf kijkt en zichzelf definieert, politiek, economisch en cultureel. Maalouf spreekt van een ‘conjunctie‘: ‘Het is alsof er een nieuw “seizoen” was gerijpt dat op duizenden plekken tegelijk nieuwe bloemen, deed ontluiken. Alsof de “tijdsgeest” ons te kennen gaf dat het einde van de ene cyclus daar was en dat het begin van een volgende zich aandiende.” Je kan kritische vragen stellen bij een dergelijke organische metafoor – de geschiedenis als een cyclus van seizoenen –, maar ook Maalouf zelf werkt dat beeld niet verder uit. Waar staat die ‘conjunctie’ van 1979 nu precies voor? Wat komt dan aan het licht dat zo bepalend zal zijn voor de daaropvolgende decennia? De twee cruciale gebeurtenissen zijn de islamitische revolutie die door de ayatollah Khomeini in Iran wordt uitgeroepen en de conservatieve revolutie van premier Margaret Thatcher in Engeland. Het zijn twee conservatieve revoluties met enorme gevolgen voor de rest van de wereld. Het neoliberalisme – een term die Maalouf opmerkelijk genoeg nergens gebruikt – van Thatcher wordt vanaf 1981 ook door president Reagan in de VS uitgedragen en verspreidt zich na de val van de Sovjet-Unie over de hele wereld. Op zijn beurt zal de tegelijk traditionalistische en opstandige, zeer antiwesterse islam-interpretatie van Khomeini school maken tot ver buiten de Arabische wereld.

Aan die twee revoluties voegt Maalouf er nog twee andere toe die eveneens gekenmerkt worden door een paradoxale mengeling van conservatisme en radicaliteit: de machtsovername in China door Deng Xiaoping in 1978 en diens introductie van het kapitalisme in China én de verkiezing van de Pool Karol Wojtyla tot de nieuwe Paus in datzelfde jaar. Maalouf plaatst deze vier gebeurtenissen, die zich voltrekken in een periode van slechts zeven maanden, tegen de achtergrond van twee internationale ontwikkelingen van langere duur: de oliecrisis en de politiek-economische gevolgen daarvan enerzijds en anderzijds de overmoedige inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan, ook in 1979, die zou leiden tot de ontbinding van de USSR tien jaar later. Daarmee zijn alle elementen van Maaloufs ‘conjunctie’ gegeven. Hun interactie is volgens hem bepalend voor de schipbreuk van de huidige tijd die zich kenmerkt door religieuze radicalisering, identitaire en nationalistische ideologieën, een agressieve en onstabiele wereldeconomie en een politieke orde die nauwelijks nog enig moreel gezag heeft.

Zonder nostalgie maar met een zeker respect en bewondering kijkt Maalouf terug naar de twee grote imperia die na de Eerste Wereldoorlog uit elkaar vielen: het Oostenrijks-Hongaarse Rijk en het Ottomaanse Rijk. Wat Maalouf betreurt, is dat met het verdwijnen van die rijken ook een bepaalde geestesgesteldheid verdween waarbij het legitiem en normaal werd bevonden dat verschillende volkeren binnen eenzelfde politieke entiteit leefden zonder dezelfde religie aan te hangen, dezelfde taal te spreken of dezelfde cultuur te delen. Sindsdien wordt de politieke geschiedenis gekenmerkt door wat Maalouf ‘een delingslogica’ noemt. En die conflictlogica manifesteert zich niet alleen tussen de grote blokken zoals bijvoorbeeld het Westen en de islamitische wereld, maar vooral binnen die blokken zelf. De islamitisch-Arabische wereld is verworden tot een lappendeken van interne bloedige oorlogen. De Europese eenheid staat voortdurend onder druk. De Brexit heeft de kwetsbaarheid ervan nog maar eens duidelijk gemaakt. En de politieke verbrokkeling van de VS voltrekt zich op dit ogenblik onder onze ogen.

Een nieuwe mentaliteit heeft zich van de wereld meester gemaakt, gevoed door frustratie, angst en agressie: ‘Het merendeel van onze tijdgenoten gelooft niet meer in een toekomst in het teken van vooruitgang en welvaart. Waar ze ook leven zijn onze tijdgenoten ontredderd, woedend, verbitterd, de weg kwijt. Ze wantrouwen de kolkende wereld die hen omringt en komen in de verleiding te luisteren naar zonderlinge fantasieën.’

 

Coda: coma

Aan het einde van zijn roman De ontheemden laat Maalouf zijn hoofdpersonage Adam, een historicus, die probeert een hele groep ideologisch en politiek inmiddels uit elkaar gegroeide vrienden in Libanon weer samen te brengen, door een ongeval in een coma terechtkomen. Zijn vriendin noemt zijn toestand ‘uitstel van executie’: ‘Net als zijn land en als deze planeet’, voegt ze eraan toe. In Schipbreuk der beschavingen verwoordt Maalouf de samenhang tussen de Levant en de rest van de wereld even expliciet: ‘Als de pluralistische Levant had kunnen overleven en bloeien en uitwaaieren, dan weet ik zeker dat de mensheid in haar geheel, alle beschavingen door elkaar, de ontsporing hadden kunnen vermijden waar wij tegenwoordig getuige van zijn.’ De coma waarin Adam terechtkomt vraagt erom allegorisch gelezen te worden. Het is de coma van de geschiedenis, van de redelijkheid en van de menselijkheid. Maalouf schreef zijn roman in 2012. De bevrijdende Arabische Lente was op dat ogenblik al in zijn repressieve en conservatieve tegendeel aan het verkeren. Een decennium later lijkt Maalouf nauwelijks nog te geloven in een mogelijk ontwaken van de Levant. De vraag waarmee hij zijn essay eindigt, lijkt minder een open vraag dan een retorische: ‘Hebben we voldoende geest- en wilskracht om onszelf meester te worden en het roer om te gooien voordat het te laat is?’ Adams coma zou wel eens heel lang kunnen duren.

Davidsfonds, 2020
ISBN 978 90 02 26922 6
271p.

Geplaatst op 30/04/2021

Tags: Amin Maalouf, Beiroet, Deng Xiaoping, Identiteit, Islam, Israël, Karol Wojtila, Khomeini, Libanon, Margaret Thatcher, Schipbreuk der beschavingen

Categorie: Geschiedenis, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.