Essays, Proza

De dubbele zwanenzang van García Márquez

In augustus zien we elkaar

Gabriel García Márquez (vert. Mariolein Sabarte Belacortu)

Tien jaar na de dood van Gabriel García Márquez (1927-2014) verschijnt, tegen zijn wil in, In augustus zien we elkaar. Welke motieven schuilen er achter de publicatie? En is de postume roman echt zo vrouwvriendelijk als de blurbs ons doen geloven?

‘Dit boek deugt niet. Het moet vernietigd worden.’ Het vonnis van de Colombiaanse Nobelprijswinnaar over zijn eigen manuscript In augustus zien we elkaar viel niet mis te verstaan. Het zijn García Márquez’ zonen Rodrigo en Gonzalo die de harde woorden aanhalen in hun proloog van het nagelaten werk. Hun beslissing om de korte roman uiteindelijk toch te publiceren omschrijven ze als een ‘daad van verraad’, waarin ze het genot van de lezers zwaarder lieten doorwegen dan de wil van hun vader. ‘Als zijn lezers enthousiast zijn over het boek, dan zal Gabo het ons wellicht vergeven.’

Horen we in de woorden van García Márquez de echo van Kafka’s vraag aan Max Brod om na zijn dood alles te verbranden, dan doen die van zijn zonen onvermijdelijk denken aan Milan Kundera’s Verraden testamenten (1993). In het laatste hoofdstuk van dat essay, wellicht zijn beste, nuanceert Kundera de legende rond Kafka’s laatste wens: Kafka droeg zijn vriend helemaal niet op om zijn volledige oeuvre te verbranden. De vraag had enkel betrekking op zijn persoonlijke papieren – brieven, dagboeken en dergelijke – en op zijn niet gepubliceerde, onvoltooide romans.

Het probleem was natuurlijk dat er zich onder die nagelaten boeken titels als Het proces (1925) en Het slot (1926) bevonden, en dat we de uitgave van die meesterwerken te danken hebben aan de ontrouw van Brod. Hoe zou Kundera zelf gehandeld hebben in de netelige morele positie van Brod? Ook hij zou de romans gepubliceerd hebben, maar de persoonlijke geschriften niet. Maar zijn verraad zou een uitzondering vormen op de regel: de wil van een overleden vriend is wet, en de esthetische maatstaven van de kunstenaar zijn heilig.

En wat zou Kundera gedaan hebben met dit nagelaten werk van García Márquez, een generatiegenoot die hij bewonderde en in het turbulente jaar 1968 ontvangen had in Praag? Vernietigen, zonder enige twijfel. Omdat García Márquez’ bij leven gepubliceerde oeuvre, in tegenstelling tot dat van Kafka, monumentaal genoeg was.

Nu, Kundera was uiteraard niet naïef: hij wist goed genoeg dat de meeste schrijverstestamenten verraden worden en dat veel erfgenamen, uitgevers en agenten zonder schroom prullenmanden, archieven en computers binnenstebuiten keren op zoek naar iets wat nog min of meer vatbaar is voor publicatie. Ook García Márquez maakte zich wat dat betreft waarschijnlijk geen enkele illusie. Als iemand wist wat roem was en dat iedereen er graag een graantje van meepikt, dan was hij het.

 

Ghostwriter

Het begon allemaal in 1967 met de publicatie van Honderd jaar eenzaamheid. In de jaren daarna groeide García Márquez razendsnel uit tot een mondiale literaire ster. Hij werd het boegbeeld, nee, de personificatie van de Latijns-Amerikaanse literatuur – en dat is hij vandaag de dag nog steeds, alle uitstekende recentere auteurs ten spijt. Na het overdonderende succes van Honderd jaar eenzaamheid was iedereen, niet in de laatste plaats de uitgevers, gebrand op nieuw werk. En zo volgde in 1970 de uitgave van Verhaal van een schipbreukeling.  

In werkelijkheid ging het niet om nieuw werk, maar om de boekpublicatie van een lange kroniek die García Márquez vijftien jaar eerder in afleveringen had gepubliceerd in de Colombiaanse krant El Espectador. Toen, in 1955, was hij een jonge en getalenteerde, maar onbekende journalist. Hij schreef het waargebeurde relaas in de eerste persoon, in de stem van schipbreukeling Luis Alejandro Velasco, en dat was ook de enige naam die te lezen stond onder de krantenartikelen. Een weloverwogen keuze, want er heerste een militaire dictatuur in Colombia en de veelgelezen kronieken brachten aan het licht dat de nationale marine verantwoordelijk was voor de schipbreuk, waarbij zeven matrozen waren verdronken. Doordat García Márquez als ghostwriter opereerde, werd Velasco bovendien de enige hoofdrolspeler van het verhaal, de eenzame held.

 Vijftien jaar later lagen de kaarten anders. De schrijver was ondertussen uitgegroeid tot een nationale held; niemand, daarentegen, herinnerde zich de schipbreukeling nog. Nu zette García Márquez zijn naam niet alleen op de cover, hij voorzag het relaas ook van een ongezouten voorwoord en een welluidende titel: Verhaal van een schipbreukeling die tien dagen zonder eten of drinken op een vlot ronddobberde, tot held van de natie werd uitgeroepen, door schoonheidskoninginnen werd afgezoend en door de publiciteit in goeden doen kwam, maar het toen bij de regering verbruide en voorgoed vergeten werd.

Terzijde: de Nederlandse titel alleen al maakt duidelijk hoe gedateerd de vertalingen van de oudere boeken van García Márquez zijn – enkel van Honderd jaar eenzaamheid verscheen een paar jaar geleden een hervertaling, van de hand van Mariolein Sabarte Belacortu.

Door de toevoeging van de naam van de schrijver, de titel en het voorwoord werd het boekje nog veel meer dan het op zich al formidabele verhaal van de schipbreukeling. Het werd een reflectie over de relativiteit en willekeur van roem. De roem die Velasco ten deel was gevallen natuurlijk, maar evenzeer de roem die García Márquez zelf sinds kort genoot. Hoewel hij in het voorwoord zei dat hij het relaas sterk genoeg vond voor publicatie in boekvorm, betreurde hij dat geld ook in de boekenwereld het hoogste goed bleek: ‘Het stemt me droef dat uitgevers niet zozeer belang hechten aan de verdiensten van de tekst, als wel aan de naam van de schrijver.’

 

Big business

Dus ja, veel meer nog dan bij de publicatie van Verhaal van een schipbreukeling, tenslotte een klein meesterwerk, had bij de postume uitgave van In augustus zien we elkaar het winstoogmerk waarschijnlijk voorrang op de literaire kwaliteit. De roman verscheen op 6 maart, de geboortedag van García Márquez, simultaan in alle Spaanstalige landen. Een maand later, rond zijn sterfdag, 17 april, volgden de vertalingen in meer dan tien talen, van het Engels tot het Russisch en het Mandarijn. Met andere woorden, de uitgave is een globaal georkestreerde happening die van het boek een instant internationale bestseller zal maken. Big business die doet denken aan de lancering van een nieuwe Dan Brown.

Toch schuilen er misschien nog andere motieven achter de publicatie. Als we de blurbs van In augustus zien we elkaar mogen geloven, dan is de roman ‘een ode aan de vrijheid van de vrouw’. In dezelfde trant verkondigden García Márquez’ zonen in interviews naar aanleiding van de lancering dat hun vader au fond altijd een feminist was geweest. Een andere veelgehoorde mening is dat In augustus zien we elkaar een waardigere, want vrouwvriendelijkere zwanenzang vormt dan het controversiële Herinnering aan mijn droeve hoeren, de laatste roman die García Márquez bij leven publiceerde, in 2004.

Maar is dat allemaal wel waar, of is het een poging om het standbeeld García Márquez te wapenen tegen onze hedendaagse cultuuroorlogen? En welk boek moeten we nu als slotstuk van zijn oeuvre beschouwen?

 

Sois belle

Herinnering aan mijn droeve hoeren. De titel alleen al moet de wenkbrauwen destijds hebben doen fronsen. En dan volgde die eerste zin, een binnenkomer van formaat: ‘Voor mijn negentigste verjaardag, wilde ik mezelf trakteren op een waanzinnige liefdesnacht met een jonge maagd.’ Aan het woord is een melomane macho die de balans opmaakt van zijn bijna altijd betaalde liefdes. Op hoge leeftijd wil hij zijn viriliteit nog een keer voor zichzelf bewijzen. Waar hij helemaal geen rekening mee houdt, is dat hij smoorverliefd zal worden op de lolita in kwestie. Hoe het meisje heet, weet hij niet, maar hij doopt haar Delgadina en heeft er helemaal geen bezwaar tegen dat ze veertien jaar is noch dat ze op zijn vraag gedwongen wordt tot prostitutie.

Uiteindelijk wordt de soep niet zo heet gegeten als ze werd opgediend. De oude man en Delgadina hebben geen seks. Ze praten zelfs nooit met elkaar. Wanneer zij wakker is, slaapt hij en omgekeerd. Terwijl zij vredig ligt te dromen, bewondert hij de schoonheid van haar naakte lichaam. Sois belle et tais-toi. Of toepasselijker, in de Latijns-Amerikaanse versie van de jonge Pablo Neruda: ‘Vlinder van dromen / Ik hou ervan als je zwijgt en ver weg lijkt.’

Hoewel de roman in de eerste persoon geschreven is, wat eerder atypisch is voor García Márquez, gaat het duidelijk om fictie en weten we nooit zeker of Delgadina echt is dan wel een hersenspinsel van de verteller. Toch stuitte het veel lezers tegen de borst dat de ik-figuur prostitutie en zelfs pedofilie presenteert als de normaalste zaak ter wereld. Maar het monument García Márquez aan het wankelen brengen? Nee, daarvoor was de controverse niet groot genoeg. De dubieuze moraal van Herinnering aan mijn droeve hoeren werd al snel vergoelijkt, weggelachen als een misplaatste opmerking van een oude nonkel.

Maar dat was natuurlijk twintig jaar geleden. Lang voor #MeToo, lang voor woke. En niet alleen dat. Ondertussen is onze capaciteit om fictie als fictie te lezen er behoorlijk op achteruitgegaan, zoals Zadie Smith niet zo lang geleden nog betreurde in The New York Review of Books. En we zijn het er al helemaal niet meer over eens, zoals Amir Bachrouri nog minder lang geleden betreurde in zijn boek Doe maar niet (2023), dat fictie mag provoceren, ja zelfs schofferen. Enfin, het minste wat je kunt zeggen is dat Herinnering aan mijn droeve hoeren de tijdgeest tegen heeft.

 

Vrouw in een mannenwereld

Dan oogt In augustus zien we elkaar anno 2024 als een salonfähigere zwanenzang. Het hoofdpersonage is een vrouw van tegen de vijftig, de schijnbaar gelukkig getrouwde Ana Magdalena Bach. Elke augustus trakteert ze zichzelf op een escapade van een nacht naar een Caraïbisch eiland. Het doel? Bloemen leggen op het graf van haar moeder, die het eiland om geheimzinnige redenen gekozen heeft als laatste rustplaats. Tijdens een van haar tripjes beleeft Ana een waanzinnige liefdesnacht met een onbekende man, en vanaf dan gaat ze elk jaar op zoek naar een occasionele minnaar.

Geleidelijk aan blijkt dat Ana’s escapades niet meer zijn dan dat, escapades. In werkelijkheid zit ze hopeloos gevangen in de rol die haar huwelijk, (hoge) sociale klasse en maatschappij haar opdringen. Ze is zichzelf maar al te bewust van het ‘ongeluk een vrouw te zijn in een mannenwereld’. En die mannen, dat zijn stuk voor stuk onverbeterlijke rokkenjagers gekleed in zijden guayabera’s, linnen broeken en witte mocassins; galante charmeurs die de kunst van het flirten tot in de puntjes beheersen en zelden een verkeerde pas zetten tijdens het dansen van een bolero.

Het hoofdpersonage van In augustus zien we elkaar mag dan wel een vrouw zijn, de roman speelt zich in hetzelfde fallocentrische universum af als de rest van het oeuvre van García Márquez. Hoe kan het ook anders? Van een iep moet je geen peren verwachten, luidt een oud Spaans spreekwoord. García Márquez was een man van zijn tijd, de twintigste eeuw, en van zijn cultuur en maatschappij. Het Latijns-Amerika dat de achtergrond vormde van zijn romans – het Latijns-Amerika dat hij schiep – was nu eenmaal door en door patriarchaal. En het is dat nog steeds, ondanks al het feministisch activisme van de laatste decennia. Maar het was en is ook zoveel meer dan dat.

 

De tirannie van de tijd

Door met haar minnaars in bed te duiken ontvlucht Ana uit In augustus zien we elkaar niet alleen de sleur van haar huwelijk. De zinnelijke liefde is vooral een manier om te ontsnappen aan de tirannie van de tijd: net als de oude verteller van Herinnering aan mijn droeve hoeren vergeet Ana tijdens het vrijen voor even haar eigen vergankelijkheid.

Daar heb je hem dus weer, de tijd, het onderliggende thema van alle romans van García Márquez. Alleen al hierom vormen de twee laatste romans de onmisbare coda van zijn oeuvre: omdat ze laten zien hoezeer zijn visie op de tijd gaandeweg veranderd is. Terwijl de personages van het magisch-realistische Honderd jaar eenzaamheid geloofden ‘dat de tijd niet voorbijging, maar dat hij rondjes draaide’, beseffen die van Herinnering aan mijn droeve hoeren en In augustus zien we elkaar dat hij genadeloos wegtikt.

García Márquez was wellicht een van de verleidelijkste vertellers van de voorbije eeuw, een schrijver die je vaak al vanaf de titel wist te begeesteren – niet voor niets zijn veel van zijn titels een eigen leven gaan leiden. Natuurlijk moet dit postume werk, dat hij vechtend tegen het geheugenverlies schreef, het afleggen tegen zijn bijna perfecte andere korte romans, zoals De kolonel krijgt nooit post (1961) of Kroniek van een aangekondigde dood (1981). Toch schemeren de charmes van weleer zeker nog door in In augustus zien we elkaar. Als uitgeverij Meulenhoff García Márquez’ oeuvre nu ook nog eens stelselmatig opnieuw zou laten vertalen, dan zullen er ongetwijfeld nog vele generaties Nederlandstalige lezers zwichten voor zijn verhalen.

Meulenhoff, Amsterdam, 2024
Vertaald door: Mariolein Sabarte Belacortu
ISBN 9789029099400
128p.

Geplaatst op 17/06/2024

Tags: Gabriel García Márquez, Herinnering aan mijn droeve hoeren, In augustus zien we elkaar, Milan Kundera, Patriarchale samenleving, Seksualiteit, Zadie Smith

Categorie: Essays, Proza

Naar boven

Reacties

  1. Arthur Hendrikx

    De opmerking over de oude vertalingen is niet terecht. De oude vertaling van Honderd jaar eenzaamheid van C. A. G. Van den Broek is nog steeds een mirakel en blijft canoniek; je behoeft maar de eerste zin te vergelijken met die van Mariolein Sabarte Belacortu om te zien dat hij dichter bij de waarheid zat dan zij, ook al is zij ook een verbluffende vertaler. Haar vertaling van De herfst van de partriarch bijvoorbeeld is nog steeds perfect, idem dito voor Liefde in tijden van cholera.
    Met de uitspraak ‘een van de verleidelijkste vertellers van de vorige eeuw’ doe je Gabo mijns inziens tekort; hij was één van de grootste schrijvers tout court, samen met Borges de grootste van zijn continent. De term ‘fallocentrisch’ gaat dan weer erg ver; dat gaat eerder op voor de literaire werelden van Carpentier, Fuentes, Vargas Llosa, Cortázar. Gabo heeft een groot aantal onsterfelijke en zeer gelaagde vrouwelijke personages geschapen, denk aan Ursula of Fermina Daza. Dat maakt hem nog geen feminist, maar hij verdient er zeker krediet voor.

    Beantwoorden

  2. Jasper Vervaeke

    Dag Arthur,

    Bedankt voor je reactie. De opmerking over de vertalingen heeft vooral betrekking op het vroege werk, bijvoorbeeld ‘Verhaal van een schipbreukeling’ en ‘De kolonel krijgt nooit post’. Mijn punt is vooral dat het tijd wordt om eens te kijken welke oude vertalingen een update kunnen gebruiken. Dat geldt trouwens evenzeer voor, bijvoorbeeld, de verhalen van Cortázar. Nieuwe, herziene uitgaven zouden de schitterende werken van de jaren van de boom misschien opnieuw onder de aandacht kunnen brengen.
    En uiteraard heeft García Márquez gelaagde en onsterfelijke vrouwelijke personages geschapen.
    Hartelijke groet,
    Jasper

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.