Proza, Recensies

Zoeken naar comfort in voedsel en moederarmen

Varkensribben

Amarylis De Gryse

Toen ik mij een aantal jaar geleden in het kader van het Nederland Leest-thema voeding verdiepte in de romans die het Nederlandse taalgebied op dit vlak kent, schrok ik van het gebrekkige rijtje waarmee ik op de proppen kon komen. Het diner van Herman Koch, over een ontsporend etentje, Troost van Ronald Giphart, over een sterrenchef die zichzelf verliest, Het Hemelse Gerecht van Renate Dorrestein, over twee zussen die zich schuldig maken aan kannibalisme – heel veel verder kwam ik droevig genoeg niet. Niet voor niets moest voor die Nederland Leest-editie een boekje worden samengesteld met nieuwe eetverhalen van vooraanstaande auteurs, onder wie opnieuw Giphart, die dat jaar als ambassadeur van de leesmaand fungeerde.

Sindsdien houd ik mijn ogen en oren open in de hoop meer voedingsgerelateerde romans tegen te komen, maar het blijft zoeken. Zelfs boeken over het jezelf onthouden van eten, het anorexiagenre, vond ik vrijwel enkel in de young adult- en non-fictiehoek.

En toen was daar in oktober vorig jaar Varkensribben van de Vlaamse Amarylis De Gryse (1989), nu genomineerd voor de Bronzen Uil, de prijs voor het beste debuut van de Lage Landen. Titel en kaft doen al vermoeden dat eten een thema zal zijn: op het omslag glanzen het wit en oranje van een ei dat zo te zien net in een goed beboterde pan is gegooid.

 

Oudemensenlichamen

Ook inhoudelijk speelt voeding in Varkensribben uiteraard een rol. We volgen de jonge Marieke, die, nadat ze door haar vriend Blok hun huis uit is gezet, in een huurauto slaapt. Elke ochtend trekt ze naar het gebouwencomplex waar ze haar rol als verpleegster van bejaarden vervult. Terwijl haar kleren steeds meer beginnen te stinken – een geblokkeerde machine in een wasserette ontnam haar de rest van haar garderobe – blijft ze driftig oudemensenlichamen poetsen.

Dat doet ze in de schaduw van de reorganisatie die zich om haar heen voltrekt: naast het oorspronkelijke tehuis is een nieuw complex verrezen, waar steeds meer mensen en functies naartoe worden overgeheveld. Het water is inmiddels al afgesloten, waardoor zij de haren van de senioren moet wassen met water uit flessen die ze de hele dag met zich meesleept. Een halve liter per hoofd – meer mag ze niet verbruiken. Steeds meer collega’s worden in het nieuwe gebouw ingeroosterd, terwijl Marieke achterblijft en in haar eentje machinaal haar taken uitvoert:

Straks begin ik eraan. Alleen. Ik duw dan mijn verpleegkar van kamer naar kamer en weet hoeveel tijd ik per persoon mag spenderen aan wassen en aankleden. En ik weet bij wie ik deze tijd zonder problemen zal kunnen behouden, en bij wie het zal uitlopen. Bij welke kamer ik eerst diep moet inademen voor ik naar binnen ga, en mezelf moet zeggen: ik zal niet boos worden. Ik zal mijn geduld niet verliezen omdat ik geen tijd heb voor hun traagheid of verwarring of allebei. Ik zal glimlachen en daarna gewoon een tandje bijsteken.

Het is een van de weinige ontboezemingen in Varkensribben waaruit duidelijk wordt welke last de ochtenddiensten voor Marieke zijn. Vaker blikt zij terug naar haar jeugd, waarin een afwezige vader en een moeder met driftbuien de twee belangrijkste componenten zijn. Eenzaamheid overheerst: zelfs van haar zussen hoeft Marieke geen steun te verwachten – zij zijn als ‘hartsvriendinnen’, die continu elkaars hand vasthouden, zonder oog voor hun andere zusje.

 

Subtiele tragiek

Die tragiek presenteert De Gryse subtiel aan de lezer. De droevigheid zit verstopt tussen de regels van de scènes waarin moeder en dochter samen taarten bakken en de jonge Marieke er alles aan doet om haar moeder te plezieren. Eten presenteert zich hier ogenschijnlijk als een lijmmiddel: een manier waarop je nader tot elkaar kunt komen, omdat je dezelfde handelingen uitvoert, iets creëert dat je later samen zult consumeren. Maar meer dan dat is in die scènes de minutieuze volgzaamheid van Marieke een poging van haar moeder de goedkeuring te krijgen waarnaar ze zo hevig verlangt: ‘Vaak zei ze dat ik het traag deed, maar zorgvuldig. Het eerste was af te leren, zei ze, maar het tweede moeilijk aan te leren. Dan gaf ze me een schouderklopje.’

Moeders driftbuien wisselen elkaar af met periodes waarin ze de gordijnen van de woonkamer sluit en op de bank gaat liggen, waarna Marieke voor haar kookt en het nauwelijks aangeroerde bord weer terug in de koelkast zet. ’s Ochtends eet ze die portie alsnog zelf op voordat ze naar haar werk vertrekt: dan nog bij de Vleescentrale, de slagerij van haar schoonfamilie, waar ze als vanzelfsprekend aan het werk moet nadat ze een relatie met slagerszoon Blok begint. Blok is een weinig gevoelige jongen, die niet in opstand komt wanneer zijn ouders zijn vriendin kleineren. Aangezien Blok ooit het familiebedrijf zal overnemen, wordt van Marieke verwacht dat ze haar leven nu al in het teken van haar partner en diens werk zet. Wanneer ze besluit toch te gaan studeren, is haar schoonfamilie verbijsterd.

Langzaam maar zeker wordt steeds meer duidelijk waar Mariekes vader tijdens al deze tragiek uithangt. Hij koos voor een relatie met een andere vrouw toen Marieke nog klein was – een keuze die Marieke dwingt te besluiten dat haar vader dood is. Na de voorjaarsvakantie waarin ze die knop omzet, vertelt ze het verzonnen nieuws zonder blikken of blozen in de klassenkring. Naderhand neemt de geschrokken juf haar apart om haar te condoleren. Ze laat Marieke geruststellend weten dat ze de komende maanden de pauzes ook binnen mag doorbrengen, tekeningen makend in het lokaal. Hoelang haar rouw precies moet duren, weet de kleine Marieke niet, en dus blijft ze tekeningen maken die passen bij de dood die ze voor haar vader verzonnen had: uitgegleden bij het zwembad tijdens hun vakantie in Frankrijk. Plat op zijn buik, in één keer morsdood. Wanneer haar moeder tijdens een ouderavond achterhaalt welke leugen haar dochter heeft verspreid, overheerst aanvankelijk de boosheid. Later op de avond komt ze bij Marieke in bed liggen, en fluistert ze haar dochter begripvol toe dat ze haar ex-man ook vaak genoeg heeft dood gewenst.

 

Ontsporen

Met zo’n leven is het niet vreemd dat Marieke zo nu en dan verlangt naar haar eigen levenseinde. Als ze zich op perrons begeeft, blijft ze steevast op een van de bankjes zitten, zich voorstellend hoe ze zich ‘plots onder een aanstormende trein zou gooien’. Als ze met haar auto op de snelweg rijdt, houdt ze het stuur met klamme handen vast, bang als ze is dat ze zichzelf ‘in een ongecontroleerde seconde’ tegen het beton van een brugpijler aan zou laten knallen. Wanneer ze in de winter langs de vaart loopt, bedenkt ze hoe het zou zijn om te verdrinken, hoe ze ‘verkrampt naar adem zou happen tot de vrieskou het overneemt en verlamt, hoe ik dan in stilte zou kunnen zinken’. Maar steeds relativeert ze zulke gedachten met een terloops ‘Maar ach, heeft niet iedereen dat wel eens?’

Soms drijven in Varkensribben zulke diepste gedachten naar de oppervlakte in stream of consciousness-achtige passages, als tekenen van de paniek die Marieke de rest van de tijd probeert te onderdrukken:

Er zitten mensen op terrasjes en het is vreemd want het is intussen al laat, de warmte zou weg moeten trekken maar ik voel enkel drukte, drukte, de hitte drukt zich op mijn schouders en zelfs op mijn hart, zo lijkt het, zo warm is het, en ik rijd het centrum uit voorbij mijn werk waar ik morgen de ochtenddienst heb en voorbij de rotonde en het pakt zo op mijn adem, die hitte, ik hijg en ik tintel en het drukt zo, en ik rijd voorbij de rotonde en zijn deze krampen normaal, in mijn arm, in mijn pink, in mijn borst, is dit een zonnestreek en als dit een zonnesteek is waarom lijkt mijn hart dan te willen stoppen (…)

Zo ontspoort het verhaal gestaag. Mariekes vriend en schoonfamilie behandelen haar steeds onprettiger, met als dieptepunt het moment waarop Blok besluit dat Marieke te dik is en op rantsoen moet. Ze krijgt alleen een banaan als ontbijt; de snacks verstopt hij op een plek waar alleen hij erbij kan. Het haalt weinig uit: om haar honger te stillen, trekt Marieke op haar werk de snoepautomaat leeg en gaat ze na haar werk voortaan naar de chocolaterie, waar ze voor zeven euro vijftig aan bonbons koopt, die ze zittend naast haar auto bij de vaart opeet tot ze zo misselijk is dat ze moet overgeven. Op het werk is er niemand meer met wie ze haar verdriet kan delen. Marieke is een tijdbom die op het punt van ontploffen staat.

 

Smakeloze maaltijden

In de loop van de roman verknopen voeding, lichaam en verdriet zich steeds meer met elkaar. In de wereld van Marieke staat voedsel niet langer voor comfort: het is het rauwe vlees dat ze onder toeziend oog van haar schoonouders in stukken moet snijden, de smakeloze maaltijden die ze tijdens haar ochtenddiensten uitserveert, de chocolade die ze daarna in eenzaamheid naar binnen werkt. Als haar zussen haar ook nog eens vertellen dat de kookscènes met haar moeder nooit hebben plaatsgevonden, maar dat haar vader de hoofdrol speelde in die rituelen, is de chaos compleet. Het mag dan ook geen wonder heten dat Mariekes totale ontsporing uiteindelijk in de keuken plaatsvindt.

Met Varkensribben leverde De Gryse een zorgvuldig gecomponeerde roman af, waarin de onderliggende thema’s zich subtiel en op verschillende vlakken aan de lezer presenteren. De mooiste passages zijn die waarin Mariekes kwetsbaarheid alsnog aan de oppervlakte verschijnt: wanneer ze tijdens haar ochtendrondes beseft dat de vergeetachtigheid van de ouderen om haar heen weleens aanstekelijk zou kunnen zijn – net zomin als zij nog weten wie Marieke is, zo weinig weet Marieke nog over zichzelf en haar ware jeugd. Na verloop van tijd realiseert ze zich dat dat is wat al die senioren en zij met elkaar gemeen hebben: ze hebben een getroebleerde relatie met hun verleden, waarin ze toch maar blijven hangen. Daarmee is Varkensribben een subtiele roman over de menselijke roep om geborgenheid en de ontsporing die plaatsvindt als niet in die behoefte wordt voorzien: niet alleen bij het hoofdpersonage, maar bij eenieder die zij tegenkomt.

 

Recensie: Varkensribben van Amarylis De Gryse door Anne van den Dool

Prometheus, 2021
221p.

Geplaatst op 12/10/2021

Tags: amarylis de gryse, varkensribben, voedsel

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.