Dit jaar vonden er landelijke verkiezingen plaats in Zuid-Afrika en is het dertig jaar geleden dat Nelson Mandela het gedicht ‘Die kind’ van Ingrid Jonker voordroeg en daarmee Afrikaanse poëzie in één klap op de internationale kaart zette. De Reactor vroeg daarom neerlandicus en criticus Tara Neplenbroek, die kort geleden in dienst trad bij het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam, om een blik te werpen op de literatuur van en over Zuid-Afrika uit de twintigste en eenentwintigste eeuw.
‘Ik vind het prettig als een gedicht functioneel is. Ik wil dat een gedicht iets dóét.’ Deze woorden sprak de Nederlandse Dichter des Vaderlands Babs Gons in september 2023 in een interview in NRC. Als voorbeeld haalde zij de Zuid-Afrikaanse dichter Diana Ferrus aan, die met haar gedicht ‘I’ve come to take you home’ (1998) zowaar een wet heeft weten te veranderen.
Het gedicht gaat over Saartjie Baartman, een Zuid-Afrikaanse vrouw uit de Khoikhoi-gemeenschap die door een Nederlandse boer tot slaaf gemaakt werd. In 1815 werd ze verkocht aan de Engelsman William Dunlop en onder valse voorwendselen meegenomen naar Engeland. De naam Saartjie of Sarah was niet haar eigen naam, die helaas onbekend is gebleven. Dunlop vernederde haar door haar tentoon te stellen aan het grote publiek, onder de racistische term ‘Hottentot Venus’. In Europa had men zelden een zwarte vrouw gezien en werd zij beschouwd als een attractie, een spektakel om je aan te vergapen. Uiteindelijk overleed Saartjie datzelfde jaar. Haar lichaam werd vervolgens ter beschikking gesteld aan het Franse Musee de l’Homme.
Vanaf de jaren 1950 probeerde de KhoiKhoi-gemeenschap haar overblijfselen terug naar Zuid-Afrika te brengen. Decennia later, in 1996, deed president Nelson Mandela hetzelfde verzoek aan de Franse president François Mitterand, maar tevergeefs. Een wet die stelde dat ‘artefacten’ van een Frans museum aan de staat toebehoorden, verhinderde dit. Baartman werd zodoende zelfs na haar dood gereduceerd tot een artefact met een wetmatige eigenaar.
Toen Diana Ferrus aan de Universiteit Utrecht studeerde en in een vak over seksualiteit in koloniale verhoudingen over het levensverhaal van Baartman hoorde, bewoog dit haar tot het schrijven van het invloedrijke gedicht. Tegenwoordig is er ook een prachtige spoken word-editie (2011) in samenwerking met klarinetspeler Michael Moore en harpist Anne Vanschothorst online te beluisteren. Het onderstaande fragment is gericht aan Saartjie:
I have made your bed at the foot of the hill,
your blankets are covered in buchu and mint,
the proteas stand in yellow and white
and the water in the stream chuckle sing-songs
as it hobbles along over little stones.
Saartjie wordt uitgenodigd om naar huis te komen, waar alles voor haar in gereedheid is gebracht. ‘Buchu’ en ‘protea’ zijn typische referenties aan Zuid-Afrika. Eerstgenoemde is een Zuid-Afrikaans kruid en ‘protea’ is een bloem uit dezelfde omgeving. ‘I’ve come to take you home’ werd al snel populair en riep veel reacties op. Toen de Franse senator Nicholas About op het gedicht stuitte, besloot hij het te gebruiken in zijn voorstel om de eerdergenoemde wet te veranderen. Dat lukte. In 2002 werd de wet gewijzigd en konden de overblijfselen van Saartjie Baartman terugkeren naar haar geboortegrond. Ze ligt sindsdien begraven in de Gamtoosvallei in de Oostkaap, de vallei waar ze vandaan kwam. Over Saartjie verscheen in 2010 de speelfilm Vénus Noire van de Frans-Tunesische regisseur Abdellatif Kechiche. Aan te raden valt ook de documentaireserie Goede Hoop (2017) van NTR. Die serie geeft namelijk een overzicht van het koloniale verleden van Zuid-Afrika, vanaf het moment dat Jan van Riebeeck in 1652 voet aan de grond zette in Kaap de Goede Hoop, tot en met de eenentwintigste eeuw.et g
In dit essay, dat de hoogtepunten in de literatuur van en over Zuid-Afrika uit de twintigste en eenentwintigste eeuw wil bieden (voor wie nog verder terug wil, is de recente literatuurgeschiedenis Geen land voor dromen. Geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur van Eep Francken en Olf Praamstra een aanrader), is dit gedicht een illustratief vertrekpunt. In een paar strofes weet Ferrus namelijk de complexe geschiedenis van Nederland en Zuid-Afrika te vangen. Helaas kan poëzie niet iedere wet veranderen. ‘I’ve come to take you home’ is in juridische zin uniek, maar cultuurhistorisch gezien exemplarisch voor de manier waarop het verleden doorleeft in het heden in de literatuur van en over Zuid-Afrika. Het zou tekortschieten om de Zuid-Afrikaanse literatuur slechts ‘politiek’ te noemen, maar in het bespreken van de literatuur van en over Zuid-Afrika kunnen we niet om het koloniale verleden heen dat nog steeds doorwerkt in het heden.
Dit verleden is namelijk direct al zichtbaar in de taal waarin een werk is geschreven. Zo kent Zuid-Afrika maar liefst elf officiële talen. Het Nederlands is een van deze officiële talen geweest, totdat het in 1961 werd vervangen door het Afrikaans, dat is afgeleid van het Nederlands. Het Afrikaans draagt dus het koloniale verleden in zich. In steden als Kaapstad en Johannesburg spreekt men voornamelijk Engels, de taal van de andere koloniale overheerser. Maar ook bijvoorbeeld het Zoeloe, het Xhosa, het Tswana en het Tsjonga zijn sinds 1994, het jaar dat Mandela als president aantrad, officiële talen. Die werden door de oorspronkelijke Zuid-Afrikanen gesproken voordat de Nederlanders en de Engelsen als kolonisten aan wal traden.
De taal waarin een literair werk geschreven is, is nog steeds van betekenis. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de literatuur uit Zuid-Afrika die in de vorige eeuw haar weg heeft gevonden naar Europa en de Westerse wereld, vaak geschreven is in het Afrikaans of Engels. Dikwijls gaat het om witte auteurs die in een van oorsprong Westerse taal publiceerden. Schrijvers als Breyten Breytenbach, André Brink, Antjie Krog, Nadine Gordimer en John Maxwell Coetzee zijn hier voorbeelden van.
Het leven en werk van Breyten Breytenbach is een voorbeeld van de hardnekkige manier waarop politiek en literatuur met elkaar verweven zijn. Hij werd in 1939 geboren in de Westkaap en heeft zich altijd fel verzet tegen de apartheid. In de jaren zestig trouwde Breytenbach met een Frans-Vietnamese vrouw, wat vanwege de ‘Wet op Gemengde Huwelijken’ verboden was in Zuid-Afrika. Hij verbleef daarom in Parijs, waar hij medeoprichter van Okhela was, een anti-apartheidsbeweging. Toen hij in 1975 Zuid-Afrika bezocht, werd hij gevangengenomen en voor hoogverraad veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf, waar hij er zeven van uitzat. In de gevangenis bleef hij schrijven. Dit leidde onder meer tot het indrukwekkende De ware bekentenissen van een witte terrorist (1984), waarin hij verslag doet van zijn jaren in de gevangenis, en hoe hij als politiek gevangene behandeld werd:
En dan de anderen, de geheimzinnige figuren die aan de touwtjes trokken, de hogere functionarissen die ik te zien kreeg, of liever gezegd, die me kwamen aangapen alsof ik een zeldzaam dier was. […] Een politieke gevangene zit in een particuliere dierentuin waar de boere hem kunnen komen treiteren en aanraken. Tijdens de processen komen er boere-in-opleiding om een beetje vertrouwd te raken met het verschijnsel politieke gevangene. Ook om hem later te kunnen herkennen?
Door buitenlandse druk werd hij vrijgelaten in december 1982. Ondanks het feit dat Breytenbach zelf beweerde dat ‘dichten niet zoveel uithaalt’ en geen werkelijk verzet was, kreeg hij tegen wil en dank toch het stempel van politieke auteur opgedrukt.
De poëzie van Breytenbach heeft uiteindelijk veel navolging gekregen, onder andere doordat de Nederlandse auteur Adriaan van Dis zijn boeken onder de aandacht bracht in Nederland. Zelf was Van Dis geïnspireerd geraakt door diens poëzie die hem in 1973 ertoe bewoog om na zijn studie Nederlands de Afrikaanse taal te bestuderen. In deze jaren leefde de kritiek op het apartheidsregime hevig in Nederland en werd het bekritiseerd de taal van de onderdrukker te leren. In De Zuid-Afrikaboeken (2017) schreef Van Dis hier zelf over:
En toch wou ik erheen. En ik ging. Niet als verrader – maar als een man die wou ‘deugen’ … Ik meldde me aan voor het verzet! Als ik dan toch naar dat toen zo vermaledijde land ging, moest ik leren hoe ik verboden contacten met ondergedoken vrijheidsstrijders kon aangaan, hoe ik de veiligheidspolitie van me af kon schudden, hoe ik een dubbelleven kon leiden – keurige student en activist.
Het bracht hem in eerste instantie naar Parijs, waar hij paspoorten leerde vervalsen en bevriend raakte met Breytenbach zelf. In De Zuid-Afrikaboeken (2017) zijn verschillende romans, verhalen, reisverslagen en essays die Van Dis schreef over Zuid-Afrika verzameld, zoals In Afrika (1991), Het beloofde land (1999) en Tikkop (2010). Hierin leren we een interessante kant van Van Dis kennen, namelijk die van anti-apartheidsstrijder en verslaggever in Zuid-Afrika, die met gevaar voor eigen leven door verschillende Afrikaanse landen als Mozambique en Angola reist. In deze bundel weet Van Dis te boeien met zowel spannende gebeurtenissen als scherpe reflecties. Een soortgelijke exercitie ondernam hij in de NPO-documentairereeks Van Dis in Afrika (2008), waarin hij in Zuid-Afrika, Namibië en Mozambique op zoek gaat naar parallellen en verschillen met West-Europa.
In 1994 deed zich een tweede belangrijk moment voor waarin poëzie en politiek samenvielen; Nelson Mandela trad aan als president. Tijdens zijn eerste toespraak tot het Zuid-Afrikaanse parlement droeg hij het gedicht ‘Die kind (wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga)’ (1961) voor van Ingrid Jonker (1933-1965). Het uit het Afrikaans vertaalde gedicht door Gerard Scharn opent als volgt:
Het kind is niet dood
het kind heft zijn vuist naar zijn moeder
die Afrika schreeuwt de geur schreeuwt
van vrijheid en heide
in de townships van het omsingelde hart
het kind heft zijn vuist naar zijn vader
in de optocht van de generaties
die Afrika schreeuwen de geur schreeuwen
van gerechtigheid en bloed
in de straten van zijn gewapende trots
Deze vlijmscherpe poëtische aanklacht tegen de apartheid werd hierdoor wereldwijd beroemd. Jonker was op dat moment al overleden. Het gedicht schreef zij in 1961, naar aanleiding van de gewelddadige gebeurtenissen in Sharpeville in 1960. Daar ontaardde een demonstratie tegen de omstreden pasjeswetten in een bloedbad waarbij de politie negenenzestig demonstranten doodschoot. Uit deze protesten ontstond de literaire beweging De Sestigers, waar Ingrid Jonker onderdeel van uitmaakte, alsook de Afrikaanstalige auteurs Breytenbach en André Brink (de oprichters van de groep), Jan Rabie, Etienne Leroux en Elsa Joubert. Deze kunstenaars verzetten zich tegen de culturele censuur die de regeringspartij Nasionale Party oplegde. Het bijzondere is dat de Afrikaanse taal vanaf de jaren zestig voor het eerst werd ingezet als wapen tégen de onderdrukking. Iets wat een dichter als Antjie Krog later met haar poëzie heeft voortgezet.
Ingrid Jonker leidde een interessant en tragisch leven. Ze had onstuimige relaties met eerdergenoemde André Brink en dichter Jack Cope, die haar werk in het Engels vertaalde. In Nederland werd Jonker eveneens opgemerkt: in 2001 maakte de VPRO de bekroonde documentaire Korreltjie niks is my dood over haar, en in de speelfilm Black Butterflies (2011) werd haar levensverhaal verbeeld op het witte doek.
Hoe groots en meeslepend haar leven was, zo beladen was haar nalatenschap. Gerrit Komrij, die regelmatig haar werk vanuit het Afrikaans naar het Nederlands vertaalde, probeerde samen met biograaf Henk Verwoerd toegang te krijgen tot het archief van Jonker. Komrij kwam er echter achter dat Jonkers neef na haar dood voornemens was haar archief te verkopen. In een poging haar oeuvre van de vergetelheid te redden, kocht Komrij de hele partij op en liet het verschepen naar Portugal, waar hij woonde. Alhoewel het Komrij’s wens was dat het archief na zijn overlijden terug zou gaan naar Zuid-Afrika, besloten zijn erfgenamen toen het zover was in 2012 Jonkers nalatenschap in Portugal te houden. In 2022 werd het oeuvre vervolgens geschonken aan het Literatuurmuseum in Den Haag. Komrij-biograaf Arie Pos schrijft dat de reden hiervoor was dat het Afrikaans ‘door de taalpolitiek van de Zuid-Afrikaanse regering’ steeds meer in de verdrukking was geraakt en dat een terugkeer naar Zuid-Afrika van het werk van Jonker ‘geen garanties zou bieden voor de veiligheid en raadpleegbaarheid van de collectie’.
En zo besloten de erfgenamen van een Nederlandse auteur om Zuid-Afrikaans cultureel erfgoed in een Nederlandse literaire instelling onder te brengen. Nog voor Komrij’s overlijden in 2012 ontstond een rel hierover, waarbij hij door Jonkers vrienden en erfgenamen werd beticht van culturele toe-eigening en zelfs diefstal van Zuid-Afrikaans cultureel erfgoed. Tot haar dood in 2023 heeft Jonkers dochter Simone Garcia Marques geprobeerd het archief naar Zuid-Afrika te krijgen. De directeur van het Literatuurmuseum zegt hierover:
We zouden de collectie zo afstaan, maar pas wanneer zich een instelling meldt die ’m kundig kan archiveren. Als we de collectie nu terug naar Simone sturen, bewijzen we dit stukje literaire geschiedenis geen dienst, vrees ik.
In 2022 was er een tentoonstelling te zien in het Literatuurmuseum van Jonkers oeuvre.
Tot dusver zijn er witte auteurs besproken, die door hun relatie met Nederland bekend zijn geworden. Daarnaast zijn er niet-witte auteurs die tot het Westerse culturele veld zijn doorgedrongen, via Engelstalige uitgevers. Een voorbeeld hiervan is Samuel Edward Krune Loliwe Ngxekengxeke Mqhayi (1875-1945), ook wel de ‘Shakespeare van het Xhosa’ genoemd. Hij was een voorvechter voor de Xhosa-taal en hielp de taal te standaardiseren in de vroege twintigste eeuw. In 1914 schreef hij de roman Ityala lamawele (‘The Lawsuit of the Twins’, vertaald door Thokozile Mabeqa), een historische Xhosa-roman, uitgegeven bij een Engelse uitgever. Door veel Zuid-Afrikanen, onder anderen Nelson Mandela, werd hij gezien als een dichter van het Zuid-Afrikaanse volk.
Een andere belangrijke auteur is Mbuyiseni Oswald Mtshali, geboren in KwaZulu-Natal in Zuid-Afrika in 1940. Zijn moedertaal is Zulu, maar hij publiceerde in het Engels. Zijn poëziebundel Sounds of a Cowhide Drum (1971), dat een aanklacht is tegen het apartheidsregime, bevat een voorwoord van Nadine Gordimer – die later, in 1991, als eerste Zuid-Afrikaanse auteur de Nobelprijs voor Literatuur zou ontvangen – en werd een internationaal succes. Het was één van de eerste bundels, geschreven door een zwarte auteur, die internationale erkenning kreeg. In 1974 won hij zelfs de Olive Schreiner Prize, een prijs vernoemd naar de Zuid-Afrikaanse anti-apartheidsactiviste.
Wanneer we specifiek naar het Nederlandse literaire veld kijken, zijn daar weinig Xhosa- of Zulu-auteurs te vinden. Toch is er een auteur van kleur die is doorgebroken in Nederland: Ronelda Kamfer. Wat het werk van Kamfer zo bijzonder maakt, is wederom de taal. Ze schrijft een specifieke variant van het Afrikaans, wat men ook wel ‘Kaaps Afrikaans’ of ‘Afrikaaps’ noemt, met invloeden uit het Engels en straattaal, die gesproken wordt in de Westkaap van Zuid-Afrika en zich afzet tegen de taal van de kolonisator. Afrikaaps wordt voornamelijk gesproken door een gemarginaliseerde groep gekleurde inwoners – een term die in Zuid-Afrika verwijst naar personen die zowel witte als zwarte voorouders hebben – en wordt geassocieerd met een lage sociaaleconomische status. Kamfer is inmiddels doorgebroken in Nederland, onder andere met haar bundel Noudat Slapende Honde (2008), in 2010 door Alfred Schaffer vertaald onder de titel Nu de slapende honden, waarin ze beschrijft hoe ze opgroeide in armoede. Tegenwoordig is ze een veelgevraagde gast op literaire podia in Nederland en Vlaanderen. Dit jaar was ze bijvoorbeeld drie maanden writer in residence in het Schrijvershuis aan het Spui in Amsterdam. Het ongemak, de confrontatie met Nederland en met rijkdom beschrijft ze in diezelfde bundel erg beeldend in het gedicht ‘Waar ek staan’:
Nou sit ek om ’n tafel
met my voorvaders se vyande
Ek knik en groet bedagsaam
maar
êrens diep binne my
weet ek waar ek staan
My hart en kop is oop
en soos goed opgevoede mense
lag en eet ons saam
maar
êrens diep binne my
weet ek waar ek staan
De ‘ek’ (ik) in het gedicht zit tegenover de vijanden van haar voorvaderen, kopieert het juiste gedrag, maar is zich bewust van haar positie, die wezenlijk anders is.
Nathan Trantraal, de partner van Kamfer die met haar meereisde naar Nederland, laat ook zien dat het Kaaps een literaire taal kan zijn. Hij debuteerde met zijn bundel Chokers en Survivors (2013) waarmee hij de Ingrid Jonker Poëzieprijs won. Net als Kamfer schrijft hij over hoe hij in zijn jeugd opgroeide in armoede. Daarnaast is hij auteur van de graphic novels Urban Tribe (2003), Stormkaap (2008) en Coloureds (2010). Trantraals werk is inmiddels tentoongesteld in Amsterdam, Kaapstad en Hamburg en kent eveneens een internationaal publiek.
Terug naar Nederland. In november 2023 werd in Amsterdam de Erasmusprijs, een Nederlandse oeuvreprijs die wordt toegekend aan iemand die een bijzondere bijdrage levert aan de kunsten of geesteswetenschappen, uitgereikt aan de Zuid-Afrikaanse cabaretier Trevor Noah. Noah heeft inmiddels internationaal succes als presentator in de Verenigde Staten, waar hij onder andere The Daily Show presenteerde.
Daarnaast is Noah tegenwoordig auteur van een succesvolle roman. In 2016 verscheen Born a Crime en deze werd een internationale bestseller. De Nederlandse vertaling Kleurenblind door Annoesjka Oostindier volgde in 2017. De Engelstalige titel verwijst naar de interraciale achtergrond van Trevor Noah. Hij is het kind van een witte vader en zwarte moeder. Dit was verboden in het Zuid-Afrika van 1984, en daarmee was zijn geboorte een misdaad. Wat dit boek zo bijzonder maakt, is dat het een nauwgezette beschrijving geeft van de townships van Johannesburg, waar Noah zijn jeugd doorbracht. Aan de hand van humor en treffende beschrijvingen, krijgt de lezer het schrijnende verhaal voorgeschoteld van Noahs jeugd, waarin zijn moeder met een Xhosa-achtergrond de hoofdrol speelt. Hij groeide op als onderdeel van de vrije, post-apartheid generatie. Maar het boek beschrijft zeer treffend hoezeer de erfenis van apartheid nog aanwezig was in de jaren negentig en nul in het alledaagse leven van de inwoners van Johannesburg. Een aanrader.
Tot slot: 29 mei 2024 vonden de landelijke verkiezingen plaats in Zuid-Afrika. Het is dit jaar precies dertig jaar geleden dat Nelson Mandela met zijn politieke partij ANC voor het eerst aan de macht kwam en het gedicht van Ingrid Jonker wereldwijd beroemd maakte. Tegelijkertijd markeert 2024 het jaar waarin diezelfde partij voor het eerst geen absolute meerderheid in het parlement heeft verkregen. Wat dit betekent voor de toekomst van Zuid-Afrika valt nog te bezien. Het is uitkijken naar een auteur die ook dit historische moment in taal weet te vangen.
Een essay over Zuid-Afrikaanse literatuur door Tara Neplenbroek.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.