In de samenleving heeft het gevoel van ‘post-waarheid’ aan populariteit gewonnen, wat duidt op een verminderd geloof in traditionele waarheden die terug te leiden zijn tot de Verlichting, legt journalist en filosoof Rob Wijnberg (1982) uit in Voor ieder wat waars. Hoe waarheid ons verdeelt en ons weer kan samenbrengen. Op een zeer toegankelijke manier gaat hij in zijn nieuwste boek in op het fenomeen post-truth society. De auteur zet uiteen dat wij in een tijd leven waar traditionele waarheden worden herzien ten behoeve van onze gezamenlijke vooruitgang. Hij vindt daarom dat de karakterisering van post-truth society de discussies rondom waarheid te veel versimpelt.
Zinniger is, stelt Wijnberg, om het concept post-progress society centraal te stellen: een samenleving waarin er gebrek is aan een gedeelde visie voor de toekomst. Hoewel persoonlijke vooruitgang nog steeds haalbaar kan zijn, zorgt de afwezigheid van een verenigend perspectief op vooruitgang ervoor dat de samenleving op drift raakt en vatbaar is voor verdeeldheid en desinformatie. Wijnberg tracht daarom het besef te creëren dat de maatschappij in plaats van de waarheid te verwerpen, worstelt met de manier waarop zij onze collectieve vooruitgang het beste kan dienen. Deze recensie gaat kritisch in op de wijze waarop de auteur het concept waarheid aanvliegt. Eerst bespreek ik hoe de filosoof waarheid met liefde vergelijkt om de schijnbare tegenstrijdigheden in menselijke ervaringen te verklaren. Vervolgens ga ik in op zijn focus op de rol van sociale media in het bevorderen van individualisering en een gebrek aan collectieve aandacht. Tot slot reflecteer ik op de grenzen van collectiviteit en vooruitgang in Wijnbergs betoog.
Het is duidelijk dat Wijnberg wil bijdragen aan oplossingen voor de meest prangende kwesties van onze tijd: misinformatie, desinformatie en de teloorgang van het idee van universele waarheden. Van Plato en Aristoteles tot Descartes, Kant en Nietszche: filosofen bekommeren zich al eeuwen om de vraag wat waarheid is. Ook twintigste-eeuwse filosofen – onder wie Jacques Derrida, Maurice Merleau-Ponty en Jean-Paul Sartre – hebben waarheid onderzocht als zijnde een construct of fenomeen. En kritische denkers zoals Gayatri Chakravorty Spivak, Achilles Mbembe, bell hooks en Aníbal Quijano hebben laten zien dat waarheid contextgebonden is en te vinden is in de intersectie van perspectieven waarachter macht schuilt.
Net als zijn eerdere werk In dubio. Vrijheid van meningsuiting als het recht om te twijfelen richt de auteur zich op de positie van het individu in de samenleving. Hij verschuift hiermee de discussie over waarheid naar individualisering. Voor ieder wat waars begint met de zoektocht naar collectieve vooruitgang, met parallellen tussen liefde en waarheid. Volgens Wijnberg is de diepgaande impact die waarheidsvinding op de samenleving heeft vergelijkbaar met de manier waarop liefde mensen beïnvloedt. Liefde en waarheid worden gezien als paradoxen, magnetische krachten en mysteries, maar ook als achtervolgingen, beloftes en ontgoochelingen; ze bevatten allebei zowel een constructief als destructief potentieel. Wijnberg stelt de vraag hoe we de concepten van individualisering en fragmentatie van waarheden beter kunnen begrijpen door het fenomeen liefde onder de loep te nemen. Hij lijkt daarbij echter voor een specifieke vorm van liefde te kiezen, namelijk wat de Oude Grieken Eros noemden. Hiermee zorgt Wijnberg ervoor dat de lezer met een individualistische kijk naar waarheid zijn zoektocht interpreteert.
Eros is romantische of hartstochtelijke liefde, gekenmerkt door verlangen en aantrekkingskracht. De term wordt vaak geassocieerd met fysiek of seksueel verlangen, maar kan ook emotionele intimiteit en het verlangen naar vereniging met een ander omvatten. In de Griekse mythologie wordt Eros vaak afgebeeld als een gevleugelde jongen – ook bekend als Cupido – die een pijl en boog hanteert om romantische liefde bij stervelingen te inspireren. Plato en Aristoteles onderzochten het concept van Eros in hun geschriften, waarbij ze de rol ervan in menselijke relaties bespraken en verbanden legden met het streven naar schoonheid als de hoogste vorm van waarheid. Deze vaak door libido gedreven waarheid is individualistisch van aard. Stephen Fry beschreef Eros in Mythos (2017) – zijn hervertelling van Griekse mythes – dan ook als het soort dat ons de meeste problemen brengt; eros en het erotische kunnen ons zowel tot glorie en geluk, als tot schande en wanhoop leiden. Kortom, de weg van Eros leidt tot een wereld waarin onze collectieve aandacht botst met onze individualistische libido’s, waardoor een collectieve waarheid zoek is in het moeras van allerlei perspectieven.
In essentie is de parallel tussen liefde en waarheid gebaseerd op de schijnbare tegenstrijdigheden en complexiteiten van menselijke ervaringen en emoties, waarbij positieve en negatieve aspecten naast elkaar bestaan en elkaar kunnen beïnvloeden. Volgens Wijnberg is de grote paradox van onze tijd dat hoewel we het nog nooit zo goed hebben gehad, zowel wereldwijd als in het Westen, we tegelijkertijd geconfronteerd worden met de grootste problemen uit de menselijke geschiedenis, die zorgen voor permanente spanning en onzekerheid. Hij laat daarnaast zien hoe de gevestigde waarheden die lang als vanzelfsprekend werden beschouwd, aan het wankelen zijn gebracht. De spanningen rondom de kloof tussen rijk en arm, op zowel nationaal als internationaal niveau, zijn hier een voorbeeld van en vormen een van de urgentste problemen van onze tijd (naast klimaatverandering, de mondiale gezondheidscrisis en disruptieve technologie).
Wijnberg schetst een beeld van de samenleving waarin het individu en het collectief tegenpolen zijn. Samen staan wij los van elkaar, dat lijkt de kritische kern te zijn van Wijnbergs boek. De filosoof zoekt eigenlijk naar een Nederlandse vertaling van de Griekse agape: een maatschappelijke of collectieve liefde. In zekere zin sluit hij daarmee aan bij de Ubuntu-filosofie: ‘ik ben omdat jij bent’. Dat hij deze term niet noemt, past in zijn eurocentrische kijk op het onderwerp, al bekritiseert hij dat perspectief ook juist expliciet. Dat doet hij onder andere aan de hand van Levinas’ theorie van ‘egologie’. Hij stelt dat het westerse individualisme en eurocentrisme leiden tot een privatisering van waarheid, waarbij persoonlijke overtuigingen boven gemeenschappelijke waarden staan. Het is daarom des te opvallender dat er in Voor ieder wat waars zo weinig niet-westerse denkers voorkomen die over waarheid hebben geschreven. Wijnberg draagt door die keuze bij aan het idee dat waarheid en voortuitgang vooral gekoppeld zijn aan westerse landen, die bepaalde waarheden beschermen en andere negeren, waardoor sommige groepen harder moeten vechten voor de erkenning van hun waarheid.
Wijnberg bespreekt ook de perceptie van toenemende polarisatie in de samenleving, die volgens hem bestaat, hoewel er ook aanwijzingen zijn voor een groeiende consensus over verschillende kwesties. Vanuit dit perspectief leest het boek als een mediakritiek. De media spelen een belangrijke rol bij het formuleren van politieke debatten in termen van winnaars en verliezers, stelt Wijnberg, waardoor de perceptie van polarisatie wordt versterkt. Hij benadrukt hoe sociale media en nieuwsframing bijdragen aan de perceptie van grotere verdeeldheid. Ondanks het bestaan van echte ideologische conflicten en sociaaleconomische verschillen, vergroot de aandacht die aan waargenomen verdeeldheid wordt besteed vaak de feitelijke verschillen.
Wijnberg beargumenteert voornamelijk dat socialemediaplatforms de neiging hebben om extreme standpunten te versterken, waardoor de illusie van grotere polarisatie ontstaat, terwijl een zwijgende meerderheid feitelijk meer overeenkomsten deelt. Hij benadrukt het belang van het maken van onderscheid tussen waargenomen polarisatie – aangewakkerd door verhalen in de media – en de werkelijke mate van overeenstemming binnen de samenleving over diverse kwesties. Hij licht voorbeelden uit van aanzienlijke consensus over verschillende kwesties, zoals klimaatverandering, waarbij een grote meerderheid van wetenschappers, landen en politieke instanties deze ontwikkeling erkennen als een ernstig, door de mens veroorzaakt probleem. Uit onderzoeken blijkt dat slechts een klein percentage van de bevolking klimaatverandering ontkent. Volgens Wijnberg gelden dergelijke patronen van groeiende consensus ook voor denken over ongelijkheid, euthanasie, abortus en multiculturalisme, wat juist wijst op collectieve overeenstemming in plaats van verdeeldheid. Hij suggereert dat de zichtbaarheid van meningsverschillen is toegenomen als gevolg van de aard van nieuwsverslaggeving en algoritmen voor sociale media die prioriteit geven aan sensationele en tegenstrijdige inhoud.
Daarnaast worden waarheden volgens Wijnberg nog meer uit elkaar getrokken door cijferfetisjisme. Hij illustreert hoe de mondiale economie, vooral in de jaren tachtig van de vorige eeuw, onder leiding van Margaret Thatcher, Ronald Reagan, en in Nederland Ruud Lubbers en Wim Kok, met de vrijemarktideologie van de Mont Pelerin Society een aanzienlijke verschuiving onderging. Een utilistisch gerichte mentaliteit werd dominant, waarbij economische factoren zoals koopkracht en bruto binnenlands product voorrang kregen boven waarden als rechtvaardigheid en gelijkheid. Deze verschuiving leidde tot de privatisering van ooit openbare diensten zoals transport en gezondheidszorg, en zelfs door de overheid gecontroleerde diensten begonnen onder een economische logica te opereren. Ziekenhuizen veranderden in winstgedreven bedrijven, waarbij de nadruk kwam te liggen op efficiëntie in de gezondheidszorg, en werkplekken gaven prioriteit aan productiviteit en winstgevendheid.
Ook het onderwijs onderging een vergelijkbare verandering, waarbij het vergroten van de inzetbaarheid van studenten op de arbeidsmarkt een doel werd van hoger onderwijs, in plaats van het vergroten van fundamentele kennis. Op dezelfde manier zag het wetenschappelijke veld dat universiteiten en onderzoeksfinanciering werden beïnvloed door economisch potentieel in plaats van hoofdzakelijk academische bezigheden, waardoor universiteiten bedrijven werden voor het produceren van economisch waardevolle kennis. Deze verschuiving naar een economische mentaliteit, vaak de ‘logica van efficiëntie en productiviteit’ genoemd, leidde tot een cultuur waarin alles werd bekeken door de lens van cijfers en data. Ethische vragen en overwegingen over wat een goed leven of een rechtvaardige samenleving inhoudt, werden terzijde geschoven ten gunste van kwantificeerbare maatstaven en economische indicatoren. De focus op het meten en kwantificeren van aspecten van de samenleving verving diepere ethische reflecties en overwegingen.
Wijnberg probeert in Voor ieder wat waars voorbij het idee van lineaire vooruitgang te denken, een gedachtevorm die het moderne denken enorm heeft beïnvloed. Het idee dat socialemediaplatforms en cijferfetisjisme onze verschillen vergroten, zet Wijnberg overtuigend neer. Maar het wegzetten van die verschillen als enkel een versterkte perceptie die onze collectieve aandacht bestookt, werkt hij minder scherp uit. Een ervaren schrijver als Wijnberg had deze voor de hand liggende kritiek juist diepgaand kunnen uitwerken. Hij lijkt er soms een aanloop toe te nemen, bijvoorbeeld wanneer hij beargumenteert:
Voor de goede orde: natuurlijk is er serieus ideologisch conflict in ons land en in de wereld, zoals er ook diepe sociale en economische tegenstellingen bestaan tussen arm en rijk, zwart en wit, hoog- en laagopgeleid, stad en platteland. Aan de ernst daarvan doet groeiende consensus niets af. Maar de aandacht voor onze onenigheid is zo groot dat we onszelf veel grotere meningsverschillen toedichten dan er werkelijk zijn. We vóélen ons verdeelder dan ooit, maar zijn dat niet.
Wijnberg richt zich dus op collectieve aandacht, perceptie en waarheidsvinding. De vraag blijft echter hoe we ons moeten verhouden tot ontwikkelingen die overduidelijk niet de goede kant op gaan. Het is een gemiste kans dat hij niet uitwerkt hoe waarheid als constructief middel kan worden ingezet. De nadruk ligt nu namelijk vooral op haar destructief potentieel. Misschien essentiëler nog: hoe kan waarheid toewerken naar agape zonder dat die verloren gaat in de overvloed aan instant gratifications, likes en shares? Agape wordt vaak onvoorwaardelijke liefde, onzelfzuchtige liefde of goddelijke liefde genoemd. Die soort liefde wordt gekenmerkt door een diepe en oprechte zorg voor het welzijn van anderen, ongeacht hun daden of eigenschappen. Agape is altruïstisch, opofferend en streeft naar het hoogste goed voor de geliefde. Waar zit het offer volgens Wijnberg?
Opgegroeid op een plek die ooit gekoloniseerd was, en waar men nog steeds sporen terugvindt van die kolonisatie, ervaar ik het als normaal om te leven tussen verschillende waarheden. Wat mensen echt verbindt, is niet alleen dat we iets weten of elkaar begrijpen, maar dat we elkaars positie in de loterij van het leven erkennen, een koers bepalen en actie ondernemen, zelfs als we niet alles weten. Het is juist het niet-weten dat ons verbindt. Waarheid is altijd een plek van conflict geweest, dus zoekt men naar vertrouwen.
In zijn boek benadrukt Wijnberg herhaaldelijk hoe ernstig de toenemende opwarming van de aarde en de ernstige gevolgen van klimaatverandering zijn. Het overmatig gebruik van fossiele brandstoffen en het verstoren van natuurlijke ecosystemen kunnen leiden tot massale uitsterving van soorten. Als inwoner van Caribisch Nederland weet ik dit als geen ander. Het Caribisch gebied is volgens UNEP een hotspot voor biodiversiteit, met meer dan 11.000 plantensoorten, waarvan er ongeveer 72 uitsluitend in de regio voorkomen. Het tempo waarin die biodiversiteit afneemt in het gebied is zeer zorgwekkend. De populaties wilde dieren in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied zijn volgens WWF sinds 1970 gemiddeld met 69% afgenomen, terwijl de zoetwatersoorten met 83% zijn geslonken. Inspanningen om het ecosysteem te beschermen en te behouden, zijn overduidelijk van belang om verdere verliezen te beperken. Een revolutie voor regeneratief denken, ligt vrij voor de hand. Toch zijn de veranderingen stapsgewijs en zeer procesmatig gefinancierd door de fossiele brandstoflobby. Een voorbeeld is de olieverspilling in Trinidad en Tobago. Die heeft gevolgen gehad tot aan de wateren van Grenada en Bonaire. De regering van Bonaire heeft gezegd dat ze van plan is om juridische stappen te ondernemen. En de premier van Trinidad en Tobago heeft het incident tot een ‘nationale noodsituatie’ uitgeroepen en benadrukte de noodzaak van gerechtigheid. Hoelang zal het duren voordat Trinidad en Tobago, Grenada en Bonaire schadevergoedingen krijgen? Deze waargenomen verdeeldheid is ontstaan uit feitelijke verschillen.
Laat ik het nog scherper stellen. Hoe groot moet de collectieve waarheid van Wijnberg zijn om daadwerkelijk tot verandering over te gaan? Is de collectieve waarheid niet groot genoeg om een punt te zetten achter het Israël-Gaza-conflict? Hoeveel studenten moeten nog gaan protesteren op universiteitspleinen? Hoeveel mensen van de Joodse gemeenschap moeten aangeven dat staan voor Palestina geen antisemitisme is, voordat Netanyahu inziet dat een staakt-het-vuren en het toewerken naar een tweestatenoplossing de enige vreedzame weg vooruit is? Bestaat er geen moment waarop we kunnen zeggen dat een standpunt onwaar is en ontmanteld moet worden?
Het is op dit punt duidelijk dat de zoektocht naar een collectieve waarheid grenzen kent. Wijnbergs onderzoek naar ideeën en concepten die een meer collaboratieve, onderling verbonden en harmonieuze samenleving voorstellen, komen hierdoor soms relativistisch, onrealistisch en romantisch over. Het belang van samenwerking, gedeelde waarden en collectief welzijn onderstreep ik geheel, maar Wijnberg presenteert daarnaast een visie die vooral utopisch is. We are the world, maar ondertussen heeft de Tweede Kamer de motie aangenomen om de leus ‘From the river to the sea, Palestine will be free’ strafbaar te stellen. Het bezingen van tolerantie en harmonie staat tegenover de beperking van politieke vrijheid.
In Wijnbergs woorden hebben in Nederland miljoenen mensen gestemd op ‘nostalgische nationalisten’. Door wetenschappelijk bewijs te verwerpen en vast te houden aan een geromantiseerde versie van de geschiedenis bieden nostalgische nationalisten een simplistisch verhaal dat een terugkeer belooft naar een zorgeloos tijdperk. De liefde voor waarheid blijft hiermee gevangen in een romantische Eros, als een verloren liefde die heroverd moet worden.
Agape en Ubuntu kunnen echter ook verbindend zijn. Ik stel dat ook progressieven een verhaal hebben, één dat veel ouder en fundamenteler is dan die van nostalgische nationalisten, één dat ons verbindt met eencelligen, met de aarde. Dit verhaal omarmt complexiteit en verwevenheid boven simplisme en individualisme. Het is geworteld in de principes van ecologie die samenwerking, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid boven het ellebogenwerk van exclusiviteit stellen. In het progressieve verhaal gaat men voorbij aan oppervlakkige oplossingen en wordt er gestreefd naar diepgaande, langzame veranderingen die recht doen aan de complexiteit van onze wereld en de diversiteit om ons heen.
Het omarmen van deze nieuwe benadering vereist dat we ook dekoloniale, niet-westerse inzichten durven te accepteren. Deze inzichten dagen ons uit om onze relatie met de natuur, met elkaar en met onze nostalgische ethische overtuigingen te heroverwegen. Ze ontmaskeren wat Wijnberg voorzichtig verwoordt als ‘nostalgie’, namelijk het inzicht dat vrijheid van meningsuiting grenzen kent. Want tot op heden wordt, zij het langzaam, onbeholpen of onbedoeld, het nostalgisch nationalisme genormaliseerd als waarheid door wat Wijnberg in eerdere werk ‘het recht om te twijfelen’ heeft genoemd.
Een recensie door Juan-Carlos Goilo over Voor ieder wat waars. Hoe waarheid ons verdeelt en ons weer kan samenbrengen van Rob Wijnberg.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.