Onophoudelijk opwervelend, stijgend en dalend,
kronkelend en hangen blijvend aan gras en struiken,
grimassen makend, zich uitrekkend en wegsmeltend,
vloog wolk na wolk voorbij…
Ivan Toergenjev, Rook (1867)
Als het van de Britse historicus Orlando Figes afhangt, is het ontstaan van de Europese cultuur gehuld in rookpluimen. Op 13 juni 1846 vertrok om half acht ’s ochtends de eerste stoomlocomotief van de Parijse Gare Saint-Lazare naar Brussel. Het was een grote gebeurtenis met hoogwaardigheidsbekleders, een massa toeschouwers en plechtige toespraken. De verwachtingen van de Europese burgers waren hoog. De aanleg van het spoor tussen de twee steden maakte een snelle verbinding mogelijk tussen Frankrijk, de Lage Landen, Groot-Brittannië en de Duitstalige gebieden in Europa.
De Frans-Belgische spoorverbinding markeerde, nog steeds volgens Figes, het symbolische beginpunt van een gemeenschappelijke Europese cultuur. Een halve eeuw na het feestelijke vertrek van de locomotief, werden over het hele continent ‘dezelfde boeken gelezen, dezelfde opera’s opgevoerd en dezelfde muziekstukken gespeeld’. Dat kon geen toeval zijn. In Europeanen (2019) schetst de historicus de manier waarop ontwikkelingen in techniek en communicatie – de spoorwegen, innovaties in de uitgeverij en de uitvinding van de fax – die culturele eenheid op gang brachten.
Het verhaal van de Europese culturele eenmaking spint Figes rond drie uitzonderlijk personages die elk op een geheel eigen manier de cultuur op het vasteland vormgaven. De ster van het relaas is Pauline Viardot (1821-1920) – ‘lelijk, slecht gekleed en weinig bevallig’ – die als gevierde zangeres in het hele continent furore maakte met een ondertussen klassiek geworden operarepertoire. Haar man Louis Viardot (1800-1883), kunstkenner en criticus, liet het brede publiek door middel van zijn reisgidsen en kritiek kennismaken met de beeldende kunst uit de Europese traditie. Ten slotte ontwikkelde ook de illustere Russische auteur Ivan Toergenjev (1818-1883) zich in die tijd tot een internationaal pleitbezorger van zijn hedendaagse collega-auteurs, schilders en componisten. De Viardots en Toergenjev ontmoetten elkaar in 1843 na een optreden van Pauline in Moskou. Het was het begin van een bijzondere ménage à trois die hun hele leven zou voortduren.
Op een weergaloze manier verbindt Figes die drie levens aan de ontwikkeling in Europa tussen ruwweg 1820 en 1900, een periode waarin het hedendaagse politieke landschap van het continent vorm krijgt. Hij neemt de lezer mee op een tocht langs de Italiaanse eenwording in 1861, de oprichting van de Duitse natiestaat in 1867 en, ja, ook de Belgische revolutie in 1830. Toch is het vooral de culturele ontwikkeling van het continent die Figes hier interesseert. De kosmopolitische cultuur die zich in die periode ontplooit – vertegenwoordigd door de Viardots en Toergenjev – komt rond de eeuwwisseling tot een culminatiepunt, wanneer er ‘Italianen zijn die heel Engels schilderen; Scandinaviërs die men zou aanzien voor schilders uit Zuid-Italië’.
De ontwikkeling van het kosmopolitisch Europa laat Figes aanvangen met de uitbouw van de spoorwegeninfrastructuur op het vasteland. De internationale stoomtreinen maakten het in de negentiende eeuw voor velen, dus ook kunstenaars, eenvoudiger om van de ene naar de andere Europese stad te reizen. Vanaf dat moment ‘zouden de spoorwegen worden gebruikt door orkesten en koren, opera- en theatergezelschappen, rondreizende tentoonstellingen van beeldende kunst en schrijvers op lezingentournee. Het ontzagwekkende gewicht van vele kunstuitingen […] kon met behulp van stoomkracht relatief eenvoudig worden vervoerd.’
Die technologische ontwikkelingen op het gebied van transport en communicatie verbindt Figes aan de opkomst van een vrijemarkteconomie in Europa, die ook de kunstenaar een nieuw statuut gaf. Auteurs, musici en kunstenaars konden door de spoorwegen niet enkel vrij reizen, vanaf de negentiende eeuw konden ze zich autonoom als cultureel ondernemer positioneren. De Franse naturalist Emile Zola (1840-1902) werd zo steenrijk met zijn romans. ‘Geld heeft de schrijver geëmancipeerd, geld heeft de moderne literatuur in het leven geroepen,’ zo schreef hij in L’argent dans la littérature (1880). De geschiedenis van die gemeenschappelijke cultuur ligt volgens Figes ‘in de nieuwe verhouding tussen kunst en kapitalisme in de negentiende eeuw’. Het was ‘uiteindelijk de markt die de Europese canon vormde’.
Wat te denken van deze these? Figes’ interesse in cold cash spat in ieder geval van elke pagina in dit vuistdikke boek. Het begint met de aantekening vooraf, waarin de auteur zijn gebruik van valuta minutieus uit de doeken doet. Ook het register achteraan het boek bevat voor zo goed als elke auteur die in het werk ter sprake komt een aparte verwijzing naar de passages waarin hij diens financiële situatie beschrijft. Wie graag weet hoeveel de Franse schrijver Eugène Sue (1804-1857) verdiende met zijn feuilletons, zit bij Figes goed:
Het Journal des débats had voor Sues Mystères 26.500 frank betaald, een enorm bedrag voor een roman, maar de verkoop van de krant was zodanig gestegen dat er voor zijn volgende roman, Le Juif errant, nog veel meer werd geboden. De uitgever van de Constitutionnel, Louis-Désiré Véron (de voormalige directeur van de Opéra), wist uiteindelijk met een bod van 100.000 frank Sues familiekroniek in de wacht te slepen. Volgens Vérons berekeningen zou de Constitutionnel dit bedrag terugverdienen als het aantal abonnementen à 40 frank verdubbelde. In werkelijkheid steeg het aantal abonnees…
Enzovoort, enzovoort. In Europeanen dramt de historicus pagina’s lang door over geld. Zo leren we dat Pauline Viardot haar artistieke idealen te grabbel gooide door ‘populaire’ muziek te zingen waarmee ze meer centen kon verdienen, dat Ivan Toergenjev een spilzieke grootgrondbezitter was die liever bespaarde op eten dan op kledij en dat de briljante componist Giuseppe Verdi (1813-1901) een gewiekste musicus-ondernemer was, ‘belust op rijkdom en roem’, die een goed zakelijk instinct had en een groot talent voor keihard onderhandelen.
Het gezeur over geld verveelt snel. Het is echter ook een symptoom van een dieperliggend fenomeen. De cultuurgeschiedenis van Figes mist… cultuur. Poëtica’s of kunstopvattingen, richtinggevende filosofische idealen of zelfs politieke motieven: in Europanen komen ze allemaal nauwelijks aan bod. Kunstenaars lijken uitsluitend te handelen uit financiële overwegingen en de canon is een kwestie van geld. Natuurlijk hébben socio-economische en technologische factoren een grote impact op cultuur en vormen ze mede het artistieke landschap. De komst van de trein was inderdaad een gebeurtenis in de Europese letteren en kunsten. Maar wat is een geschiedenis van de Europese cultuur zonder dat waar ze over spreekt? Eerder dan ‘Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur’ te schetsen, zoals de ondertitel belooft, tekent het boek ‘het ontstaan van een financieel onafhankelijke culturele klasse die toevallig ook in Europa woont’. Als ondertitel is dat laatste natuurlijk waardeloos.
Op die manier schetst Figes ook een beperkt beeld van de geschiedenis. Het feit dat Johannes Brahms’ (1833-1897) prachtige pianomuziek rond de eeuwwisseling in vele Europese huiskamers werd gespeeld, is voor de historicus een kwestie van technische ontwikkelingen in de lithografie. De canonisering van de impressionistische kunst is dan weer het werk van een slimme Parijse investeerder, die ‘de vreemde schilderijen’ met moderne marketingtechnieken wist te verkopen. En ook de musealisering van het Europese continent typeert Figes als het gevolg van de opkomst van een kapitaalkrachtige burgerlijke klasse, die graag geld besteedde aan cultuur en zich per trein van stad tot stad verplaatste. De nationalistische bewegingen of het veranderende historische besef van de Europeanen na het revolutionaire tijdperk zijn slechts voetnoten in een door en door materiële geschiedenis.
Ook de intrinsieke waarde van grote kunst lijkt voor Figes van weinig belang. Misschien is Europeanen op die manier wel een rake uitdrukking van onze tijdsgeest. Het Europa van de eengemaakte markt, van ‘het vrije verkeer van goederen en personen’, heeft hier gewonnen van het Europa als cultureel project – met zijn diepe verankering in de Griekse, Romeinse en christelijke tradities. De eenmaking van Europa is vandaag vooral een economische aangelegenheid. Van verdieping is er geen sprake en aan cultuur wagen de waarde heren en dames politici in Brussel en Straatsburg zich al lang niet meer.
Het overduidelijke failliet van dit ‘economische continent’ analyseerde de Franse auteur Michel Houellebecq al in zijn omstreden bestseller Soumission (2015). Niet de islam, maar Europa is in deze roman het grote thema. De moslimbroeders kunnen Frankrijk in het verhaal enkel ‘overnemen’ omdat het land lijdt aan de Europese kwaal die onze tijd bij uitstek kenmerkt.De al te grote nadruk op de economie heeft het culturele weefsel van het land aangetast. Toch is het net de cultuur die mensen inspireert en verbindt. En dat weten ook de moslimleiders. ‘Le véritable trait de génie du leader musulman, avait été de comprendre que les éléctions ne se joueraient pas sur le terrain de l’économie, mais sur celui des valeurs’. [‘De echte genialiteit van de moslimleider was geweest te begrijpen dat de verkiezingen niet op basis van de economie zouden worden gespeeld, maar op basis van waarden.’]
Met Europeanen heeft Orlando Figes een prachtige geschiedenis geschreven over de ontwikkeling van de Europese cultuur in de negentiende eeuw. Zijn grote aandacht voor in de vergetelheid geraakte genres als de opera maken het boek uniek in zijn opzet. De materialistische visie waarvan die geschiedenis doordrenkt is, schiet echter tekort. Door de maximale focus op economische aspecten van de culturele ontwikkelingen in Europa heeft Figes de cultuur zelf tot bijzaak gemaakt. Dat is jammer. Of om het met een variatie op Bill Clinton te zeggen: it’s not the economy, stupid. Wanneer is het de beurt aan cultuur?
Recensie: Europeanen van Orlando Figes door Emmanuel Vos
Reacties
Margo Rens
Een uitstekende recensie van “Europeanen” van Orlando Figes door Emmanuel Vos.
Hij bekritiseert de nadruk op geld en materiële ontwikkeling die Figes’ uitgangspunt vormen.
De grote aandacht voor de finaciële kant van de kultuur is beslist verrassend te noemen. Toch ondermijnt Figes zijn eigen uitgangsthema “De spoorwegen hebben de culturele eenheid van Europa gemaakt” op elke bladzijde.
Ook al konden De Viardot’s en Toergeniev veel gemakkelijker reizen dan nog 50 jaar tevoren voor mogelijk zou zijn gehouden, de nationale verschillen blijven toch echt rechtovereind.
De culturele ontwikkeling waarin rondreizende helden zich overal konder vertonen kent toch ook steeds een andere kant waarin de eigenheid en de diepgang van de kunst voorop stond.
Die kant benadrukt juist steeds nationale verschillen en die kant wordt niet erg uitvoerig behandeld in Figes’ boek.
Alle lof voor Emmanuel Vos.
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.