Autofictie als zoektocht

Duet

Ilse Lazaroms

In een groeiend aantal romans schurkt het hoofdpersonage opvallend dicht tegen de auteur aan. Bekende voorbeelden zijn de ‘Mijn Strijd’-serie van Karl Ove Knausgård, het recent vertaalde De jaren van Annie Ernaux en het werk van de Amerikaanse Maggie Nelson. Autofictie wordt dit genre wel genoemd: literatuur waarin de grens tussen werkelijkheid en verbeelding bevraagd wordt en proza, poëzie en essayistiek vermengd raken. In Nederland wordt dit genre nog minder beoefend. Met Duet, de debuutroman van Ilse Josepha Lazaroms, is er recent echter een roman verschenen die zich expliciet in deze traditie plaatst.

Duet is, zoals de titel doet vermoeden, een boek vol tweegesprekken: tussen hoofdpersoon Ilse en haar man A, haar (ongeboren) dochter June, haar woonboot, en haar stad, New York. Ze is in New York voor een combinatie van liefde – A is Amerikaans – en werk: Ilse is een nomadisch wetenschapper, wier tijdelijke aanstellingen haar al gebracht hebben bij universiteiten in Florence, Jena, Jeruzalem, Oslo, Boston en, nu, het New Yorkse Center for Jewish History.

Ilse in transitie

‘Ik leefde van jaar tot jaar,’ schrijft ze, en, verwijzend naar de zo gewenste zekerheid te weten waar ze over een jaar zou zijn: ‘Mijn leven – of eigenlijk, mijn academische carrière – liet dit soort zekerheden niet toe.’ Uit naam van haar carrière verhuist Ilse elk jaar weer, maar als getrouwde vrouw en met een dochter op komst lijkt die leefstijl onhoudbaar te worden. Duet gaat over die transitie en hoe Ilse de veranderende eisen van de buitenwereld verzoent met wie zij was en hoe ze zichzelf kent.

Duet is overduidelijk verwant aan het werk Maggie Nelson, in Nederland vooral bekend vanwege De argonauten (2015). Van deze auteur staat er niet alleen een aanbeveling op het omslag, ook in het verhaal zelf wordt veelvuldig naar haar werk verwezen. Andere auteurs met wie Lazaroms in dialoog treedt, zijn Rachel Cusk, Sheila Heti, Heather Christle en Carmen Maria Machado. Stuk voor stuk Engelstalige auteurs die over moederschap, gender en kunst schrijven. Die thema’s, en de vaak tegenstrijdige impulsen die haar verlangen te schrijven en haar aanstaande moederschap in Ilse losmaken, komen in Duet ook langs.

Observerend proza, zo kunnen we Lazaroms’ schrijven noemen, en metafictie. Op een gegeven moment benoemt de roman ook expliciet de eigen structuur, en de gaten daarin. Wanneer Ilse oude agenda’s doorbladert, ziet zij ‘dingen die ik was vergeten’, waaronder een reis van Amsterdam naar Wenen net voor Junes geboorte. Deze reis wordt ook niet beschreven in Duet. Op die manier wijst Duet op de eigen constructie: door aandacht te vestigen op de selectie van gebeurtenissen creëert de roman autofictionele ruimte. Ondanks de schijnbare verwantschap tussen hoofdpersoon Ilse en auteur Lazaroms kunnen we die twee niet samenvoegen: hoe autobiografisch de roman ook zou mogen zijn, hij is een selectie – een verhaal over Ilse’s transitie het moederschap in en haar huwelijk uit. Dit is uiteindelijk fictie, een verhaal, een bepaalde weergave van gebeurtenissen.

Buitenstaanderschap

Het grote thema van Duet is buitenstaanderschap: mensen die er niet ‘bij’ horen, of het gevoel hebben verstoten te zijn. Ilse voelt een instinctieve empathie met groepen die niet mee kunnen komen in de maatschappij, die uitgesloten worden, die slechts aan de randen van het verhaal te zien zijn. Lazaroms schrijft:

Waar de meeste mensen in de metro star op hun telefoon kijken, schijnbaar immuun voor het onrecht om hen heen, wordt mijn blik gevangen door de verwaarloosde persoon in de hoek, de naar pis en alcohol stinkende vrouw met holle ogen, de uitgemergelde man die luidkeels schreeuwt. Ik vraag me af wat er gebeurd is in hun leven. Hoe ze zich voelen. Of ze liefde hebben gekend. Soms maak ik een praatje met ze, of geef ik ze geld. Ik wil deze mensen laten merken dat ik ze wel gezien heb. Dat ze niet voor iedereen onzichtbaar zijn.

Ilse laat zich er dus op voorstaan dat ze mensen ziet en niet negeert. Des te pijnlijker is het dan ook dat A een steeds sterkere aantrekkingskracht voelt tot allerlei complottheorieën, vaak met Joden in de duistere hoofdrol. Ook hij voelt zich onzichtbaar en ongehoord, gevoelens die hij op steeds agressievere wijze uit. Het valt Ilse zwaar hem te begrijpen – juist van de man van wie ze houdt, of in ieder geval gehouden heeft, de vader van haar dochter, drijft ze steeds verder weg. In de krappe woonboot is daar echter weinig ruimte voor.

Sterker nog dan Ilse’s oog voor mensen die geen sociaal vangnet lijken te hebben, geeft ze in Duet blijk van haar betrokkenheid bij groepen die het om identiteitspolitieke redenen zwaar hebben. ‘Ook begint mijn hart sneller te kloppen als er iemand wordt uitgescholden, omdat ze vrouw is, bijvoorbeeld, of Latinx, of queer. Omdat ze hier “niet vandaan komt”. Waar komt die wreedheid vandaan, de drang om een ander pijn te doen?’ Het sterkst uit zich dat in haar betrokkenheid bij de Joden, wier verhalen ze zowel in haar proefschrift als in het onderzoeksproject dat haar naar New York heeft gebracht aan de vergetelheid probeert te ontrukken. Het is duidelijk dat Ilse zich vereenzelvigt met de Joodse zaak.

Zelf is Ilse echter niet Joods. Wanneer A haar er tijdens een hoogoplopende ruzie op wijst dat ze daarom altijd afstand zal voelen tot de mensen en de culturen waar ze over schrijft, is dat een van de zeldzame momenten dat hij tussen de waanzin van zijn complottheorieën door Ilse met een mogelijke waarheid confronteert. Zijn verwijt blijft hangen: ‘Zou de Joodse gemeenschap mij inderdaad beschouwen als een buitenstaander?’ vraagt Ilse zich af. En later: ‘Ik voel me deel van dit verleden, maar ik heb niets wat mijn lidmaatschap bewijst.’ Niets, op een vaag verhaal uit haar jeugd na: haar voorouders zouden uit Spanje zijn gekomen. Geheime joden, Marranos, meent Ilse: ‘Een traditie die verloren is gegaan en die ik opnieuw moet uitvinden.’ Het is niet te bewijzen, en dus ook niet te ontkrachten: hier ontstaat een kier in de zelfdefinitie van Ilse, ruimte om te bevragen waarom ze doet wat ze doet.

Een zoektocht in duetten

Duet is een roman over een identiteit in crisis. Wie is Ilse, als ze in staat is verliefd te worden op een man, hem zelfs te huwen, terwijl hij zo slecht voor haar is? Wie is Ilse, nu ze moeder wordt? Wie is Ilse, de nomadische academica die tegelijkertijd op zoek is naar vaste grond onder haar voeten en in beweging wil blijven? Wie is Ilse, de niet-Joodse die de Joodse geschiedenis bestudeert en zich ermee identificeert?

Het antwoord op die vraagt ligt besloten in de tweegesprekken. Want als Duet iets suggereert, is het dat wij zijn wie wij zijn in relatie tot anderen. Ilse zoekt een nieuwe balans, een nieuw evenwicht – en een harmonische samenzang met de dingen om haar heen. Dat kan ze niet alleen. Het antwoord op de vraag ‘wie is Ilse?’ ligt besloten in haar omgang met juist die anderen die haar ook in onbalans kunnen brengen en telkens nieuwe eisen aan haar stellen. Door June wordt ze moeder, door A eerst ‘vrouw van’ en later ‘ex-vrouw’, enzovoort. Op die manier wordt er telkens een ander antwoord gegeven op de vraag wie zij is.

Onder die verandering ligt de constante van het denken – als activiteit, en ook als reddingsboei. Voor Ilse is denken zowel leven als overleven: ze doet het automatisch. Door te denken, te analyseren en te schrijven weet zij een plaats te bemachtigen en te behouden in de wereld. Het is haar manier van grip houden op wat er om haar heen gebeurt en zichzelf staande te houden: ‘Zonder intellect besta ik niet meer.’ Tegelijkertijd is A’s groeiende waanzin daarom zo bedreigend voor Ilse: ze kan intellectueel geen grip op hem krijgen, ze begrijpt hem steeds minder. Hij maakt haar niet alleen onzeker, hij gaat volledig in tegen hoe zij zich staande houdt in de wereld. Haar speurende geest ketst op hem af.

Ergens tussen die spanning tussen leven en overleven – tussen doen wat ze wil, hoe ze het wil en telkens nieuwe vaste grond onder de voeten vinden – ontstaat Ilse’s ik. Duet legt dat ik vast op een moment van verandering en ontwikkeling, waarbij sommige stemmen luider worden, zoals die van haar nieuwgeboren dochter, en anderen, die van A vooral, na een laatste oprisping wegsterven. Lazaroms beschrijft het in een zorgvuldig vormgegeven roman, het bestaan waarvan bevestigt dat kunst en moederschap heel goed samen kunnen gaan.

Recensie van Duet van Ilse Lazaroms door Jesse van Amelsvoort.

Cossee, Amsterdam, 2021
ISBN 9789059369665
160p.

Geplaatst op 21/01/2022

Tags: autofictie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.