Proza, Recensies

Speelbal van de massa

De kant van Ada

Peter Middendorp

Het is misschien wel een van de meest onderscheidende mogelijkheden van een fictioneel medium als een roman of film: de kans om de lezer een perspectief te laten innemen dat die in de krant, op het journaal of in een documentaire niet terugziet. Het perspectief van een verkrachter, een pedofiel, een moordenaar. Het perspectief van iemand in wie we ons niet graag inleven, omdat we diegene liever als de Ander zien: een voor gek verklaarde figuur die wij zelf nooit zouden kunnen worden.

Literatuur kan ons confronteren met dat ongemak. Denk bijvoorbeeld aan De maagd Marino (2010) van Yves Petry, waarin we kijken door de ogen van een man die een andere man besluit te verdoven, zijn penis amputeert, hem de keel doorsnijdt en de smakelijkste delen in de vriezer bewaart, om er in de weken daarna zijn honger mee te stillen. Een waargebeurd verhaal, dat in geen enkele vorm zo dichtbij komt als in fictie geschreven vanuit het perspectief van de kannibaal: de lezer wordt deelgenoot van diens gedachten, gevoelens en overwegingen.

Minstens net zoveel indruk maakte Peter Middendorp zes jaar geleden met Jij bent van mij (2018), over de jonge boer Tille Storkema, die zich op een nacht vergrijpt aan een zestienjarig meisje uit het dorp, en dat vervolgens dertien jaar lang voor iedereen verborgen weet te houden. Middendorp baseerde zijn roman op de moord op Marianne Vaatstra, die in 1999 op een soortgelijke manier om het leven werd gebracht. De titel verwijst naar de woorden die de werkelijke dader, Jasper S., naar eigen zeggen door het hoofd schoten toen hij het meisje zag fietsen: jij bent van mij. 

Vrouw van een volksbruut

Jij bent van mij gooide hoge ogen: op meesterlijke wijze wist Middendorp de lezer mee te nemen in het perspectief van een man met wie niemand zich wilde identificeren; hij legde feilloos bloot hoe boer Tille tot de moord kwam. Het knapste is dat je tijdens het lezen van die roman als lezer bijna begrijpt hoe het is gelopen: Tille is een man die logisch redeneert, die je stap voor stap meeneemt in zijn argumentatie. De moord noemt hij steevast een ‘ongeluk’, een eenmalige hapering in een verder weinig enerverend leven. Die hapering kwam onder meer voort uit een gebrek aan aandacht: zijn vrouw Ada gaf hem naar eigen zeggen niet het seksuele genot dat hij nodig had.

Na het succes van Jij bent van mij besloot Middendorp het woord nu aan Ada te geven. Ook zij is tenslotte zo’n figuur van wie de wereld zich afvraagt wat zich al die jaren in haar hoofd heeft afgespeeld. Wist ze dat haar man schuldig was voordat de politie zich die bewuste avond meldde? Waar dacht ze dat hij die nacht van de moord was? En waarom bezoekt ze hem nog steeds in de gevangenis?

Het perspectief van de naaste van een volksbruut kan interessante boeken opleveren, zo zagen we bijvoorbeeld al bij De vrouw die de honden eten gaf van Kristien Hemmerechts, waarin Michelle Martin, de vrouw van de Belgische serieverkrachter en -moordenaar Marc Dutroux, als hoofdpersonage wordt opgevoerd. Uit de titel blijkt al de medeplichtigheid die door de massa aan haar wordt toebedeeld: zij voerde elke dag braaf de honden in de kelder waar ook twee meisjes gevangen werden gehouden.

Opgelegde medeplichtigheid

Met die opgelegde medeplichtigheid heeft ook het hoofdpersonage in De kant van Ada te kampen. De vrouw van de moordenaar wordt door het dorp in eerste instantie nog als slachtoffer gezien: men komt koffie bij haar drinken, legt een troostende hand op haar schouder, stuurt haar bloemen en chocolaatjes. Maar naarmate de vrijlating van haar man dichterbij komt, kantelt die houding. Ze krijgt fruit tegen de ramen gesmeten, men duwt drollen door haar brievenbus. Zelfs haar vroegere vriendinnen maken rechtsomkeer als ze haar zien.

Dat heeft ook te maken met haar wekelijkse bezoekjes aan haar man, waar ze zich nog steeds, buiten het toezicht van de beveiligingscamera’s, door Tille laat betasten. Het is een stilzwijgende voortzetting van de eerste keer dat zij seks hadden, een scène die in zowel Jij bent van mij als De kant van Ada beschreven wordt: als tieners kwamen ze elkaar tegen op een feest, ze slopen naar buiten en Ada leunde tegen een muurtje, duwde haar billen naar achteren. Ook in de tientallen jaren van hun huwelijk ging het zo: Tille nam bezit van haar wanneer hij wilde, maar anders dan die eerste keer deden Ada’s wensen er niet langer toe.

Aan zulke patronen ontkom je niet makkelijk, lijkt Middendorp in deze vervolgroman te willen laten zien. Ada is een vrouw van weinig woorden: al in Jij bent van mij komt ter sprake dat ze nooit vertelde over het gezin waaruit zij afkomstig was; in De kant van Ada lezen we nu dat zij slachtoffer was van een stiefvader met handtastelijke neigingen. Na zo’n jeugd is het makkelijk zelf ook weer voor een verkeerde man te kiezen, legt Ada ons herhaaldelijk uit. Met de keuze voor Tille, destijds in die discotheek, probeerde ze die vicieuze cirkel te doorbreken: op basis van zijn ogen dacht ze in hem een lieve jongen te zien.

Poëtische vorm

Een verkeerde inschatting, weten we nu. Maar weet Ada dat ook? Nog steeds valt ze hem niet af, nog steeds weten we niet wat de daad van haar man met haar heeft gedaan. Na het eerste deel van de roman, waarin Middendorp schetst hoe de politieauto bij het gezin voorrijdt, schakelen we over naar het moment waarop Tilles vrijlating dichterbij komt – een moment dat bij Ada’s dochter Suze beduidend meer paniek lijkt op te roepen. Meer en meer spoort ze haar moeder aan met haar vader in gesprek te gaan over het moment dat hij weer achter de tralies vandaan komt. In hetzelfde huis kunnen ze niet langer wonen: de boerderij is verkocht en Ada woont inmiddels in een huurflat in het centrum. Worden ze dan gewoon weer man en vrouw?

Ook Tille heeft het daar liever niet over. Wanneer Ada de vraag tijdens het bezoekuur eindelijk hakkelend ter tafel brengt, vraagt hij waarom ze hun kostbare tijd samen, bedoeld voor lichamelijk contact, zouden verspillen aan het beantwoorden van zo’n stomme vraag. Daar is de telefoon toch voor? Als ze – de stem van Suze in haar achterhoofd – toch erop doorgaat, zet hij de televisie aan.

Het moge duidelijk zijn: Ada is een binnenvetter, net als haar man. Helaas is zij niet zo geschikt voor de rol van hoofdpersonage als Tille: waar hij in Jij bent van mij de lezer wist mee te voeren in zijn kronkelende redeneringen, gaat Ada alle ingewikkelde gedachten juist uit de weg door te zwijgen. Dat levert vaak vrij vlak proza op (‘Ik zette koffie op tafel, Senseo was dat nog, ik deed er twee padjes tegelijk in, anders vonden ze het niet te drinken’), dat natuurlijk moet dienen als deken die de enorme lading van de situatie – de aanbellende politie, in dit specifieke geval – moet toedekken. Onhandig is daarbij echter de vormkeuze: Middendorp plaatst de zinnen staccato, bijna poëtisch op de pagina, waardoor je achter elk woord iets gewichtigs zoekt – een verwachting die lang niet altijd wordt waargemaakt:

Maar toen ik de politie zag, begreep ik plotseling dat ik het al die tijd had geweten

Ik wiste het, besefte ik

Ik wist het al voordat Rosalinde koud was geworden

Deze zinnen zijn an sich weinig poëtisch; er is geen reden om ze op deze manier op de pagina te plaatsen. Door de presentatie worden de vlakheid en de weinig verhullende formulering juist benadrukt. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat deze scène al in Jij bent van mij voorkwam: we kenden deze situatie al, en Ada’s gedachten zijn niet verfrissend genoeg om nieuw licht op de zaak te werpen.

Theatermonoloog

Ada is geen dichter – in die zin was Tille, goochelend met oorzaak en gevolg, dat nog veel meer. De verklaring voor deze vorm lijkt eerder praktisch van aard: De kant van Ada werd aanvankelijk geschreven als theatermonoloog, waarbij wat lucht tussen de regels waarschijnlijk wel van pas kwam.

Naarmate de roman vordert, lijkt Ada haar stem meer te vinden. ‘Het is net een muur, zo hard als iedereen precies hetzelfde denkt,’ zegt ze tegen het einde van de roman. ‘Niemand vraagt naar mijn kant van het verhaal. / Ze hoeven niks te weten, ze weten alles al.’ Het is duidelijk: Ada is slachtoffer van de mening van de massa, die van gedachten verandert zodra de wind de andere kant op draait.

Het interessantst is misschien nog wel Ada’s zoektocht naar een goede band met haar dochter Suze, die inmiddels zelf moeder is. Waar oma Ada aanvankelijk nog wekelijks op de kleine mag passen, nemen naarmate de vrijlating dichterbij komt en de mening van het dorp kantelt ook de bezoekjes af. Suze neemt haar moeder de daden van haar vader net zo goed kwalijk: ouders vormen samen één entiteit, is haar redenering. ‘Zou jij je kinderen bij zulke grootouders achterlaten?’ bijt ze haar moeder retorisch toe.

Worsteling van een naaste

Boven dit contact hangt voor Ada – ongetwijfeld mede ingegeven door haar eigen seksuele ervaringen met haar stiefvader – ook de steeds prangender wordende vraag of haar man ooit haar dochter heeft aangeraakt. Ja, ze zag hem steeds meer naar haar kijken naarmate ze opgroeide – maar heeft hij zich ooit werkelijk aan haar vergrepen? Wanneer Ada haar dochter na al die jaren de vraag durft te stellen, beent die woest de kamer uit. Eenmaal gekalmeerd legt Suze uit dat haar vader haar nooit aangeraakt heeft, maar dat ze dondersgoed voelde hoe de spanning in huis toenam naarmate haar lichaam meer en meer veranderde in dat van het meisje dat haar vader had verkracht en vermoord.

Zo laat De kant van Ada zich lezen als het verslag van de worsteling van naasten op het moment dat een lid van het gezin voor een misdaad wordt veroordeeld. Ada speelt hierin de rol van zwijgzame echtgenote, die zich geen raad weet met alle meningen die aan haar trekken: de lokale gemeenschap, haar dochter en niet in de laatste plaats haar man Tille, wiens redeneringen (‘Het moment was de uitzondering’) nog steeds haar denken bepalen. In De kant van Ada prikken we niet door haar harnas van zwijgzaamheid heen – tot misschien een van de allerlaatste scènes, waarin ze haar hart tegenover Suze uitstort.

Met het verhaal achter De kant van Ada had Middendorp goud in handen: hij had kunnen laten zien hoe de vrouw van een moordenaar worstelt met de vraag of ze zichzelf iets kwalijk moet nemen, zoals haar omgeving in toenemende mate doet. In plaats daarvan blijft Ada haar blik op haar seksueel gewelddadige jeugd richten – een vicieuze cirkel die ze niet heeft kunnen doorbreken.

 

Een recensie door Anne van den Dool over De kant van Ada door Peter Middendorp.

Bezige Bij, Amsterdam, 2024
ISBN 9789403131061
171p.

Geplaatst op 23/06/2024

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.