Rashid Khalidi werd in 1948, het jaar van Israëls onafhankelijkheidsverklaring, in New York in ballingschap geboren en heeft zowat zijn hele leven als wetenschapper en politiek actief Palestijns burger gewijd aan het lot van de Palestijnen in Israël, de bezette gebieden en de diaspora. Hij is mede-hoofdredacteur van het prestigieuze Journal of Palestine Studies en de auteur van een aantal studies over de geschiedenis van de Palestijnen en de vorming van een Palestijns nationaal bewustzijn. Dat hij aan de Columbia University in New York de leerstoel Edward Said bekleedt, is helemaal geen toeval. Ook deze bekende cultuurfilosoof was een Palestijns banneling in New York die radicale politieke standpunten combineerde met een opvallend begrip voor zijn zionistische tegenstanders en ondanks alles is blijven pleiten voor een wetenschappelijke en politieke dialoog.
In The Iron Cage. The Struggle of the Palestinians for Statehood (2006) analyseerde Khalidi de interne factoren die de vorming van een soevereine Palestijnse staat tot nog toe belet hebben. Daarin wijkt hij af van de al te vaak geuite klachten over de onwil, onverschilligheid of zelfs tegenwerking van buitenlandse machten die op zijn minst neutraal hadden moeten blijven en legt hij integendeel de nadruk op een aantal zwakke plekken in het eigen Palestijns betoog. Khalidi, die als zoon van een van de invloedrijkste Palestijnse families en clans en medewerker van de PLO erg vertrouwd is met het denken en de ambities van deze vroegere Palestijnse leidende klassen, weet waarover hij het heeft. Hij is tot de conclusie gekomen dat zij, de nog steeds invloedrijkste families, weleens andere ambities en streefdoelen hebben dan de bevrijding van het volk dat zij beweren te vertegenwoordigen en tegen de buitenwereld te verdedigen. Juist omdat hij persoonlijk zo betrokken is bij die tragische Palestijnse geschiedenis, was het een risico ondanks alles dit thema toch zo objectief en wetenschappelijk mogelijk te behandelen: elk woord hierover wordt door zijn even overtuigde tegenstanders op een goudschaaltje gewogen.
In De honderdjarige oorlog tegen Palestina gaat het vooral over de tegenwerking of onverschilligheid van een aantal Arabische en westerse bondgenoten, die zich vooral beperkt hebben tot louter retorische solidariteitsverklaringen of die uiteindelijk openlijk gekozen hebben voor allerlei vormen van samenwerking met Israël en de VS. Als gevolg daarvan stonden de Palestijnen op de internationale scene steeds meer alleen en hadden ze volgens de auteur steeds minder redenen om hun vaak bittere kritiek op het zogenaamde vredesproces in te slikken en hun zogenaamde vrienden en bondgenoten te sparen.
Het boek is chronologisch opgebouwd, van het ontstaan van de zionistische beweging tot aan de laatste ontwikkelingen in Israël, de Palestijnse gebieden en de hele regio. Het valt op dat het Palestijnse nationaal bewustzijn weliswaar sterk is opgekomen vanaf het begin van de zionistische successen, maar dat die beweging in feite ongeveer even oud is als het moderne zionisme, alsof beide bewegingen elkaar nodig hebben om te groeien. Omdat er zich al politieke bewustwording binnen de Palestijnse wereld aan het ontwikkelen was sinds de jaren 1880, een realiteit die niet tot het officiële zionistische of westerse discours behoort, kan men niet zeggen dat het Palestijnse nationalisme niets anders is dan een reactie op dat zionisme, zoals het even verkeerd zou zijn het moderne zionisme te verklaren als een reactie op het succesrijke nationaalsocialisme en de Shoah.
Voor wie ook maar oppervlakkig bekend is met het werk van Rashid Khalidi komt het niet als een verrassing dat zijn boek heel wat terechte kritiek uit op de theorieën en acties van de Palestijnse leiding, waarvan hijzelf en zijn echtgenote overtuigde medewerkers waren. Alleen moest hij telkens weer vaststellen dat die leiding, die om historische redenen niet over de expertise van veel zionistische diplomaten beschikte, zich keer op keer vergist heeft. Bijvoorbeeld in de analyse van de beroemde Resolutie 242, waarmee Amerikaanse en Israëlische experten erin geslaagd zijn een aantal legitieme eisen van de Palestijnen van de kaart te vegen nog vóór ze de onderhandelingstafel bereikten. Dit is zo vaak gebeurd dat men bijna van een geslaagde zionistische strategie kan spreken. En het resultaat liegt er niet om: het ogenblik waarop het hele grondgebied door Israël geannexeerd wordt komt snel dichterbij.
Maar daartegenover staat het historisch bredere en diepere inzicht dat de zionistische beweging in feite te laat kwam. Khalidi citeert hier de Brits-Joodse historicus Tony Judt: ‘Dat het verzet van de Palestijnen tegen hun verdrijving zo lang overeind is gebleven, geeft echter aan dat de zionistische beweging […] “te laat kwam”, toen ze een typisch eind-negentiende-eeuws, separatistisch project overbracht naar een wereld die verder was gegaan.’
Juist omdat dit Palestijnse verzet ondanks alles niet volledig werd onderdrukt, heeft Khalidi het recht en de plicht om over verdere oplossingen na te denken: ‘Er zijn altijd maar drie uitkomsten geweest voor confrontaties tussen vestigingskolonialen en inheemse volken: de eliminatie of volledige onderwerping van de inheemse bevolking, zoals in Noord-Amerika; de nederlaag en verdrijving van de kolonisator, zoals in Algerije, wat uiterst zeldzaam is; of het loslaten van de koloniale suprematie in een sfeer van compromis en verzoening, zoals in Zuid-Afrika, Zimbabwe en Ierland.’
De honderdjarige oorlog tegen Palestina is een belangrijk boek, omdat de auteur uitgerekend vanwege zijn intellectuele en morele radicaliteit een opening schept voor een echte dialoog, zonder al de halve waarheden en leugens waarin diplomaten op termijn zelf gaan (moeten) geloven. Vanuit een ethisch, historisch en democratisch standpunt biedt zijn derde oplossing voor zowel de zionisten als de Palestijnen een moeilijke maar wellicht haalbare uitweg. Tot nog toe zijn de zionisten en hun machtige bondgenoten erin geslaagd dit broodnodige gesprek tussen Palestijnen en zionisten uit de weg te gaan of tussen de plooien van de diplomatieke meerduidigheid te laten wegglijden, in de niet zo stille hoop dat ook deze kelk aan hen zal voorbijgaan. Gelukkig is sluwe ambiguïteit (‘Wat bedoelen jullie in feite met “autonomie” of “veiligheid”?’ ‘En waar zijn jullie geloofwaardige gesprekspartners?’) geen substituut voor wetenschappelijke integriteit en historisch verifieerbare waarachtigheid.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.