Proza, Recensies

Wetenschap als houvast in tijden van rouw

Dezelfde maan

Dorien Dijkhuis

Het informatieve boek wordt steeds populairder: in Nederland steeg volgens KVB Boekwerk de afzet van dit genre tussen 2020 en 2022 alleen al met twaalf procent. Niet zo verwonderlijk dus fictie en non-fictie steeds vaker met elkaar vermengd raken. Het leidde al tot het ontstaan van de term ‘literaire non-fictie’, waarin een waargebeurd verhaal met behulp van literaire technieken uit de doeken wordt gedaan.

De laatste jaren verschenen meerdere romans waarin non-fictionele elementen op een andere manier om de hoek komen kijken: in de vorm van wetenschappelijke feiten. Een van mijn eerste leeservaringen op dit gebied was het gelauwerde De lessen van mevrouw Lohmark (2012) van Judith Schalansky, over een biologielerares die er binnen haar klaslokaal nogal strenge regels op nahoudt. De vormgeving van de roman heeft veel weg van een lesboek, met paragraaftitels als ‘Afstamming’ en ‘Biodiversiteit’. Ook zijn op meerdere pagina’s pentekeningen van Schalansky zelf te vinden die de behandelde theorie in beeld vatten. Deze wetenschappelijke benadering moet de starre docente houvast bieden terwijl haar wereldbeeld aan het wankelen wordt gebracht: ze ontwikkelt gevoelens voor een van haar leerlingen.

Een recentere verschijning binnen dit genre is het lovend ontvangen diepdiepblauw (2022) van Nikki Dekker, over een jonge vrouw die op zoek gaat naar haar seksualiteit en daarbij bemoediging vindt in de variatie aan mogelijkheden die het onderwaterleven op dit vlak biedt. Zeedieren zijn afwisselend extreem mono- of polygaam, wisselen voortdurend van partner of blijven hun hele leven bij elkaar, zijn hetero-, homo-, bi-, a- of panseksueel of hebben zelfs alleen genoeg aan zichzelf om zich voort te planten. Al die ontdekkingen bieden het hoofdpersonage van diepdiepblauw troost en vertrouwen in de zoektocht naar hoe zij zelf haar seksuele leven het liefst vormgeeft, wetend: niets is vreemd, alles mag.

Worsteling met het moederschap

Feiten over de buitenwereld als houvast voor een literair personage: het blijkt ook het recept dat Dorien Dijkhuis koos voor haar romandebuut Dezelfde maan (2024). Een naamloze ik-figuur vertrekt naar het eiland waar ze eerder delen van haar leven doorbracht, en waarnaar ze vaker terugkeerde om te schrijven. Nu heeft ze iets anders belangrijks te doen: ze wil de feiten op een rijtje zetten na meerdere gebeurtenissen die haar leven ontregelden.

Allereerst is dat de worsteling met het moederschap: wil ze het of niet? Haar vriend legt die kwestie geheel bij haar neer: als zij het wil, wil hij het ook. Hoe lief en meegaand dat moge klinken, het maakt de hoofdpersoon ook onzeker: hoe slim is het om een kind te krijgen met iemand die die behoefte zelf niet voelt?

Ook over haar eigen gevoelens over het moederschap twijfelt ze. Ze was nooit een meisje dat veel met poppen speelde, had niet – zoals vriendinnen – altijd al de droom om een gezin te stichten. Het zit bovendien het schrijverschap in de weg, leert ze van auteurs die ze bewondert: teksten van Alice Munro, Maya Angelou en Sheila Heti bevestigen voor haar dat het combineren van schrijven en moeder-zijn een welhaast onmogelijke taak is. Zo citeert het hoofdpersonage eerstgenoemde auteur:

Toen mijn oudste dochter een jaar of twee was, kwam ze soms naar me toe als ik achter de typemachine zat en dan joeg ik haar met mijn ene hand weg terwijl ik doortypte met de andere.

Gevoelens sturen

Geen kinderen willen zou dus verreweg het makkelijkst zijn. Ook de ik in Dezelfde maan begrijpt echter dat zulke gevoelens zich niet laten sturen. Ze wikt en weegt en besluit uiteindelijk het lot voor haar te laten beslissen, door te starten met onbeschermde seks. Wat begint als een spel waarvan de uitkomst er weinig toe lijkt te doen, ontwikkelt zich echter tot een doelmatig proberen – een proberen dat maar niet slaagt.

Intussen maken ook de gevoelens van haar partner een ontwikkeling door. Waar zij steeds overtuigder raakt van haar kinderwens, beseft hij juist meer en meer dat het vaderschap niets voor hem is. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met zijn depressieve gevoelens, die in toenemende mate de kop opsteken. Naarmate de roman vordert, voelt hij zich steeds schuldiger over zijn aanwezigheid in haar leven, ook omdat hij haar daarmee een van haar grootste wensen ontneemt.

Zo moet het hoofdpersonage van Dezelfde maan in korte tijd afscheid nemen van twee dierbare toekomstbeelden: dat van haarzelf als moeder en dat van haarzelf als partner van een gelukkige vriend met wie ze onbekommerd samen kan zijn. Op het eiland neemt ze afstand van die situatie en zoekt ze naar manieren om orde aan te brengen in de chaos die in haar stormt. Of, zoals ze zelf zegt: ‘Om de scherpte van een vers verdriet te laten slijten. Het te polijsten aan hun grillige kartels en randen.’

Suggestie van een verhaallijn

Dezelfde maan is opgebouwd uit korte fragmenten, vaak slechts een enkele alinea lang. Ze haken op een losse manier in elkaar en wekken daardoor de suggestie van een verhaallijn. In die zin is het gekozen motto uit Italo Calvino’s Zes memo’s voor het volgende millennium betekenisvol:

Wie zijn wij, wie is ieder van ons, behalve een optelsom van ervaringen, kennis, lectuur, verbeeldingskracht? Ieder leven is een encyclopedie, een bibliotheek, een inventaris van voorwerpen, een staalkaart van stijlen, waarin alles voortdurend opnieuw kan worden geschud en geordend, op alle mogelijke manieren.

Net als auteurs vóór haar, onder wie Dekker en Schalansky, wisselt Dijkhuis de persoonlijke verhaallijn af met wetenschappelijke feitelijkheden. De reden voor die vorm presenteert ze direct in de eerste alinea van de roman: de interactie met haar geliefde bestond voor een belangrijk deel uit het spelletje ‘Vertel me eens iets wat ik nog niet weet’.

Die wetenswaardigheden houden steeds op een knappe manier verband met de particuliere zoektocht van de ik, vaak passend binnen de thematiek van de kustomgeving waarin ze zich bevindt. Wanneer ze terugdenkt aan haar geliefde en rouwt om hun verwijdering, lepelt ze bijvoorbeeld op dat de Waddeneilanden zich langzaam van het Nederlandse vasteland verwijderen, en dat klimaatwetenschappers voorspellen dat de stapelwolk binnen nu en honderdvijftig jaar uitgestorven zal zijn.

Impliciete inzichten

De kracht van Dezelfde maan schuilt in de impliciete manier waarop Dijkhuis inzicht geeft in de gevoelens van haar hoofdpersoon. Misschien kan die, ronddolend met al dat verse verdriet, op dit moment ook niet anders: wellicht is de waarheid zelf nog te kil en kan ze dus alleen nog haar toevlucht nemen tot de feiten. Ze kan niet opschrijven hoe eenzaam ze zich voelt, maar kan wel noteren dat slechts tien procent van alle dingen die in zee belanden ooit ergens aanspoelt, en dat de oceanen waarschijnlijk dus vergeven zijn van de flessenpost die nooit zal aankomen. Wanneer ze begint te vermoeden dat ze haar geliefde misschien niet zo goed kende als ze altijd dacht, citeert ze Virginia Woolf:

We kennen onze eigen ziel niet, laat staan de ziel van een ander. […] Er is een maagdelijk woud in ieder van ons; een sneeuwveld waarop zelfs een vogel zijn afdruk niet heeft achtergelaten. Daarin lopen we alleen, en dat willen we ook liever.

Naarmate de roman vordert, nemen die wetenswaardigheden steeds meer de overhand. Waar we in het begin zo nu en dan nog lezen over het missen, de zoektocht, de verwarring, bestaat de roman tegen het einde vrijwel alleen nog uit wetenswaardigheden. Gelukkig blijft er ook in dat deel veel te halen uit het zoekspel naar de gevoelens van de hoofdpersoon.

Voor sommige lezers zal het wat te veel zwemmen zijn, zonder al te duidelijke schetsen van de omgeving waarin de ik aan het schrijven is – ze is op een eiland, heel veel verder komen we niet – of wat haar eigen achtergrond precies is. Ook moet je als lezer goed zoeken om te zien in hoeverre zij als personage een ontwikkeling in haar denken doormaakt. Drijft ze met het opdissen van al die feitelijkheden niet juist steeds verder af van haar gevoelens? Of doet ze juist meer en meer inzichten op?

Twijfel aan de feiten

Op subtiele wijze toont Dijkhuis ook hoe haar hoofdpersonage steeds vaker twijfelt aan de feiten die ze opdist. ‘Ik heb eens gehoord dat koeien zo rond oktober, november naar de stal worden gehaald. Ze gaan naar binnen omdat het te koud wordt, maar ook omdat het gras rond die tijd stopt met groeien’, vertelt ze tegen het einde van de roman. Maar dan herpakt ze zich: ‘Misschien klopt dat niet. Schapen eten ook gras.’ Hebben we hier te maken met een onbetrouwbare verteller, die koste wat het kost de feiten voor het karretje van haar emoties wil spannen, die orde moeten aanbrengen in de chaos?

In het verlengde daarvan voelen ook de taalspelletjes die Dijkhuis’ hoofdpersonage speelt soms als een wat overdreven zoektocht naar betekenis. Wanneer ze aanhaalt dat in het Schots-Gaelisch het woord voor eb hetzelfde is als het woord voor strand, noemt ze het strand een belofte van opkomend tij. Je zou ook kunnen zeggen: het strand is nu eenmaal voor een groter deel zichtbaar bij eb dan bij vloed. Zo ontrafelt ze meer woorden, in de Nederlandse taal of een andere, van ‘her-inneren’ (iets opnieuw in je opnemen) tot ‘toe-val’ (dingen die samenvallen) – interessant voor wie niet al te vaak stilstaat bij de etymologie van woorden, maar wat saai voor wie dat wel doet. Ook die acties moeten we vooral lezen als illustratie van de queeste die de ik voor zichzelf op dit eiland uitgestippeld heeft.

In dat kader legt ze dieren ook nogal eens wat eigenschappen op waarvan ze in feite geen weet kan hebben. IJsberen zijn volgens haar de eenzaamste dieren op aarde – een emotie waar we niet zeker over kunnen zijn bij dieren – omdat ze elkaar alleen eens per jaar ontmoeten om te paren. En schapen zijn zo stoer omdat ze zelfs vertrouwen in de toekomst hebben wanneer ze in weer en wind in het weiland blijven staan. Zulke antropomorfismen zeggen misschien vooral iets over de zoektocht van de ik naar haar eigen gevoelens, en de houvast die ze daarin in zowel de natuur als de taal hoopt te vinden. 

Wetenschap als houvast

Zo rijst de vraag of de lezer bij het dichtslaan van Dezelfde maan niet alleen feitelijke, maar ook emotionele inzichten heeft opgedaan, anders dan hoe moeilijk het is om in een pijnlijke situatie je eigen gevoelens onder ogen te zien. Aan de andere kant is dat misschien juist de toevoeging van deze roman: laten zien hoe je kunt proberen je verdriet te begrijpen als je er de woorden nog niet voor hebt.

De mengeling van het persoonlijke en het wetenschappelijke vervult in Dezelfde maan een soortgelijke functie als in De lessen van mevrouw Lohmark en diepdiepblauw: de passages bieden houvast aan personages die ronddolen in chaotische situaties, en brengen op een rationeel niveau inzichten die op een emotioneel niveau nog niet altijd verwoord kunnen worden. Daarmee voorkomt Dijkhuis dat haar roman een al te sentimenteel verhaal wordt over twee geliefden die niet langer bij elkaar kunnen zijn. Wanneer ze wel die kant op draait, vallen die passages al snel uit de toon ten opzichte van al die wetenschappelijke afstand – getuige ook de titel, een verwijzing naar de alom bekende gedachte dat je als geliefden, ook als je niet bij elkaar bent, altijd nog naar datzelfde hemellichaam kunt kijken.

 

Een recensie door Anne van den Dool over Dezelfde maan van Dorien Dijkhuis.

Van Oorschot, Amsterdam, 2024
ISBN 9789028231047
128p.

Geplaatst op 14/06/2024

Tags: Dorien Dijkhuis

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.