Recensies, roman

Verander de wereld, begin bij jezelf

Prachtige wereld, waar ben je

Sally Rooney (vert. Gerda Baardman & Jan de Nijs)

‘Misschien wanneer ik veertig ben, als ik iets langer geleefd heb, ben ik in staat om een boek te schrijven over liefde. Nu weet ik daar te weinig over.’ Dit citaat komt uit een interview met de dan bijna dertigjarige Donna Tartt (1963) naar aanleiding van haar dan net verschenen roman The Secret History (1992). Wat betreft de twee grote onderwerpen van de literatuur, dood en liefde, kiest ze voor het eerste – vandaar dat haar debuutroman een murder mystery is. Als vertegenwoordiger van de literaire Generatie X – waartoe ook onder anderen Brett Easton Ellis, Chuck Palahniuk en Jay McInerney behoren –  staat de jonge Tartt daarmee in scherp contrast met de nu dertigjarige Sally Rooney (1991), die als een van de meest beeldbepalende vertegenwoordigers van de literaire millennialgeneratie juist het tegenovergestelde doet. Geen moord en doodslag, geen spannende plotwendingen waarvan je stijl achterover slaat, maar liefdesperikelen, ongemakkelijke seks en persoonlijke beslommeringen. Als er iets is wat Conversations with Friends (2017), Normal People (2018) en nu ook Beautiful World, Where Are You (2021) kenmerkt, is het dat doodgewone, alledaagse, soms zelfs oersaaie karakter van menselijke relaties. Girl meets boy, en dan met name de oeverloze gesprekken, de afgewende blikken, de onzekerheden die daar het gevolg van zijn.

Het bovenstaande beeld past bij de ‘affectieve dominant’ die Hans Demeyer en Sven Vitse in Affectieve crisis; literair herstel (2020) aanwijzen als het onderscheidende kenmerk van de literatuur na het postmodernisme. Alles wijst erop dat het persoonlijke gevoelsleven steeds centraler komt te staan in het werk van hedendaagse schrijvers. Weliswaar niet in de zin van ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’, de lijfspreuk van de Tachtigers die eind negentiende eeuw uiting gaven aan hoogdravende romantische idealen, maar eerder in de zin van ‘verander de wereld, begin bij jezelf’. Het persoonlijke is politiek in Rooneys jongste roman, die in de vertaling van Gerda Baardman en Jan de Nijs in het Nederlands verscheen als Prachtige wereld, waar ben je (2021). Dat is dus heel duidelijk iets anders dan navelstaren, een veelgehoord verwijt aan het adres van jonge auteurs die zoals Rooney in eerste instantie het ‘zelf’ centraal lijken te stellen. Dat ‘zelf’ is echter niet particulier, maar een pars pro toto voor de wereldse krachten waarvan het een uitdrukking is. Verdriet om een moeizame of verbroken relatie gaat bij Rooney dus niet enkel over die specifieke individuen, maar is een expressie van socio-politieke dynamieken rondom gender, klasse, seksualiteit en leeftijd, in het licht van de wereldse crises waar hedendaagse generaties mee te kampen hebben.

Individu versus wereld

Alice, Eileen, Felix en Simon zijn de individuen die de bouwstenen vormen van Prachtige wereld, waar ben je. Het is belangrijk om expliciet te zijn over de demografische kenmerken van ieder van hen omdat die cruciaal zijn voor de onderlinge machtsrelaties en de sociale werkelijkheid die ze vertegenwoordigen. Allemaal zijn ze rond de dertig, Simon is iets ouder. Alice en Eileen zijn eerste-generatie-studenten die elkaar ontmoetten tijdens hun studie in Dublin. Allebei werken ze in het literaire veld: Alice is bestsellerauteur en is rijk, Eileen werkt als redacteur bij een literair tijdschrift en is niet rijk. Alice ontmoet Felix via een datingapp wanneer ze zich terugtrekt in een enorm huis aan de Ierse westkust. Felix heeft niet gestudeerd, werkt in een magazijn en is niet rijk maar verdient tot zijn verbazing –  ‘En daarvoor ben je naar de universiteit gegaan?’ – meer dan de 20.000 per jaar die Eileen verdient. Eileen en Simon hebben een zwak voor elkaar sinds hun jeugd, maar hebben een moeizame liefdesrelatie die niet van de grond komt. Simon is politiek adviseur en is rijk, net als Alice.

De hiërarchische verhoudingen tussen deze vier personages komen in de compositie en vertelsituatie van de roman op twee manieren tot uiting. Hoofdstukken waarin het gezichtspunt ofwel bij Alice ofwel bij Eileen ligt worden afgewisseld met briefwisselingen tussen hen. Gaandeweg wordt duidelijk hoe de relationele infrastructuur eruit ziet. Net als in haar vorige romans is klasse daarin de meest vormende variabele en Rooney thematiseert heel nadrukkelijk de sociaal-economische verschillen en overeenkomsten tussen de vier personages. Het meest in het oog springend is de klasseverhouding tussen Alice en Felix. Van begin af aan wordt die gekenmerkt door een moeilijk te vatten machtsstrijd die niet los te zien is van het feit dat Alice haar dagen in een villa spendeert met een writer’s block, terwijl Felix’ handen eraf vriezen in een magazijn. ‘[W]ant jij hangt hier de hele dag rond terwijl ik in dat magazijn dozen sta te verstouwen’: in de ogen van Felix zit Alice er maar warmpjes bij. Hoewel hij erkent dat ook haar leven niet altijd over rozen gaat (‘En ik denk dat ze wel een hoop drukte over je maken, maar dat er niet één ook maar iets om je geeft’), kan hij er niet omheen dat hun leven fundamenteel anders is: ‘Ik zou niet zo ver willen gaan te beweren dat je hard werkt, want vergeleken met mijn baan is wat jij doet een lachertje.’

Dat is nu eenmaal hoe de wereld in elkaar zit – ongelijkheid, onrechtvaardigheid, oneerlijkheid – en dat maakt die wereld helemaal niet zo ‘prachtig’ als de titel van het boek doet hopen. Je kunt gevoelens voor elkaar hebben, maar die zijn niet gratuit: je bent niet zomaar een individu, je bent iemand met een bepaalde maatschappelijke positie die de voorwaarden bepaalt van je relaties met anderen. Het verhaal van een liefdesrelatie die bemoeilijkt wordt door die positie is in principe eeuwenoud (denk aan archetypische personages als Pyramus en Thisbe of Romeo en Julia). Het sterke van Rooney is dat ze individu en wereld nooit radicaal tegenover elkaar plaatst, maar juist consequent laat zien hoe die maatschappelijke positie tot uiting komt op het schijnbaar particuliere niveau van een liefdesrelatie tussen twee individuen. Het is dus nadrukkelijk niet zo dat Alice en Felix twee geliefden zijn die toevallig tot een andere klasse behoren; in de kleinste details van hun communicatie wordt dat verschil duidelijk. Bijvoorbeeld in de manier waarop Felix zich steeds afgewezen voelt door haar houding, die hij als hautain ervaart:

Van jou kan een mens niet makkelijk winnen, hè. Mij gaat het in elk geval niet lukken. Gek, want je gedraagt je alsof je over je laat lopen, om twee uur ’s nachts reageer je op mijn appjes, je zegt dat je verliefd op me bent en bla bla bla. Maar dat is alleen jouw manier om te zeggen: pak me dan als je kan, dat gaat je toch niet lukken. En dat zie ik wel. Geen moment. Negen van de tien keer lopen de mensen erin. Dan vinden ze zichzelf heel wat en denken dat ze je de baas zijn. Maar ik ben niet gek. Je laat me alleen met mijn gedrag wegkomen omdat jij dan boven me staat en zo heb je het graag. Jij boven.

Het is steeds de vraag in Prachtige wereld, waar ben je wie de baas is, wie de touwtjes in handen heeft, wie bepaalt wat er gebeurt. Concreet speelt die discussie zich af op het niveau van bovenstaande citaat. Sluimerende ergernissen, kleine conflicten, explosieve ruzies tussen twee mensen die particulier lijken maar iets veel groters vertegenwoordigen. De relatie tussen Alice en Felix symboliseert de kernvraag van het boek: hoe kun je je bezighouden met schijnbaar verwaarloosbare persoonlijke issues terwijl de wereld op systemisch niveau rot is? Het rotte is, onder andere, dat er sociaal-economische ongelijkheid bestaat. En de affectieve band tussen Alice en Felix wringt met die politiek-maatschappelijke realiteit. Het antwoord dat Rooney lijkt te geven is echter niet dat wissewasjes tussen twee kibbelende geliefden onzinnig zijn, omdat ze in het niet vallen in vergelijking met de wereldse crises waar we mee te kampen hebben, maar juist dat onze eigen relaties het aanknopingspunt zijn om die crises te lijf te gaan. De wereld staat in brand, maar we moeten eerst – en kunnen misschien alleen maar – onze eigen brandjes blussen.

Die brandjes spelen zich bij Rooney zoals gezegd het meest nadrukkelijk af op het niveau van klasse en sociaal-economische positie, maar hangen samen met andere identiteitskenmerken. Dat past bij een intersectionele manier van denken waar niet aan te ontkomen is, omdat alles immers met alles samenhangt. Ja, er is een impliciete klassenstrijd gaande tussen Alice, Felix, Eileen en Simon, zowel binnen een bepaalde klasse (tussen Alice, Eileen en Simon) als tussen verschillende klassen (tussen Felix en de rest). Maar die strijd is nog veel complexer omdat gender, leeftijd, afkomst en politieke en religieuze overtuigingen daar ook een rol in spelen. Al die kenmerken geven aanleiding tot politieke discussies die in Rooneys wereldbeeld altijd beginnen en misschien zelfs wel eindigen met een gesprek tussen individuen in de kroeg, op de bank of in bed.

De utopie

Wat Prachtige wereld, waar ben je anders maakt dan Rooneys eerdere werk is de utopie die tussen de regels door sluimert en die in haar twee voorgaande romans afwezig of meer of de achtergrond is. Dat verschil is al merkbaar in de titels. Waar de descriptieve, haast droogkomische titels Gesprekken met vrienden (2017) en Normale mensen (2018) associaties oproepen met het alledaagse, daar spreekt Prachtige wereld, waar ben je – ontleend aan een dichtregel van Sturm und Drang-representant Friedrich Schiller (1759-1805) – een meer hoogdravend, bijna metafysisch register aan. Er staat meer op het spel, de inzet is hoger. Ergens bestaat die ‘prachtige wereld’, dat staat vast, de vraag is waar we die moeten zoeken – en als we hem gevonden hebben, of we er toegang toe hebben.

Op een aantal momenten in het verhaal toont Rooney ons een glimp van een wereld die weliswaar prachtig is, maar ontoereikend lijkt voor Alice, Eileen, Felix en Simon – die als vertegenwoordigers van de millennialgeneratie vooral die brandende wereld zien. Een van die momenten is de trouwdag van Lola, de zus van Eileen. Hoewel de twee zussen niet bepaald op goede voet staan met elkaar, ervaart Eileen dat moment als een ultieme utopie, een mythe van geluk die zij en Alice niet kunnen omarmen: ‘Eileen wilde het maar had het niet. Net als Alice met haar morele opvattingen, zat ze klem tussen twee standpunten.’ Het is een contra-narratief binnen de roman, waarbinnen affectieve relaties vastomlijnd zijn en helder is wat het leven betekenis geeft, namelijk het huwelijk, het gezin, kinderen, familie, de kerk:

De kerk was plomp en grijs, met hoge smalle glas-in-loodramen in de kleuren rood, blauw en donkergeel. Bij binnenkomst begon het elektrische orgel te spelen en kwam de zware aangename geur van wierook hun tegemoet, samen met het geruis van kleren en het gekraak van de banken doordat iedereen opstond om te zien hoe zij gezamenlijk over de geboende vloer van het middenpad voortschreden, Lola statig en prachtig in het wit, stralend nu een diepgekoesterde wens in vervulling zou gaan, ingetogen de bewonderende blikken in ontvangst nemend, niet gebogen, maar fier rechtop, Pat in zijn pak, waardig, ontroerend in zijn ongemak, Mary met een nerveuze glimlach op haar gezicht en Eileens hand stevig in haar vochtige hand geklemd, en Eileen zelf, slank en bleek in de groene jurk die haar armen bloot liet, haar donkere haar losjes opgestoken, haar opgeheven hoofd als een bloem op haar lange hals, voorzichtig met haar ogen door de ruimte dwalend op zoek naar hem, maar ze zag hem niet. Matthew wachtte bij het altaar, angstig, verheugd, de priester sprak, de huwelijksgeloften werden uitgewisseld. Mijn duif in de kloven van de rots, in de schuilplaats van de bergwand, laat mij uw gedaante zien, laat mij uw stem horen. Want uw stem is zoet en uw gedaante is bekoorlijk. Na afloop op het grind voor de kerk, het witte daglicht, de kille wind, spichtige vingers van gebladerte, lachende mensen die elkaar de hand schudden en omhelsden.

Opvallend is dat het perspectief in deze passage verschuift van het gezichtspunt van Eileen naar een meer algemener, extern perspectief die de gezichtspunten van alle familieleden (zus Lola, vader Pat, moeder Mary, zwager Matthew, Eileen zelf) met elkaar in onderlinge samenhang brengt. Dit is de ‘good life fantasy’ waarin de kaders duidelijk zijn: liefde tussen twee mensen leidt tot een huwelijk, tot een gezin met kinderen die later ook gaan trouwen en kinderen gaan krijgen die later… – ad infinitum. Je kunt dit een kleinburgerlijke fantasie, een achterhaalde utopie, noemen. In een wereld waarin de Grote Verhalen terrein hebben verloren, waarin het gezin niet vanzelfsprekend meer de hoeksteen van de samenleving is, is dit beeld op zijn zachtst gezegd nostalgisch, en sterker uitgedrukt misschien zelf subversief of reactionair.

Het is makkelijk om daar cynisch over te doen. Met de teloorgegane wereld waar dat beeld op alludeert – grofweg: de jaren 50 – is natuurlijk van alles mis. Weliswaar waren onderlinge relaties meer vastomlijnd en dus helderder, ze waren ook beperkend: heteronormatief, genderspecifiek, behoudend – je trouwde niet zomaar met iemand van een andere klasse, etniciteit, of religie. Eileen – net als Alice, Felix en Simon – heeft de kritiek op dat beeld geïnternaliseerd. Ze is cynisch, maar op het moment dat ze een glimp van de ‘prachtige wereld’ ervaart in die hopeloos gedateerde kerk, voor dat stoffige altaar, doorziet ze ook het failliet van dat cynisme, van die postmodernistische ironie. Het is een filmscène die we al duizend keer gezien hebben, waar we eigenlijk om moeten lachen, maar die ons toch raakt.

Dat is moeilijk te verklaren. Het is irrationeel. En het is precies dat irrationele verlangen naar een prachtige wereld die Rooney in haar derde roman adresseert. Als er een boodschap in dit verhaal zit, dan is die optimistisch. In het laatste hoofdstuk schrijft Eileen aan Alice dat ze zwanger is van Simon. Hoewel ze niet hoopvol gestemd is over de hedendaagse maatschappelijke realiteit, moet ze ‘er niet aan denken om het te laten weghalen alleen omdat ik bang voor klimaatverandering ben’. Dat Rooney haar zo duidelijk stelling in laten nemen spreekt voor haar. Moeten we nog wel kinderen op de wereld zetten als die in brand staat? Het is misschien wel de meest fundamentele vraag die je kunt stellen, te groot eigenlijk voor een roman, maar Rooney stelt én beantwoordt hem bij monde van Eileen:

We zullen hoe dan ook moeten proberen een wereld te bouwen waar zij in kunnen leven. En ik heb het wonderlijke gevoel dat ik aan de kant van de kinderen en hun moeders wil staan, bij hen wil horen, niet als toeschouwer die ze uit de verte bewondert en over hun belangen speculeert, maar als een van hen.

Daar is weinig logisch aan; omdat het een gevoel is. Een zelfde soort gevoel als Eileen ervaarde op de trouwdag van haar zus. ‘Ik weet wel dat dit allemaal nergens op slaat als je het rationeel bekijkt. Maar ik voel het zo, ik voel het en weet dat het waar is.’

 

Een recensie door Roel Smeets over Prachtige wereld, waar ben je door Sally Rooney.

Ambo | Anthos, Amsterdam, 2021
ISBN 9789026357244
384p.

Geplaatst op 01/03/2022

Tags: relationeel

Categorie: Recensies, roman

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.